Een dynamische rivier met goede waterkwaliteit, natuurlijk hydrologisch regime en sedimentlast

0102

De mogelijkheid om de instandhoudingsdoelstellingen in het rivierbed van de Maas te realiseren, is gekoppeld aan de rivierdynamiek en de kwaliteit van de rivier. Criteria die van belang zijn, betreffen onder meer: de waterkwaliteit, de afvoer, de sliblast, het zuurstofgehalte, watertemperatuur, lozingen, calamiteiten ed., de beddingmorfologie, de afvoerschommelingen bij laagwater, de piekdebieten, de stroomsnelheden, de vuilvracht, …

In het kader van het stroomgebiedbeheerplan voor de Maas (2010-2015) zijn er voor de speciale beschermingszones gebiedsgerichte doelstellingen geformuleerd. Voor de Maas zijn deze doelstellingen:

  • Doelstelling 1: Instandhouding en herstel van de natuurlijke waterhuishouding ter hoogte van de SBZs.
  • Doelstelling 2: Instandhouding, herstel of ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijk waterpeilregime.
  • Doelstelling 3: Strengere doelstellingen (zeer goede ecologische toestand volgens decreet IntegraalWaterbeleid of bijzondere milieukwaliteitsnormen volgens het Decreet Algemene BepalingenMilieubeleid) inzake waterkwaliteit
  • Doelstelling 4: Behoud en ontwikkeling van voldoende natuurlijke stromingsdiversiteit, dieptevariatie en sedimentatie- en erosieprocessen binnen de bedding
  • Doelstelling 5: Opheffen van de vismigratieknelpunten op de prioritaire waterlopen
  • Doelstelling 6: Uitbreiding oppervlakte habitat conform de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen en de instandhoudingsdoelstellingen per Speciale Beschermingszone.

Indien de doelstellingen uit het stroomgebiedbeheerplan voor de Maas gerealiseerd worden, dan is reeds invulling gegeven aan de kwaliteitseisen van de riviergebonden habitats en soorten. Dit kan door samenwerking met de rivierbeheerders in de verschillende landen en landsdelen. Om deze doelstellingen te realiseren zijn de volgende inspanningen nodig:

  • 1. Ter hoogte van de SBZ moet de natuurlijke waterhuishouding in stand gehouden worden of hersteld worden. Het peilbeheer wordt optimaal afgesteld op de beoogde natuurdoelen
  • 2. Er wordt een zo natuurlijk mogelijk waterpeilregime gerealiseerd dat geschikte milieucondities voor de betrokken habitats en soorten van het SBZ realiseert
  • 3. De milieukwaliteitsnormen voor de betrokken waterlichamen van de Grensmaas worden conform de milieukwaliteitsnormen afgestemd op de betrokken habitats en soorten van het habitatrichtlijngebied. Momenteel geldt voor instandhouding van de vissoorten voor opgeloste zuurstof de grenswaarde tussen zeer goed en goed. In overeenstemming met de andere oeverstaten moet nagegaan worden of strengere milieudoelstellingen nodig zijn voor de stroomminnende visfauna (bv. temperatuur). Voor habitattype 3260 gelden de voorgestelde strengere kwaliteitseisen tussen de zeer goede en goede ecologische toestand voor stromende en stilstaande wateren.
  • 4. Binnen de bedding moeten de natuurlijke stromingsdiversiteit, dieptevariatie en erosie- en sedimentatieprocessen hersteld worden zodat er voldoende kwalitatief leefgebied is voor de verschillende vissoorten met elk hun eigen habitatvereisten. Hiervoor is ook een voldoende hoog aandeel waterplanten noodzakelijk in de bedding: dit vergt een aangepast ruimings- en onderhoudsbeheer (onderhoudsruimingen waar mogelijk achterwege laten, of elders spreiden in tijd en ruimte)
  • 5. De vismigratieknelpunten moeten over heel het traject van de Maas opgelost worden, zodat vissen terug vrij kunnen migreren vanaf de monding tot aan de bovenlopen. De Grensmaas is aangemeld bij Europa voor deze doelstelling en ook aangeduid op de prioriteitenkaart voor de Benelux-vismigratie
  • 6. Uitbreiding van de oppervlakte habitat conform de GIHD en de SIHD. In een aantal gevallen is de habitatuitbreiding reeds voorzien voor de komende planperioden zoals voor het eiken-iepenbos langs de Maas na uitvoering van het Grensmaasproject.

De maatregelen in het bekkenbeheerplan voor de Maas zijn gerealiseerd of in ontwikkeling.

Momenteel zijn de totale N en P fracties in het water nog een specifiek knelpunt, evenals het tekort aan sediment en de laagwaterafvoeren en onnatuurlijke peilschommelingen. Voor het natuurlijke afvoerrregime is Vlaanderen afhankelijk van het bovenstrooms gevoerde beheer. Hier liggen optimalisatiemogelijkheden die momenteel worden onderzocht. Verdere afspraken met de verschillende rivierbeheerders, ANB, EL&I, provincie Nederlands Limburg, … zijn hieromtrent nodig. De VNBM kan hierin sturend optreden.