Otter

Lutra lutra
Fauna
Zoogdieren
Lutra lutra Otter
Verspreidingskaart (2007),  Otter
Kaart van de speciale beschermingszones voor: Otter

+

Uitbreiding van het areaal tot de regio van de Grensmaas

+

Uitbreiding van de huidige populatie

+

Oplossen van ongunstige waterkwaliteit, versnippering, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Bevordering van het herstel van visbestanden (o.a. paling). Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteit.

De Otter is een grote marterachtige met een kop-romplengte van 60 tot 95 cm, en opvallend zware, tot 50 cm lange, kegelvormige staart. Volwassen dieren wegen 10 à 12 kg. Met de relatief korte voor- en achterpoten bewegen ze zich eerder onhandig voort op het land, maar ze zijn met hun gestroomlijnde vorm, kleine oren en zwemvliezen tussen de tenen zeer goed aangepast aan het leven in het water. Bij vluchtige waarnemingen in het water is verwisseling mogelijk met Amerikaanse nerts, Bever, Beverrat of Muskusrat.

De Otter kwam vroeger in heel Europa voor, maar de soort is inmiddels verdwenen in grote delen van Noorwegen en Zweden, Nederland (recent opnieuw uitgezet), West-Duitsland, Zwitserland, Noord-Italië en Noord-Frankrijk. Tot in het begin van de 20ste eeuw werden ook in vrijwel heel Vlaanderen Otters aangetroffen, maar momenteel is het dier op populatieniveau bij ons vrijwel zeker uitgestorven. In de streek van de Grensmaas zijn er recent enkele waarnemingen die mogelijk betrekking hebben op zwervende dieren (vanuit Wallonië?) of op een kleine relictpopulatie. Daarnaast zijn er sporadische meldingen (vaak niet bevestigd) uit de IJzervallei, het Oost-Vlaams krekengebied en de Noorderkempen.

In Vlaanderen heeft de soort een erg spectaculaire achteruitgang gekend tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw. Er zijn meerdere oorzaken. Initieel was er een fanatieke uitroeiingscampagne, waarbij premies werden uitgereikt voor elke dode Otter. Later kwamen daarbij: toenemende watervervuiling, het verlies aan geschikte biotopen, fragmentatie van de leefgebieden door aanleg van wegen en andere barrières en toenemende verstoring (bv. door watergebonden recreatie, beekruimingen, bebouwing). De Otter staat aan de top van de voedselketen, waardoor mogelijke accumulatie van PCB’s en aanverwante contaminanten, die veelvuldig in Paling (de hoofdvoedselbron) zijn vastgesteld, tot bijkomende mortaliteit en verminderde vruchtbaarheid heeft geleid.

De Otter vereist uitgestrekte waterrijke gebieden met een goede waterkwaliteit en een variatie aan structuurrijke oevers en oeverzones. Het creëren en/of herstellen van dergelijke gebieden is noodzakelijk om stabiele populaties te kunnen opbouwen. Bijzondere aandacht dient ook te gaan naar aanleg van otterpassages onder drukke wegen. De mortaliteit via het verkeer blijkt immers één van de grootste problemen te zijn voor succesvolle hervestiging van de soort.

De Otter bewoont een grote verscheidenheid aan waterrijke gebieden, zoals rivier- en beeksystemen, sloten en vijvers, laagveengebieden en natte valleigraslanden. De mannetjes zijn territoriaal en gebruiken een zeer groot leefgebied (bv. tot 20 km oeverlengte); de wijfjes leggen doorgaans kleinere afstanden af. Gezien de Otter voornamelijk een viseter is, is een rijk visbestand en een goede waterkwaliteit cruciaal. Een structuurrijke oeverbegroeiing is noodzakelijk in functie van dekking en rust. Typische rustplaatsen zijn dichte rietvegetaties, struwelen en holtes onder het wortelstelsel of aan de voet van bomen op de oever.