U bent hier
Waarschuwingsbericht
Bever
De Bever is het grootste knaagdier van Europa (kop-romplengte tot 100 cm met een brede, afgeplatte staart van 30 cm). Volwassen dieren kunnen gemiddeld 20 (max. 30) kg wegen. Met de korte voor- en achterpoten bewegen ze zich op het land onhandig waggelend voort. Met hun gestroomlijnde vorm, kleine oren en zwemvliezen tussen de tenen van de achterpoten zijn ze echter uitstekend aangepast aan het leven in het water. De staart fungeert als roer. Opvallend zijn de lange, oranje, vlijmscherpe, altijd doorgroeiende snijtanden. Bij vluchtige waarnemingen in het water is verwisseling mogelijk met Otter of Beverrat.
De Bever kwam vroeger in heel Europa voor, maar was door overbejaging in het begin van de 20ste eeuw tot een aantal relictgebieden in Frankrijk (Rhône), Duitsland (Elbe), Noorwegen en Polen teruggedrongen. De ondersoort C. fiber albicusvan het Elbe-gebied is de ondersoort die oorspronkelijk ook in Vlaanderen voorkwam, maar bij ons reeds halverwege de 19e eeuw was uitgeroeid. In Nederland, Duitsland en Wallonië zijn recent herintroductieprojecten gestart. Zwervende dieren worden tegenwoordig regelmatig gezien langs de Grensmaas. In 2003 werden in Vlaams-Brabant, in het stroomgebied van de Dijle en de Laan, op niet-officiële wijze Bevers uitgezet, die zich ondertussen hebben voortgeplant en verspreid in de regio. Recente waarnemingen gebeurden ondertussen ook langs de Demer en de Berwine in Voeren.
De Bever lijkt momenteel niet bedreigd in Vlaanderen. Geringe voortplanting door verstoring en microverontreinigingen in het water en beperkte dispersie tengevolge van allerlei barrières en verkeersslachtoffers zijn mogelijke remmende factoren bij de uitbreiding van de Vlaamse beverpopulatie.
De Bever is gebaat met een goede waterkwaliteit en een waterbeheer dat ruimte laat voor natuurlijke oeverontwikkeling en waterpeilregimes. In de leefgebieden zijn flankerende maatregelen gewenst, zoals het instellen van bufferzones langs waterlopen, waar voldoende voedsel te vinden is, zodat de dieren zich niet te goed doen aan landbouwgewassen. Rust is een belangrijke factor voor succesvolle voortplanting.
Bevers komen voor langs beken, rivieren en waterplassen afgezoomd met bomen, struiken en moerasvegetatie en met een waterdiepte van min. 0,5 m. Ze hebben een grote impact op hun omgeving en de aanwezige levensgemeenschappen. Geschikte leefgebieden bieden de nodige rust voor de bouw van moeilijk bereikbare burchten, die meestal bestaan uit een gang uitgegraven in de oever, die eindigt in een nest van takken, planten en modder. Wanneer de oever te vlak of te hard is, worden drijvende, bovengrondse burchten gebouwd. Als het water te ondiep is of te snel stroomt, bouwen ze dammen, zodat voldoende stilstaand water ontstaat. Bevers leven in familieverband en zijn strikte planteneters met een voorkeur voor schors, twijgen en bladeren van zachte houtsoorten zoals wilg, populier en berk. Om aan de twijgen en bladeren te geraken worden bomen met een diameter tot 60 cm omgeknaagd. Zelden gaan ze hiervoor verder dan 100 m van de oever. Ze zijn overwegend nachtactief. Het menu wordt aangevuld met grassen, kruiden en s winters ook met plantenwortels.
Natuur en Bos maakt enkel gebruik van functionele cookies op deze website. Lees onze privacyverklaring en ontdek ons cookiebeleid.