

Zwarte Beek
Algemene info
Dit Natura2000-gebied ligt in het noordwesten van de provincie Limburg en is het grootste in Vlaanderen.
Het grootste deel van de Zwarte Beek is natuurreservaat: beheerders zijn Natuurpunt (777 ha) en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) (47,7 ha in de vallei en 3237 ha militair domein). De terrils zijn in beheer bij het ANB (207 ha) In de Dommelvallei liggen natuurreservaat De Ortolaan (ANB, 96,07 ha) en Dommelvallei (Natuurpunt, 195 ha). De Mullemerbeemden van de stad Peer is in beheer bij vzw Isis (19 ha). In de vallei van de Grote Nete beheert Natuurpunt natuurreservaat Veewei (22,6 ha), voor de rest is de Netevallei vooral in privé-eigendom. De heide- en bosgebieden op militair domein worden sinds het protocol met Defensie – en in samenspraak met hen - door ANB beheerd.
Hechtel-Eksel (3940), Heusden-Zolder (3550), Houthalen-Helchteren (3530), Beringen (3580), Lummen (3560)
Inspanningen
Structuurrijke beken met zuiver water vol leven en voldoende hoge grondwaterstand met water van de beste kwaliteit zijn bijzonder belangrijk voor het behalen van de natuurdoelen in dit gebied. Geen meststoffen via de lucht of het grondwater, want dan krijg je veel gras in de heide en banale ruigten langs de beek. Het natuurbeheer is specialistenwerk. Herstellen van grachtjes, maaien, plaggen, omvormen van bossen, enzovoort gebeurt om een mozaïeklandschap te creëren. Hoe meer variatie, hoe hoger de soortenrijkdom.Ook worden grote natuurkernen met elkaar verbonden, zodat diersoorten gemakkelijk kunnen migreren en populaties sterker worden. De betrokkenen zijn: Natuurpunt, Isis, ANB en de militaire overheid als beheerders, privé-eigenaars en de gemeentebesturen.
Afstemming gebruiksfuncties in de Grote Nete
In de Grote Netevallei zijn de potenties voor herstel van laagveenvegetaties hoog. Herstel van laagveenhabitats is mogelijk als de hydrologie van het veenlichaam hersteld wordt.
Voor het recreatiegebied betekent dit zoeken naar een evenwicht tussen gunstige hydrologie en recreatie (weekendhuisjes, camping, gemeentelijke visvijver). De grote Nete vallei is onderdeel van de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Neteland (2007). De visie stelt dat: het valleisysteem van de Grote Nete stroomopwaarts het Kanaal van Beverlo structuurbepalend is voor de natuurlijke structuur op bovenlokaal niveau. Hierin is opgenomen:
- Een meer natuurlijke waterhuishouding is bepalend voor de ordening van deze valleien. De valleien worden gevrijwaard van verdere bebouwing.
- In belangrijke delen van deze beekvalleien staat behoud en ontwikkeling van de natuurfunctie voorop. Het gaat om de ecologisch meest waardevolle valleigebieden. Deze samenhangende natuurcomplexen worden opgenomen in het Vlaams Ecologisch Netwerk. Binnen deze natuurcomplexen wordt gestreefd naar beekherstel, het behoud en herstel van kleinschalige valleilandschappen met moerasvegetaties, halfnatuurlijke graslanden, houtkanten, bomenrijen, waardevolle alluviale bostypen en ongestoorde overgangen naar drogere valleiflanken.
- De grondgebonden landbouw, gericht op een permanent graslandgebruik kan lokaal een natuurondersteunende en landschapsverzorgende taak opnemen.
- Specifiek voor de vallei van de Grote Nete wordt gestreefd naar een ontsnippering van de vallei met als doel om, zowel in de lengterichting als op een aantal plaatsen dwars op de vallei, de verbindende ecologische functie te versterken. Een eventuele verdere ontwikkeling van de Grote Netevallei als extensieve recreatieve as wordt hierop afgestemd. Een verdere versnippering door weekendverblijven wordt vermeden.
- Rust, stilte en uitgestrektheid zijn waardevolle kenmerken van het gebied die niet alleen een natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarde hebben, maar ook vanuit recreatief oogpunt een aantrekkingskracht hebben.
- Gebieden: 3.1 Vallei Winnerloop rond Hoboshoeve, 3.2 Grote Netevallei tussen Kanaal van Beverlo en Veeweide, 3.3 Samenvloeiingsgebied Grote Nete, Dorperloop en Kamerterloop, 3.4 Vallei van de Grote Beek stroomopwaarts van Leopoldsburg.
Een RUP moet voor deze doelen de ruimtelijke randvoorwaarden vastleggen.
Daarnaast omvat het operationeel uitvoeringsprogramma over de Netevallei acties omtrent de afstemming landbouw-natuur, zoals in de omgeving bos- en landduinencomplexen Paardshaagdorenberg – Pijnvennerheide en Winner - Grote Hof (actie 64) met de bevestiging van agrarische gebieden voor kleinere landbouwgebieden, het versterken van de natuurwaarden voor de Vallei Winnerloop rond Hoboshoeve en Boscomplex Winner – Grote Hof en rond het Plat, differentiëren van de bos- en natuurgebieden als natuurverwevingsgebied en versterken van de bosstructuur in Winnerheide, verweving van landbouw en natuur in het valleigebied Winneloop – Gortenloop. Actie 65: Grote Nete stroomopwaarts kanaal van Beverlo en omgeving omvat het bevestigen van de agrarische bestemming voor Landbouwgebied Strooiendorp - Kerkhoven en Locht-Verloren Eind (ten noordoosten van Eklsel), samen met de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het versterken van de natuurwaarden in de vallei van de Grote Nete en het boscomplex in De Brand en verweving van landbouw en natuur in de vallei van de Grote Nete ten noorden van Hechtel en het valleigebied Brisdilloop/Visbeddenbeek.
Afstemming van recreatie en militair gebruik op de ecologische waarden
In sommige landschappen is zonering van recreatief medegebruik noodzakelijk voor de duurzame instandhouding van verstoringsgevoelige habitats en soorten. In een aantal kwetsbare duin- gebieden (Brand en duinen Don Bosco in Hechtel) heerst een grote recreatiedruk en dient in overleg het eventuele medegebruik gereglementeerd te worden.
In het Kamp van Beverlo is recreatief gebruik in principe niet toegelaten. Bijkomende recreatieve activiteiten zijn er niet gewenst; een betere sturing via toegankelijkheidsreglementering en afstemming op ecologische waarden kan via het overleg op de lokale Natuur- en bosbeheercommissie (ANB en militaire overheid). Knelpunten van en oplossingen voor militair gebruik kunnen eveneens overlegd worden in dit forum.
Gezien het belang van de vallei van de Zwarte beek als leefgebied voor vogelrichtlijnsoort porseleinhoen en habitattypische watersnip mag de vallei niet verder recreatief ontsloten worden (behoud van huidige wandellus).
Voor weekendverblijven die buiten de zones voor verblijfsrecreatie gelegen zijn moet een consequent uitdovingsbeleid gevolgd worden, vooral in de Grote Nete, Bolisserbeek en Dommel. Dikwijls werden hier ook visvijvers aangelegd.
Buffering van voedselarme habitats
Het brongebied van de Zwarte beek en de bovenloop van de Bolisserbeek speelt een cruciale rol in de duurzame instandhouding van de laagveenhabitats en beekprikpopulatie in dit beekdal, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel is.
Het brongebied van de Zwarte beek is gelegen binnen de SBZ ten oosten van de baan Hasselt-Eindhoven en omvat ook het gebied met toponiem Grote Heide, op de waterscheiding met de Bolisserbeek. Het wordt doorsneden door de oude spoorlijn (nu fietspad). Het brongebied volgt de begrenzing van het landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek. De bovenloop van de Bolisserbeek is gelegen binnen de SBZ stroomopwaarts van Resterheide en volgt de begrenzing van het landschap van Dommel en Bolisserbeek. Het brongebied van de Zwarte beek (stroomopwaarts van de baan Hasselt-Eindhoven) heeft een oppervlakte van ongeveer 300 ha. De bovenloop van de Bolisserbeek heeft ook ongeveer een oppervlakte van 300 ha. Naast de doelen die in dit gebied gerealiseerd worden door omvorming en uitbreiding, het behoud en de kwaliteitsverbetering van graslanden en regionale biotopen komt er nog een aanzienlijke oppervlakte akkers voor.
Het behoud en de ontwikkeling van laagveenhabitats en beekprikpopulatie vergt een goede waterkwaliteit van grond- en oppervlaktewater, natuurlijke hydromorfologisch beekregime qua debiet en sedimenttransport. Voor de bovenloop van de Zwarte beek is de milieukwaliteitsnorm die van een kleine kempische beek. Ook in de stroomgebiedbeheerplannen is voor het stroomafwaartse deel van de Zwarte beek (1ste categorie) de milieukwaliteitsnormen voor Vlaams oppervlaktewaterlichaam opgenomen. De Zwarte beek is tegelijkertijd in deze stroomgebiedbeheerplannen aangeduid als speerpuntgebied, wat er op neer komt dat tegen 2015 een aanzienlijke verbetering van de waterkwaliteit moet zijn gerealiseerd. De deelbekkenbeheerplannen van de Dommel voorzien projecten ter optimalisering van de overstorten en sanering van lozingspunten. Zo is in de Peerderloop een integraal project voor de herwaardering van de Peerderloop. Dit omvat het inrichten van een groene randvoorziening ter hoogte van de overstort en terugdringen verdunningsknelpunten ter hoogte van ‘Op de Kippen’.
Dit brongebied van de Zwarte beek en aansluitend de bovenloop van de Bolisserbeek dient gevrijwaard te worden van elke vorm van nutriëntenbelasting (nulbemesting) in grond- en oppervlaktewater omdat de beoogde habitattypen een voedselarme situatie vereisen. Daarnaast kunnen geen pesticiden of andere bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. De bodems dienen hersteld te worden tot het gewenst trofieniveau, te meer om verdere doorslag van fosfaten te vermijden. Tevens is het verder bouwvrij houden cruciaal voor de waterhuishouding. Het landschap dient zijn open karakter te behouden. De draineringen, die versneld oppervlaktewater afvoeren dienen opgeheven te worden in functie van natuurlijk hydromorfologisch regime. Dit kan pas na herstel van de bodem. Buffering in het brongebied van de Zwarte beek bedraagt ongeveer 170 ha, naast 160 ha in de bovenloop van de Bolisserbeek. Dit komt uit landbouwgebruik (gras)akkers. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart. Het natuurontwikkelingsprogramma behorende bij de GRUP voor de realisering van de Noord-Zuid verbinding N74 omvat het aanzuiveren van het historisch passief. Ter hoogte van het intrekgebied van de vennen Achter de Witte Bergen op het Kamp van Beverlo wordt 32,6 ha verworven en ingericht in functie van het opheffen van nutriënten instroom uit landbouw en afstromend wegwater.
In het kader van buitengebiedregio Limburgse Kempen en Maasland werd het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in 2008 goedgekeurd. In de visie is “Behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in valleien van Zwarte beek, Bolisserbeek, Dommel” opgenomen. In het proces voor de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Landbouwgebieden en beekvalleien tussen Helchteren, Peer, Meeuwen en Bree” in de regio Limburgse Kempen en Maasland dient de buffering in overleg met de betrokken sectoren verder uitgewerkt te worden.
Binnen het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” dienen 15 ha landbouwgebruik (zoals maïsakkers ter hoogte van Fonteintje) in natuurgebied opgeheven te worden. Hiervoor dienen de noodzakelijke financiële middelen en instrumenten ingezet te worden. In de vallei van de Zwarte beek wordt de inspanning deels gedekt door het Natuurinrichtingsproject Zwarte beek.
In de Grote Netevallei betreft het het landbouwgebruik in de Veeweide en samenvloeiing Grote Nete met Kamerterloop (actie 5.4.1 zone verwervingsgebied). In het kader van de Landinrichting Grote Nete loopt hier een aankoopproject met de provincie. Het Landinrichtingsproject, gekoppeld aan eventuele Natuurinrichting dient verder gezet te worden.
Om deze essentiële prioriteit te realiseren zal naar samenwerking met de waterloopbeheerders, provincie, watering, de gemeenten, de wegbeheerders, de private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.
Exotenbestrijding uitvoeren.
Exoten met een negatieve invloed op de staat van instandhouding van bepaalde habitattypes en habitattypische soorten, dienen aangepakt te worden. Zo komt Reuzenbalsemien reeds verspreid voor in de Dommel en Bolisserbeek en is er veel Amerikaanse vogelkers, Robinia en Amerikaanse eik aanwezig in de naaldboscomplexen. Plaatselijk is Japanse duizendknoop aanwezig. Invasie van Reuzenbalsemien kan voorkomen worden door herstel hydrologie.
Er moet gestreefd worden naar een gebiedsgerichte en integrale aanpak met betrokkenheid van de verschillende partners en dit ook buiten de speciale beschermingszones om de problematiek van exotenbestrijding aan te pakken.
Herstel van de natuurlijke beekstructuur
In de verschillende beken (Zwarte beek, Dommel-Bolisserbeek, Grote Nete, Broekbeek, Helderbeek en Grote beek) is rechttrekking van de beken, verdiepte ligging, grondige ruimingen, draineringen en deels ook mijnverzakkingen de oorzaak van verdroging van grondwaterafhankelijke laagveenvegetaties en broekbossen. Het leefgebied van beekprik, ijsvogel en de verspreiding van vlottende waterranonkelvegetaties is aangetast door slechte structuurkwaliteit van de beken. Naast het plaatselijk verhogen van het beekbodempeil, ruimte voor hermeandering, opheffen van vismigratieknelpunten is een aangepast ruimingsbeleid noodzakelijk. Na herstel moeten spontane evolutie van de beeklopen de regel worden.
Om deze essentiële prioriteit te realiseren zal naar samenwerking met de waterloopbeheerders, provincie, watering, de gemeenten, de wegbeheerders, private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.
In het Natuurinrichtingsproject Zwarte beek zijn maatregelen opgenomen ter herstel van de hydrologie (verhogen beekbodempeil van de Oude beek). Hiervoor dienen alle percelen op het veen binnen de perimeter van het Natuurinrichtingsproject verworven te worden. In functie van herstel van de natuurlijke morfologie van de Zwarte beek en Oude beek en herstel van het veenlichaam worden stroomopwaarts Nieuwendijk beekruimingen grotendeels achterwege gelaten. In de vallei van de Grote Nete zijn in het Landinrichtingsproject maatregelen opgenomen met betrekking tot de hydrologie (verondiepen van beekbodem en verbreden beekprofiel Grote Nete (maatregel 4.2). In het bekkenbeheerplan van de Nete is het opheffen van vismigratieknelpunt t.h.v. Hoolstmolen en Straalmolen opgenomen (A.83 en A82). Voor de Dommel is structuurherstel stroomafwaarts Neerhoksent en hermeanderingsproject ter hoogte van Neerhoksent (A7), vismigratieknelpunt vaste stuw Neerhoksent, Kleine molen en Wedelse molen (A92, A93, A94) opgenomen in het bekkenbeheerplan van de Maas. Ook de deelbekkenbeheerplannen van Zwarte beek, Grote Nete en Dommel voorzien integrale projecten ter verbetering van de beekstructuur.
Zoals het integraal project “Aanleg van een retentiezone na de overstort op de Gortenloop met groene randvoorziening en bijbehorende maatregelen voor optimaliseren van de beekstructuur” voor de vallei van de Grote Nete. Relevant is ook het integrale project “Waterberging en bijbehorende maatregelen in de vallei van de Dommel en de Bolisserbeek”, waarbij overstromingszones worden gezocht in de vallei van de Dommel en de Bolisserbeek. Vooral in deze zones wordt nagekeken hoe tegelijkertijd kan gewerkt worden aan structuurvariatie en vismigratie, waarbij in eerste instantie een project ontwikkeld wordt langs de Mullemer Bemden en de Kleine Beek en de bestaande bodemvallen op de Bolisserbeek. Het lopende project bodemverhoging van de uitgeschuurde Dommel wordt geactiveerd.
Herstel van de natuurlijke beekstructuur en vallei-ecosysteem houdt ook in dat zonevreemde weekendverblijven in de natste delen van de vallei niet kunnen behouden worden. De initiatieven liggen onder meer bij de gemeente (opgenomen in deelbekkenbeheerplan Dommel en Grote Nete). Een uitdoofscenario dient opgemaakt te worden.
Herstel van laagveencomplex in samenhang met heischraal grasland
Het realiseren van een ecologisch samenhangend geheel van hoog kwalitatieve kleine zeggenvegetaties, veldrusgraslanden en heischrale graslanden in de verschillende beekvalleien (Zwarte beek, Grote Nete en Dommel-Bolisserbeek) vergt grote aaneengesloten oppervlakten, een natuurlijke hydrologie en een aangepast maaibeheer. De gradiënten in de vallei (heide op zand; heischraal op overgang zand- veen; kleine zeggenvegetaties op veen) moeten maximaal hersteld en/of ontwikkeld worden om het voorkomen en areaal van tal van soorten veilig te stellen.
De veenlichamen dienen integraal beschermd te worden. In de vallei van de Zwarte beek kan dit ook op basis van een archeologische waarde. De veraarding van het veen dient gestopt te worden en het proces van veenvorming dient maximaal gestimuleerd te worden. Dit kan door herstel hydrologie, dempen van drainagegrachten, draineringen en voldoende intensief maaibeheer. Om het maaibeheer te kunnen uitvoeren is inzet van speciale aangepaste maai- en afvoercombinaties noodzakelijk en dienen de terreinen zo ingericht te worden, dat het maaibeheer zo efficiënt mogelijk op terrein uitgevoerd kan worden. Het begrazingsbeheer dient aangepast te worden, waarbij begrazing op veenpakketten tot een minimum beperkt dient te worden (vertrappeling van veen leidt tot uitbreiding van pitrus).
Het duurzaam instandhouden van laagveenvegetaties vergt voldoende financiële inzet van middelen en mensen om het intensieve beheer mogelijk te maken. Het Natuurinrichtingsproject Zwarte beekvallei staat in voor herstel hydrologie, maatregelen voor inrichting in functie van efficiënt beheer, uitbreiding van kleine zeggenvegetaties en heischrale graslanden en verwerving van percelen hiertoe. Op het Kamp van Beverlo gebeurde het herstel van de hydrologie en herstel van kleine zeggenvegetaties reeds grotendeels dankzij het Life project DANAH.
Prioritair is het volhouden van de beheerinspanningen, het voorzien van aangepast materiaal en inzet mankracht en voldoende financiële middelen. Deze inspanning dient geleverd te worden door ANB en de terreinbeherende vereniging, Onroerend Erfgoed in geval bescherming van het veenlichaam.
Kwaliteitsvolle habitats als leefgebied van soorten
De SBZ bestaat hoofdzakelijk uit voedselarme habitats (heide en heischrale graslanden, vennen, laagveenvegetaties, alluviaal bos). Deze voedselarme habitats vergen aanvoer van nutriëntarm oppervlakte- en grondwater. Door de habitats te verweven met soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen wordt niet alleen de kwaliteit van de habitats verbeterd, maar fungeren ze ook als foerageergebied voor vleermuizen, wespendief, grauwe kiekendief, grauwe klauwier en als biotoop voor diverse amfibieën. Dit vergt een behoud van het graslandbeheer en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Daarnaast streeft men naar behoud en herstel van Kleine landschapselementen zoals poelen en structuurrijke houtkanten.
De mogelijkheden voor samenwerking met betrokken landbouwers en terreinbeherende verenigingen dient onderzocht te worden.
Omvormen van naaldbossen en voorzien structuurrijke bosranden
Naaldbossen moeten door gericht beheer worden omgevormd naar de nagestreefde loofbossen op droge zandgronden. Preferentieel op gronden die een verdrogende of verzurende impact kunnen hebben op open habitats of waar doelsoorten in de bossfeer aanwezig zijn. Daarnaast moet op overgangen naar heide of graslanden (preferentieel waar doelsoorten als nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, wespendief) een structuurrijke overgang gerealiseerd worden. Structuurrijke bosranden en open plekken als onderdeel van het bos zijn van belang voor habitattypische soort kleine ijsvogelvlinder.
Voor de bossen, beheerd door het ANB wordt er van uitgegaan dat op termijn minimaal 80% van de bosoppervlakte zal evolueren in de gewenste richting door de toepassing van de bestaande beheervisie van het ANB. In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond het Kamp van Beverlo” kan een aanzienlijke oppervlakte gerealiseerd worden; enerzijds conform het geïntegreerd natuur- en bosbeheerplan op het militair domein en anderzijds in de aangrenzende en omliggende bossen beheerd door ANB of in eigendom. In totaal betreft het een oppervlakte van 1360 ha door omvorming. Voor de alluviale bossen wordt gestreefd naar een ecologisch beheer.
Het uitgebreid bosbeheerplan van de stad Beringen bevat in de SBZ positieve doelstellingen en beheermaatregelen, die kunnen bijdragen aan de instandhoudingsdoelstellingen van bepaalde soorten, via bosomvorming tot loofbos en plaatselijk herstel van heidevegetaties en landduinen.
In de private bossen kan door toepassing van Criteria Duurzaam Bosbeheer de kwaliteit verbeteren. Via gebundelde aanpak van de bosgroepen kunnen beheerplannen opgemaakt worden.De netto oppervlakte bos in de SBZ blijft behouden. Plaatselijk wordt bos omgezet tot habitats in de open sfeer (heideherstel, herstel kleine zeggenvegetaties). De netto bosoppervlakte bos blijft behouden door omvorming vanuit struweel tot boshabitats.
Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond het Kamp van Beverlo” liggen 3 kleinere beekvalleien: Broekbeek, Grote beek en Helderbeek. De beekvalleien zijn gekenmerkt door een afwisseling van open en gesloten landschap. Naast toename van alluviaal bos in de Grote beek, kwaliteitsverbetering van heischraal grasland in de Helderbeek vallei (VNR Helderbeek-Terril) en toename in de Broekbeekvallei, worden deze valleien actueel gekenmerkt door een aanzienlijke oppervlakte soortenrijke graslanden, te verbeteren tot regionale belangrijke biotopen. Deze dragen bij tot de leefgebieden van blauwborst, grauwe kiekendief en wespendief. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen staat voorop.
Het uitvoeren van aankoopbeleid binnen de perimeters van de terreinbeherende verenigingen en ANB draagt bij tot versterking van kleinschalige beekvalleien.
Robuust ecologisch netwerk doorheen de SBZ voor amfibieën- en reptielenpopulaties en soorten van het heidecomplex
Om duurzame populaties te bekomen van kritische habitatrichtlijnsoorten als knoflookpad, heikikker, rugstreeppad en gladde slang is het belangrijk dat ze vrij kunnen migreren tussen geschikt habitat. De populaties van gladde slang en knoflookpad zijn bovendien zo klein dat op korte termijn de samenhang, niet alleen bewaard, maar grondig hersteld moet worden. Momenteel staan soorten als knoflookpad zelfs in hun laatste Vlaamse stronghold op de rand van uitsterven.
Voor gladde slang dient het leefgebied binnen de SBZ verbeterd te worden en uitgebreid met als doelstelling de ontwikkeling van een duurzame regionale metapopulatie. Door uitbreiding van landduinvegetaties vanuit naaldbos in en tussen Pijnven en Kamp van Beverlo en ontsnippering van de Kamperbaan, Kiefhoekstraat, N715, N74 worden de actuele leefgebieden verbeterd. In het brongebied van de Zwarte beek en bovenloop van de Bolisserbeek in aansluiting met Zwart water en Resterheide is extra leefgebied voorzien als heidestapsteen; het spoort samen met leefgebied voor rugstreeppad, heikikker, knoflookpad en habitattypische soort gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder. Hierdoor wordt migratie naar andere heidekernen en leefgebieden van de soorten mogelijk gemaakt.
Op korte termijn moeten inspanningen genomen worden voor versterking van knoflookpad in het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” en “Landschap van valleicomplex van de Zwarte beek”, meer bepaald in de bovenloop van de Bolisserbeek en brongebied van de Zwarte beek. Het herstellen en uitbreiden van landbiotoop is er cruciaal voor de knoflookpad, met rond de laatste stronghold aanleg van nieuwe voortplantingsbiotopen. Als kwaliteitsdoel voor de voortplantingsbiotopen is essentieel het tegengaan van eutrofiëring en het visvrij houden van de poelen. De rol van de landbouwers en de inspanningen voor behoud en verbetering van het leefgebied van knoflookpad zijn hierin cruciaal. Monitoring van de effectiviteit van de genomen maatregelen is essentieel om het voortbestaan van de soort op te volgen. Momenteel loopt er met de stad Peer acties ten voordele van het Knoflookpad. De huidige inspanningen dienen geëvalueerd te worden, alvorens over te gaan naar nieuwe acties op landbouwgronden. Dit zal geëvalueerd worden in samenspraak en in samenwerking met ruimte en erfgoed, dienst wegen en verkeer, de gemeenten, waterloopbeheerders, private eigenaars, provincie Limburg en de betrokken landbouwers.
Om dit te realiseren zal naar samenwerking met ruimte en erfgoed, dienst wegen en verkeer, de gemeenten, waterloopbeheerders, private eigenaars, landbouwers en de provincie Limburg gezocht moeten worden. Ter hoogte van de N73 zal de stad Peer met AWV ontsnipperende maatregelen nemen voor amfibieën. In nieuwe infrastructuurprojecten dienen ontsnipperende maatregelen geïntegreerd te worden.
Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van landduin- en heidevegetaties.
De SBZ is voor Vlaanderen essentieel voor landduin- en heidehabitats; het grootste heidecomplex van Vlaanderen met meer dan 4000 ha heidevegetaties ligt in het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond het Kamp van Beverlo”. Het zorgvuldig beheren van dit kerngebied van heide met heidestapstenen en het duurzaam verbinden met andere grote heidegebieden is een belangrijke doelstelling. Dit vergt inzet van financiële middelen en mankracht voor uitvoering van het ecosysteembeheer van de heide (tegengaan vergrassing en verbossing, behoud successiestadia van de heide, …).
Het duurzaam beheren vergt samenwerking tussen ANB, militaire overheid, gemeenten en terreinbeherende verenigingen.
Voor de oppervlaktebehoevende soorten van het open heidelandschap zoals grauwe kiekendief, boomleeuwerik, nachtzwaluw, gladde slang, … is een toename en kwaliteitsverbetering van deze habitats essentieel om een voldoende groot leefgebied te ontwikkelen. 12 % van de oppervlakte van de SBZ bestaat uit landduinvegetaties, droge heide neemt 19 % van de oppervlakte van de SBZ in. Dit gebeurt hoofdzakelijk door omvorming vanuit naaldbos (van overheden). Een toename van vochtige heidevegetaties doet zich voor op het Kamp van Beverlo dankzij vernattingsmaatregelen en de essentiële heideverbindingen voor de geïsoleerde populaties van de habitattypische soort gentiaanblauwtje dienen nog uitgevoerd te worden. Voor de verschillende type vennen dient gericht herstelbeheer (afvoeren sliblaag) uitgevoerd te worden. Het brongebied van het Steinsven, waarin drijvende waterweegbree voorkomt, dient gebufferd te worden om de inlaat van aangerijkt oppervlaktewater uit akkerpercelen te verbeteren.
Het beperken van de bronnen van verzuring en vermesting door atmosferische depositie onder meer door buffering, milderende maatregelen zoals plaggen, maaien, om de effecten van verzuring en vermesting te verminderen zijn andere belangrijke maatregelen. Ook de andere hinderbronnen van geluid en licht dienen zoveel mogelijk beperkt te worden (vleermuizen, nachtzwaluw).
Verder zetten samenwerking met de militaire overheid
Een aanzienlijke oppervlakte van de SBZ is eigendom van de federale overheid als militair domein. In het kader van de overeenkomst over de samenwerking tussen het Agentschap voor Natuur en Bos en het ministerie van Landsverdediging worden op terrein afspraken gemaakt over het natuurbeheer. Een geïntegreerd natuur- en bosbeheerplan is opgemaakt voor de zones onder protocol. Daarnaast worden afspraken gemaakt over de zones, waarbij het beheer zelf wordt uitgevoerd door de militaire overheid. In de periode 2004-2010 werden herstelmaatregelen van achterstallig beheer uitgevoerd (Life project DANAH). Het verder zetten en volhouden van de beheersinspanningen is noodzakelijk voor de goede staat van instandhouding van tal van essentiële habitats en soorten in het heidecomplex. Daarnaast dient de goedgekeurde visie (toename van 93 ha landduinen, 71 ha droge heide, 4 ha vochtige heide) nog verder gerealiseerd te worden. Voor de zone Lange heuvelheide (schietterrein) dient kwaliteitsverbetering van de droge en vochtige heide en het overgangsveen in overleg besproken en onderzocht te worden. Ook de knelpunten zoals geformuleerd in het geïntegreerd beheerplan (fiches met betrekking tot de ecologische prioriteiten) dienen verder aangepakt te worden.
Specifieke natuurdoelen
Waar dromen we van voor dit topnatuurgebied? De venige , schrale hooilanden en ruigten barsten van vlinders, libellen en kikkers. De watersnip broedt er talrijk. De broekbossen zijn weelderig. In de heldere beek leeft de beekprik. Op de heide spiegelen de vennen, waar de gevlekte witsnuitlibel en de heikikker thuis zijn. Struikheide, buntgras, mostapijtjes en korstmossen vormen een lappendeken op de heide en landduinen. Op de natte plekken bloeien dopheide, zonnedauw, snavelbies en beenbreek kleurrijk. De naaldhoutbossen evolueren naar meer gevarieerde, soortenrijkere bossen.
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.
In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.
Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.
Dommel en Bolisserbeek
details ...
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Habitat - Dommel en Bolisserbeek
-
Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamOndiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)Dommel en Bolisserbeek3260 - Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachionhabitat -
Vochtige tot natte heide (4010)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamVochtige tot natte heide (4010)Dommel en Bolisserbeek4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralixhabitat -
Droge heide (4030)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamDroge heide (4030)Dommel en Bolisserbeek4030 - Droge Europese heidehabitat -
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamHeischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)Dommel en Bolisserbeek6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hn - Droge heischrale graslandenhabitat -
Blauwgraslanden (6410)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamBlauwgraslanden (6410)Dommel en Bolisserbeek6410 - Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (EU-Molinion), subtype 6410_ve - veldrusassociatie (veldrusgraslanden)habitat -
Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamVoedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)Dommel en Bolisserbeek6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones, subtype 6430_hf - moerasspireaverbond (moerasspirearuigten)habitat -
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Dommel en Bolisserbeek7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_meso - mineraalarm circumneutraal overgangsveen kleine zeggenvegetatieshabitat -
Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamEiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)Dommel en Bolisserbeek9120_9190 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) en Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten, subtype beekbegeleidend boshabitat -
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
habitattype_naamValleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)Dommel en Bolisserbeek91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_meso - mesotrofe elzenbroekbossen, 91E0_oli oligotrofe elzenbroekbossen, 91E0_eutr ruigte elzenbossenhabitat
Soorten - Dommel en Bolisserbeek
-
Beekprik
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekBeekpriksoort -
Blauwborst
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekBlauwborstsoort -
Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekGewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Gladde slang
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekGladde slangsoort -
Ijsvogel
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekIjsvogelsoort -
Kamsalamander
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekKamsalamandersoort -
Knoflookpad
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekKnoflookpadsoort -
Roerdomp
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekRoerdompsoort -
Rugstreeppad
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekRugstreeppadsoort -
Wespendief
Dit landschap heeft een oppervlakte van 822 ha en omvat de smalle valleien van de stroomopwaartse delen van de Dommel en Bolisserbeek. De Europese bescherming van de Dommel bevindt zich stroomafwaarts van de Wedelse molen en omvat onder meer het samenvloeiingsgebied van Dommel en Bolisserbeek (’t Hoksent) en zijbeek Peerderloop.
De smalle vallei wordt gekenmerkt door een versnipperd landschap met broekbos, plaatselijk graslanden en soms intensief landgebruik (akkers). Lokaal zijn er zones met goed ontwikkelde graslanden, zoals veldrusgraslanden, waarvan een uitzonderlijk goed ontwikkeld perceel met alle kensoorten is terug te vinden ter hoogte van ’t Hoksent. Doordat de vallei zo bijzonder langgerekt en smal is, zijn er veel grenzen met intensief landgebruik. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor.De beken zijn door rechttrekking in de jaren 1960 gekenmerkt door een aangetaste structuurkwaliteit en veroorzaken door diepe ligging ten opzichte van omgevend maaiveld verdroging. Deze valleien vormen de corridor van het Schietveld van Houthalen-Helchteren met het Kamp van Beverlo en de noordelijk gelegen natuurgebieden, zoals het Hageven.
In het “Landschap van Dommel en Bolisserbeek” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- halfnatuurlijke graslanden: veldrusgraslanden
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief
- knoflookpad
- rivierhabitats waaronder vegetaties van het type 3260
Belangrijkste doelstelling is herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem voor zowel de Dommel als de Bolisserbeek, met een natuurlijk meanderende beek behorend tot het habitattype 3260. Lokaal komt dit habitattype voor; uitbreiding is mogelijk door structuurherstel van de beek, herstel van het beekbodempeil, verbetering waterkwaliteit en exotenverwijdering. Tegelijkertijd wordt dan ook het knelpunt van verdroging opgelost en de kwaliteit van verschillende habitattypen op veen in de vallei verbeteren.
Zowel voor Bolisserbeek als Dommel wordt de landschappelijke versnippering opgeheven door grote aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) af te wisselen met mozaïeken van laagveen (7140_meso), veldrusgraslanden (6410_ve) en soortenrijke graslanden en regionale biotopen. In de vallei van de Dommel en Bolisserbeek komt net zoals in de Grote Nete en Zwarte beek een groot veenpakket voor van ongeveer 180 ha. De graslanden zijn belangrijk in het mozaïeklandschap als foerageergebied voor wespendief en blauwborst. Daarnaast ook voor habitattypische soorten zoals roodborsttapuit en geelgors. Omdat deze graslanden naadloos aansluiten bij alluviale bossen (91E0), laagveen (7140_meso) en natte graslanden (6410_ve), of ze zelfs met elkaar verbinden, dragen ze bij aan het bereiken van hoge dichtheden van de eraan gebonden soorten. Ze zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de topografisch lager gelegen mesotrofe habitattypen, waardoor binnen het mozaïeklandschap, een goede kwaliteit van de habitattypes kan behouden blijven of gerealiseerd worden.
In de bovenloop van de Bolisserbeek wordt 160 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx en Hp); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos en in de beek zelf het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.De bovenloop van de Bolisserbeek is daarnaast het leefgebied van knoflookpad: het leefgebied wordt verbeterd door aanleg van poelen, heidehabitats met voldoende open zand. De bovenloop van de Bolisserbeek met Resterheide is tevens een heide-stapsteen voor heikikker, knoflookpad, gladde slang en doelsoorten van heide-ecosystemen (zoals gentiaanblauwtje, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder, hooibeestje, groentje) naar andere heidekernen.
Dommel en BolisserbeekWespendiefsoort
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo
details ...
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Habitat - Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo
-
Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamDroge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo2310_2330 - Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen, subtype 2330_bu - buntgrasverbond en 2330_dw - dwerghaververbondhabitat -
Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojunctea, subtype 3130_aom oeverkruidgemeenschappen (Littorelletea)habitat -
Zure bruingekleurde vennen (3160)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamZure bruingekleurde vennen (3160)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo3160 - Dystrofe natuurlijke poelen en merenhabitat -
Vochtige tot natte heide (4010)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamVochtige tot natte heide (4010)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralixhabitat -
Droge heide (4030)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamDroge heide (4030)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo4030 - Droge Europese heidehabitat -
Jeneverbesstruweel (5130)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamJeneverbesstruweel (5130)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo5130 - Juniperus communis-formaties in heidevelden of op kalkgrasland, subtype 5130_hei variant jeneverbesstruweel in heidehabitat -
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamHeischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hmo - Vochtige heischrale graslandenhabitat -
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamHeischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hn - Droge heischrale graslandenhabitat -
Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamVoedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones, subtype 6430_hf - moerasspireaverbond (moerasspirearuigten)habitat -
Actief hoogveen (7110)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamActief hoogveen (7110)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo7110 - Actief hoogveenhabitat -
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_meso - mineraalarm circumneutraal overgangsveen kleine zeggenvegetatieshabitat -
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_oli - oligotroof en zuur overgangsveenhabitat -
Slenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamSlenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo7150 - Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporionhabitat -
Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamEiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo9120_9190 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) en Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlaktenhabitat -
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
habitattype_naamValleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_meso - mesotrofe elzenbroekbossen, 91E0_oli oligotrofe elzenbroekbossen, 91E0_eutr ruigte elzenbossenhabitat
Soorten - Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo
-
Blauwborst
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloBlauwborstsoort -
Blauwe kiekendief
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloBlauwe kiekendiefsoort -
Boomleeuwerik
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloBoomleeuweriksoort -
Drijvende waterweegbree
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloDrijvende waterweegbreesoort -
Duinpieper
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloDuinpiepersoort -
Gevlekte witsnuitlibel
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloGevlekte witsnuitlibelsoort -
Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloGewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Gladde slang
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloGladde slangsoort -
Grauwe kiekendief
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloGrauwe kiekendiefsoort -
Heikikker
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloHeikikkersoort -
Kamsalamander
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloKamsalamandersoort -
Korhoen
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloKorhoensoort -
Nachtzwaluw
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloNachtzwaluwsoort -
Poelkikker
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloPoelkikkersoort -
Rugstreeppad
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloRugstreeppadsoort -
Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloRuige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuissoort -
Wespendief
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloWespendiefsoort -
Zwarte specht, Middelste bonte specht
Dit landschap heeft een oppervlakte van 6.905 hectare en omvat de grote heide- en boscomplexen van het Kamp van Beverlo (uitgezonderd vallei van de Grote Nete en valleicomplex van de Zwarte beek). Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen: Pijnven, bos en duinen van Hechtel, Molenheide, Kraanberg, Koerselse Bergen. Daarnaast omvat dit landschap de kleine aangrenzende beekvalleien van de Helderbeek, Broekbeek en Grote Beek.
Centraal in dit landschap staat het militair domein Kamp van Beverlo. Aangezien het leger uitgestrekte open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, vrijwel intact Kempens plateau met bovenstrooms beekdal, behouden.Deze intacte landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden aan de randen. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Uniek is de verwevenheid, waarbinnen de verschillende habitattypes voorkomen en de continue overgangen van nat naar droog tot stuivend tussen de verschillende habitattypes. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale militair overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH, deze werden mee opgenomen bij actuele toestand. Een goedgekeurde geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Kamp van Beverlo.
In het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- Landduinhabitats: 2310 en 2330
- Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140,7150
- Halfnatuurlijke graslanden: 6230
- Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3160
- Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker
- Reptiel zoals gladde slang
- Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw
- Loofbossen: eikenberkenbos (9190)
Binnen het “Landschap van heide, vennen en bossen in en rond Kamp van Beverlo” staat het versterken, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is veruit de grootste heidekern van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, heikikker, rugstreeppad) en habitattypische soorten (gentiaanblauwtje) leefbare populaties aanwezig. Het gebied fungeert actueel als overloop van waaruit deze soorten omliggende minder optimale SBZ gebieden koloniseren. Binnen de SBZ is de uitbouw van een ecologisch netwerk met heidestapstenen en schrale graslanden een belangrijke doelstelling.
We kunnen er drie type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van kleinschalige beekvalleien, natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex:
Actueel komt meer dan 3.100 ha landduinhabitats, droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op het Kamp van Beverlo. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien van landduin- en heidehabitats om tot een groot aanééngesloten heidecomplex te komen voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad, en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje en ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen. Actuele kleinere landduinvegetaties worden verbonden met het groot open, zoals Brand in Hechtel.
Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk met heide, schrale graslanden en duincorridors. Hierin past de heide- en duincorridor tussen het Pijnven en het Kamp van Beverlo voor gladde slang door omvorming vanuit naaldbossen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang en habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk is Molenheide een belangrijke heidestapsteen met als doel ontwikkeling van landduinhabitats, heischraal grasland en kwaliteitsverbetering van vochtige heide.
Doorheen het heidecomplex worden de belangrijkste verkeersassen (Kamperbaan, Kiefhoekweg, N74, N715) ontsnipperd.In Molenheide wordt een open heidelandschap ontwikkeld bestaande uit landduinen. De lokale vennen met vochtige heidevegetaties worden hersteld.
Op Lange heuvelheide ligt een landschappelijk intact brongebied met een complex van vochtige en venige heide. Onderzoek naar de hydrologie is aangewezen in functie van het bepalen van de eventuele maatregelen voor kwaliteitsverbetering.
Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is buffering van het intrekgebied en van het aangevoerde oppervlaktewater tegen nutriëntenlast een belangrijke herstelopgave. -
Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond Kamp van Beverlo” is de ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (184 ha) zijn terug te vinden op het Kamp van Beverlo, randzone met Brand en Don Bosco in Hechtel onder meer oude eikenhakhoutstoven op stuifduinen. Grote aaneengesloten kernen (Koersele heide, gemeentebossen, Dumonsheide, Schrikheide) omsluiten het open heidelandschap van het Kamp ven Beverlo. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw.
Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. - Natuurcluster van de kleine beekvalleien:
In de kleine beekvalleien komen actueel nog belangrijke oppervlakten soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen voor. Behoud en kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijkrijkbiotopen is vereist in functie van leefgebied blauwborst, wespendief, grauwe kiekendief en foerageergebied voor habitattypische soorten van de heide zoals wulp, watersnip, roodborsttapuit, geelgors, veldleeuwerik en als kwaliteitsverbetering van de habitats.
De Grote beek ontspringt op het Kamp van Beverlo aan de westrand juist ten zuiden van Leopoldsburg (Beau Marais) in Laakheide. In functie van het mozaïeklandschap is naast kwaliteitsverbetering van de soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen, zoals structuurrijke ruigten, voornamelijk vanuit populierenaanplant ten gunste van vogelrichtlijnsoort blauwborst.
De Helderbeek ontspringt eveneens op het Kamp van Beverlo. Buiten het Kamp van Beverlo is de beek diep ingesneden, rechtgetrokken en plaatselijk gestuwd in functie van de mijnverzakkingen. Langs de Helderbeek liggen momenteel droge heischrale graslanden. In functie van de habitattypische soorten kleine parelmoervlinder, hooibeestje, heivlinder, veldkrekel en snortikker staat kwaliteitsverbetering van de droge heischrale graslanden voorop. Deze zijn ingebed in een matrix van soortenrijke graslanden.
De Broekbeekvallei vormt een belangrijke schakel in het ecologisch netwerk met andere natuurkernen. Kwaliteitsverbetering van het mozaïeklandschap van alluviale bossen, soortenrijke graslanden, en regionale belangrijke biotopen als foerageergebied voor grauwe kiekendief, korhoen, wespendief, blauwe kiekendief en habitattypische soorten van het heidelandschap zoals wulp staat voorop.
Heide, vennen en bossen op en rond Kamp van BeverloZwarte specht, Middelste bonte spechtsoort
Vallei van de Grote Nete
details ...
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Habitat - Vallei van de Grote Nete
-
Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
habitattype_naamOndiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)Vallei van de Grote Nete3260 - Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachionhabitat -
Droge heide (4030)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
habitattype_naamDroge heide (4030)Vallei van de Grote Nete4030 - Droge Europese heidehabitat -
Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
habitattype_naamVoedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)Vallei van de Grote Nete6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones, subtype 6430_hf - moerasspireaverbond (moerasspirearuigten)habitat -
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Vallei van de Grote Nete7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_meso - mineraalarm circumneutraal overgangsveen kleine zeggenvegetatieshabitat -
Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
habitattype_naamEiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)Vallei van de Grote Nete9120_9190 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) en Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlaktenhabitat -
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
habitattype_naamValleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)Vallei van de Grote Nete91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_meso - mesotrofe elzenbroekbossen, 91E0_eutr Ruigte elzenbossenhabitat
Soorten - Vallei van de Grote Nete
-
Beekprik
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteBeekpriksoort -
Blauwborst
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteBlauwborstsoort -
Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteGewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Gladde slang
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteGladde slangsoort -
Grauwe kiekendief
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteGrauwe kiekendiefsoort -
Ijsvogel
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteIjsvogelsoort -
Kamsalamander
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteKamsalamandersoort -
Wespendief
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteWespendiefsoort -
Zwarte specht, Middelste bonte specht
Dit landschap heeft een oppervlakte van 613 ha en strekt zich van het brongebied van de Grote Nete stroomopwaarts N715 ter hoogte van Locht tot net stroomafwaarts Rode bron in Kerkhoven. Het omvat onder meer het natuurgebied Veeweide, de recreatiezone “Kiefhoek” en de noordrand van het Kamp van Beverlo langs de linkeroever van de Grote Nete. Het valleigebied bestaat uit natte veen- en zandgronden en ligt ingebed tussen het boscomplex van het Pijnven en het heidecomplex van het Kamp van Beverlo. Plaatselijk komen goed ontwikkelde kleine zeggen vegetaties voor. Een groot aandeel ervan is verbost. In de beekvallei komen héél wat weekendhuisjes voor. Vaak liggen deze in een complex van alluviaal bos.
Stroomafwaarts op 760 m ligt de SBZ-H BE2100040-1 van “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” met grote natuurkernen zoals Scheps (Vlaamse overheid) en E205 De Vennen (Natuurpunt). Behoud en herstel van de beekvallei in relatie tot de stroomafwaartse gebieden is een belangrijke doelstelling.. Mits opheffen van de vismigratieknelpunten op de Grote Nete stroomafwaarts, kan de populatie beekprik uitbreiden, evenals het habitattype 3260.
In het “Landschap van de Grote Nete” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:
- mesotrofe valleibossen
- laagveenhabitats (7410_meso)
- broedvogels: blauwborst, ijsvogel, wespendief, nachtzwaluw
De Grote Nete heeft gelijkaardige potenties voor de ontwikkeling van laagveenhabitats als de Zwarte beek. De doelstelling bestaat erin complexen van aaneengesloten elzenbroekbossen (91E0) te creëren afwisselend met laagveenhabitats zoals overgangsveen 7140_meso op veengronden. In de randzone van het Kamp van Beverlo komen nog relicten van dit habitattype voor met alle kensoorten. Voor beide habitattypen geldt dat een uitbreiding en goede staat van instandhouding gekoppeld is aan herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering), een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.
De laagveenhabitats en de beek zelf zijn omgeven door een ruimtelijk samenhangend geheel van de soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen. Deze doelstellingen komen verschillende habitatrichtlijnsoorten ten goede, waaronder ijsvogel, blauwborst, wespendief, porseleinhoen. Tevens is het leefgebied van habitattypische soorten van de heide zoals nachtzwaluw, korhoen, velduil, wespendief, grauwe kiekendief, wulp.
Uitbreiding en omvorming tot heide, omgeven door soortenrijke graslanden en regionale biotopen, is gesitueerd in het gebied Veeweide als verbinding tussen de landduincomplexen tussen het Pijnven met en het Kamp van Beverlo. Hiervan profiteert gladde slang.
Vallei van de Grote NeteZwarte specht, Middelste bonte spechtsoort
Valleicomplex van de Zwarte beek
details ...
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.
In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.
Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.
Habitat - Valleicomplex van de Zwarte beek
-
Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamDroge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)Valleicomplex van de Zwarte beek2310_2330 - Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinenhabitat -
Zure bruingekleurde vennen (3160)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamZure bruingekleurde vennen (3160)Valleicomplex van de Zwarte beek3160 - Dystrofe natuurlijke poelen en merenhabitat -
Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamOndiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)Valleicomplex van de Zwarte beek3260 - Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachionhabitat -
Vochtige tot natte heide (4010)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamVochtige tot natte heide (4010)Valleicomplex van de Zwarte beek4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralixhabitat -
Droge heide (4030)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamDroge heide (4030)Valleicomplex van de Zwarte beek4030 - Droge Europese heidehabitat -
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamHeischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)Valleicomplex van de Zwarte beek6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hmo - Vochtige heischrale graslandenhabitat -
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamHeischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)Valleicomplex van de Zwarte beek6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hn - Droge heischrale graslandenhabitat -
Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamVoedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)Valleicomplex van de Zwarte beek6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones, subtype 6430_hf - moerasspireaverbond (moerasspirearuigten)habitat -
Actief hoogveen (7110)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamActief hoogveen (7110)Valleicomplex van de Zwarte beek7110 - Actief hoogveenhabitat -
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Valleicomplex van de Zwarte beek7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_meso - mineraalarm circumneutraal overgangsveen kleine zeggenvegetatieshabitat -
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Valleicomplex van de Zwarte beek7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_oli - oligotroof en zuur overgangsveen (in relatie met hoogveenvegetaties en natte heide)habitat -
Eiken-Beukenbossen op zure bodems (9120)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamEiken-Beukenbossen op zure bodems (9120)Valleicomplex van de Zwarte beek9120 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion), subtype beekbegeleidend boshabitat -
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.habitattype_naamValleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)Valleicomplex van de Zwarte beek91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_meso - mesotrofe elzenbroekbossen, 91E0_oli oligotrofe elzenbroekbossen, 91E0_eutr ruigte elzenbossenhabitat -
Soortenrijke graslanden Graslanden en ruigten (Ha, Hj, Hr, Hp, Hp) Regionale belangrijke biotopen rbb_hc dotterbloemgrasland rbb_hf moerasspirearuigte rbb_kam kamgrasland rbb_ms kleine zeggenvegetaties rbb_mr rietland en andere Phragmition-vegetaties
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekSoortenrijke graslanden Graslanden en ruigten (Ha, Hj, Hr, Hp, Hp) Regionale belangrijke biotopen rbb_hc dotterbloemgrasland rbb_hf moerasspirearuigte rbb_kam kamgrasland rbb_ms kleine zeggenvegetaties rbb_mr rietland en andere Phragmition-vegetatieshabitat
Soorten - Valleicomplex van de Zwarte beek
-
Beekprik
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekBeekpriksoort -
Blauwborst
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekBlauwborstsoort -
Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekGewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Gladde slang
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekGladde slangsoort -
Grauwe kiekendief
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekGrauwe kiekendiefsoort -
Grauwe klauwier
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekGrauwe klauwiersoort -
Heikikker
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekHeikikkersoort -
Ijsvogel
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekIjsvogelsoort -
Kamsalamander
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekKamsalamandersoort -
Knoflookpad
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekKnoflookpadsoort -
Poelkikker
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekPoelkikkersoort -
Porseleinhoen
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekPorseleinhoensoort -
Rugstreeppad
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekRugstreeppadsoort -
Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekRuige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuissoort -
Wespendief
Dit landschap heeft een oppervlakte van 1.324 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Zwarte beek (Grote Heide en Zwart water), over het Kamp van Beverlo tot stroomafwaarts Nieuwendijk, Stalse molen en de spoorlijn Hasselt-Mol.
Het beekdallandschap van de Zwarte beek is op West-Europees niveau een uitzonderlijk goed bewaard laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme, onverstoorde infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop. Door de grote oppervlakte en vele natuurlijke overgangen tussen verschillende habitats vormt het gebied een Vlaams kerngebied voor tal van bedreigde soorten van laagveen, heide en schraal grasland.De vallei van de Zwarte beek is het belangrijkste laagveencomplex in Vlaanderen. Veruit het grootste deel van de oppervlakte-toename van de G-IHD kan in deze SBZ gerealiseerd te worden. Hiervoor pleiten de aanwezigheid van intensieve kwelzones met ijzerrijk grondwater en het voorkomen van tal van uiterst zeldzame, habitattypische soorten.In het “Landschap van het valleicomplex van de Zwarte beek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:
- laagveenhabitats (7410_meso): door de grote kwaliteit en oppervlakte tevens belangrijk als Vlaams kerngebied voor habitattypische watersnip
- beekprik
- halfnatuurlijke graslanden: heischrale graslanden 6230
- loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen en bos langs de oevers van de beek (9120)
Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem vanaf de bron tot aan de middenloop in Beringen. Een natuurlijke hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit is primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor beekprik, habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten. Knelpunten van vismigratie, intensieve beekruimingen, verdroging en eutrofiëring worden opgelost.
In het brongebied van de Zwarte beek wordt 170 ha buffering van het vallei-ecosysteem vooropgesteld vanuit landbouw (uit Bs, Hx); dit is cruciaal voor het duurzaam behoud en ontwikkeling van het beekdalecosysteem met laagveen, alluviaal bos, heischrale graslanden en in de beek zelf, beekprik en het beekhabitattype 3260. De percelen dienen onbemest en vrij van pesticidengebruik te zijn. Herstel van de bodem tot het gewenst trofie-niveau is noodzakelijk, om verdere uitspoeling van nutriënten in de bodem te vermijden. Herstel van de waterhuishouding is pas mogelijk na herstel van de bodem. Ze dienen verder bouwvrij gehouden te worden, het open landschap dient behouden te blijven. Er zal met de verschillende actoren in het brongebied Zwarte Beek gezocht/gemonitord/opgevolgd worden welke maatregelen het meest efficiënt zijn. De eutrofiëringsbronnen dienen afgebakend te worden zodat kostenefficiënte maatregelen ter remediëring kunnen worden opgestart.Het brongebied van de Zwarte beek fungeert daarnaast als leefgebied voor wespendief, grauwe kiekendief en als foerageergebied voor habitattypische broedvogels van de heide, zoals wulp. In het ecologisch netwerk binnen de SBZ vormen ze in combinatie met stapstenen van heide en heischraal grasland leefgebied voor gladde slang, knoflookpad, heikikker, rugstreeppad, en de habitattypische soorten gentiaanblauwtje, heivlinder, groentje, …
De huidige versnippering van het landschap dient aangepakt te worden. Het beekdalsysteem bestaat uit een afwisseling van grote complexen alluviaal bos en een open landschap, waarin de gradiënten van droge heide op de valleiflanken, naar heischrale graslanden op de overgangen zand-veen en kleine zeggenvegetaties op het veenpakket tot ontwikkeling komen, waardoor hoogkwalitatieve biotopen gecreëerd worden voor de vogelrichtlijnsoorten porseleinhoen, blauwborst, grauwe kiekendief en de habitattypische soort watersnip en wulp. In functie van het leefgebied van deze soorten en kwaliteitsverbetering van de habitats zijn deze verweven met soortenrijke graslanden en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf, rbb_kam.
Voor de alluviale bossen (91E0) is een kwaliteitsverbetering relevant. Plaatselijk kunnen ze omgevormd worden in functie van herstel van overgangsveen 7140_meso. Plaatselijk worden echter grotere boskernen ontwikkeld door omvorming ten gunste van 91E0_meso.Valleicomplex van de Zwarte beekWespendiefsoort
Planten en dieren
Op de metersdikke veenlagen langs de Zwarte Beek groeien bijzondere planten. De watersnip voelt zich helemaal thuis op deze natte graslanden. In de beek leeft de beekprik. Het militair domein is een lappendeken van landduinen, droge en natte, venig heide, vennen omgeven door uitgestrekte bossen. De watersnip, gevlekte witsnuitlibel, drijvende waterweegbree, heikikker, gladde slang, boomleeuwerik, nachtzwaluw voelen zich hier thuis. De valleien van de Bolisserbeek, Dommel en Grote Nete zijn interessant voor blauwborst, ijsvogel en wespendief. De knoflookpad is nog zo een tot de verbeelding sprekende soort.