Duinpieper

Anthus campestris
Fauna
Vogels
Duinpieper (Anthus campestris)
Vogelrichtlijngebieden voor Duinpieper. Rood: belangrijk broed-, trek- en/of overwinteringsgebied. Oranje: broed-, trek- en/of overwinteringsgebied met kleinere aantallen.

+

Oplossen van tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied in de vroegere broedgebieden door het herstellen van stuifzandgebieden.

De Duinpieper is een grote, slanke, onopvallend gekleurde pieper met een zandkleurig verenkleed met donkere vlekken en strepen en een vaalwitte onderzijde. Op de middelste dekveren van de vleugel bevindt zich een kenmerkende rij contrasterend donkere vlekken, in verse kleden met brede, beige gekleurde toppen. Er is ook een lichte wenkbrauwstreep aanwezig. De staart en poten zijn duidelijk langer dan bij de vergelijkbare Boompieper. De vogel wordt meestal lopend op de grond gezien en houdt een rechtopstaande houding aan.

De belangrijkste broedgebieden van de Duinpieper situeren zich in het Middellandse-Zeegebied en Zuidoost-Europa. In West- en Centraal-Europa is de verspreiding nogal versnipperd. De soort overwintert in Afrika. Tot eind de jaren ’70 was de Duinpieper een schaarse maar regelmatige broedvogel op veel plaatsen in de Kempen. De laatste broedgevallen vonden allemaal op militaire domeinen plaats. Het laatste broedgeval in Vlaanderen dateert van 1986, in Limburg. De soort is wel nog steeds een regelmatige doortrekker in zeer klein tot klein aantal vanaf eind april tot in mei en van augustus tot september of oktober.

De Duinpieper was vroeger een weliswaar zeldzame maar karakteristieke broedvogel van zandige heidevelden en zandverstuivingen. De vermindering van de oppervlakte stuifzanden door massale bebossing en spontane bosontwikkeling, urbanisatie en toenemende recreatie zijn de belangrijkste oorzaken van het verdwijnen van deze voormalige broedvogel in Vlaanderen. Verregaande vergrassing en de opkomst van bepaalde mossoorten zoals het invasieve Grijs kronkelsteeltje maken de resterende stuifzanden minder geschikt.

Een belangrijke beheermaatregel is het openhouden van stuifzanden waarbij de typische overgangen naar vastgelegd zand en schaars met heide begroeide randzones worden behouden. Plaggen, begrazing of gecontroleerd en pleksgewijs branden stimuleert de vorming van nieuwe pionierstadia in de grote heidegebieden van de Kempen. Recreatie moet gereguleerd of beperkt blijven.

De Duinpieper is een op de grond levende vogel van warme en droge, ongecultiveerde open heidegebieden met overgangen van stuivend naar vastgelegd zand, opspuitterreinen en andere pioniersvegetaties op zandige bodems. De kenmerkende vegetatie bestaat uit Buntgras, Schapegras, Bochtige smele, Zandzegge en haar- en korstmossen. Ook droge, kale akkers of akkers met een korte vegetatie met bv. luzerne komen in aanmerking. Het voedsel bestaat voornamelijk uit spinnen en tal van insecten als sprinkhanen en zandloopkevers.

Onregelmatige broedvogel