Beekprik (Lampetra planeri)
De Beekprik behoort tot de rondbekken, een groep van primitieve vissen zonder kaken. De huid van het slangachtige lichaam is glad bij gebrek aan schubben; de vinnen zijn niet ondersteund door vinstralen. De rug is grijsbruin; de buik is lichter gekleurd. Beekprikken leven eerst 6,5 jaar als larve en ondergaan dan een metamorfose tot volwassen dier, dat na zon 6 maanden, na het paaien, afsterft. De larve heeft 7 paar kieuwspleten. De larvale, hoefijzervormige mondlip groeit bij adulten uit tot een zuigmond, voorzien van hoornige tanden. Het oog van de larve is rudimentair en wordt slechts functioneel na de metamorfose. Adulten hebben een kieuwkorf met 7 paar ronde kieuwopeningen. De larven zijn nauwelijks te onderscheiden van die van de nauw verwante Rivierprik (eveneens een bijlage 2-soort). Larven die groter zijn dan 15 cm zijn echter quasi zeker Beekpriklarven. Adulten zijn maximaal 14 cm lang.