Mechelse Heide
Algemene info
Dit 5700 ha grote Nationaal Park strekt zich van Dilsen-Stokkem tot Lanaken uit, parallel aan de Maasvallei. 3741 ha van dit gebied is afgebakend als een Europese speciale beschermingszone. Dit gebied bestaat eigenlijk uit een verzameling natuur- en bosreservaten en domeinbossen, zoals: Platte Ledeberg, Lanklaerderbos-Saenhoeve, Mechelse Heide, Kikbeekbron, Ziepbeekvallei, Neerharerheide en Pietersheimbos. Door variatie aan bossen, droge en natte heiden, venen, vennen en andere waterpartijen is de dieren- en plantenrijkdom er heel hoog. Het is een echte hotspot voor biodiversiteit.
Deze arme heidegronden waren vroeger gemene gronden. Het gebied is nog steeds grotendeels openbaar eigendom. Het Agentschap voor Natuur en Bos is de grootste beheerder. Bepaalde delen zijn uiteraard privé-eigendom. De ontginningssector is een belangrijke grondgebruiker. Daarnaast zijn er nog de beheerders van wegen- en spoorinfrastructuur, die een steentje kunnen bijdragen aan meer en betere natuur. Door uitgestrekte natuurpracht, de fenomenale vergezichten en de zeer goed uitgebouwd recreatieve en toeristische infrastructuur is dit gebied een toeristisch topgebied.
Genk (3600), As (3665), Dilsen Stockem (3650), Maasmechelen (3630), Lanaken (3620), Zutendaal (3690)
Inspanningen
De oppervlakte open heide gebied wordt uitgebreid. Het beheer wordt afgestemd op de doelsoorten. De waterhuishouding in de natte heiden en vennen wordt opgevolgd in peilbuizen. Het water wordt via greppeltjes zo lang mogelijk op de heide gehouden. Ook worden de dennenbossen systematisch omgevormd tot gemengde loofhoutbossen. De overgang tussen heide en bos is breed en geleidelijk, en bestaat uit brede bosranden, ijlere bosbestanden of grote open plekken met heide in de ondergroei of heischrale grasland. Dergelijke overgangszones zijn rijk aan dieren en planten, en zorgen voor de migreerbaarheid van de bossen.
Specifieke natuurdoelen
Broedgevallen van grauwe kiekendief en klapekster: daar gaan we voor. Daarvoor wordt er meer openheid op de heide gecreëerd met de noodzakelijke, subtiele variatie. Variatie levert immers veel insecten, kleine zoogdieren en zangvogeltjes, wat dergelijke predatoren aantrekt. Nachtzwaluw, gladde slang en zadelsprinkhaan zijn belangrijke doelsoorten. Een goede waterhuishouding is essentieel voor een gevarieerde natte heide en de vennen. De omringende bossen worden systematisch omgevormd naar gemengde loofhoutbossen met veel open plekken en brede bosranden: de ideale plek voor de nachtzwaluw, heivlinder en bruine eikenpage.
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau
details ...
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Habitat - Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau
-
Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamDroge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau2310_2330 - Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen, subtype 2330_bu - buntgrasverbond en 2330_dw - dwerghaververbondhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Voedselarme zwak gebufferde vennen die niet vaak droogvallen (3110)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamVoedselarme zwak gebufferde vennen die niet vaak droogvallen (3110)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau3110 - Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflora)habitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojunctea, subtype 3130_aom oeverkruidgemeenschappen (Littorelletea)habitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Zure bruingekleurde vennen (3160)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamZure bruingekleurde vennen (3160)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau3160 - Dystrofe natuurlijke poelen en merenhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Vochtige tot natte heide (4010)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamVochtige tot natte heide (4010)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralixhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Droge heide (4030)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamDroge heide (4030)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau4030 - Droge Europese heidehabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamHeischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hmo - Vochtige heischrale graslandenhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamHeischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hn - Droge heischrale graslanden en 6230_ha soortenrijke struisgraslandenhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamGlanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau6510 - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis)habitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Actief hoogveen (7110)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamActief hoogveen (7110)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau7110 - Actief hoogveenhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_oli - oligotroof en zuur overgangsveen met slijkzegge, veenbloembies in relatie met 7110 hoogveenvegetatieshabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Slenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamSlenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau7150 - Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporionhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamEiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau9120_9190 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) en Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlaktenhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
-
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
habitattype_naamValleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_meso - mesotrofe elzenbroekbossen, 91E0_oli oligotrofe elzenbroekbossen, 91E0_eutr Ruigte elzenbossenhabitat - Natuurcluster van heidecomplex
Soorten - Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau
-
Beekprik
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauBeekpriksoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Blauwborst
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauBlauwborstsoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Blauwe kiekendief
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauBlauwe kiekendiefsoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Boomleeuwerik
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauBoomleeuweriksoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Drijvende waterweegbree
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauDrijvende waterweegbreesoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Gevlekte witsnuitlibel
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauGevlekte witsnuitlibelsoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Gladde slang
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauGladde slangsoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Grauwe klauwier
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauGrauwe klauwiersoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Heikikker
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauHeikikkersoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Kamsalamander
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauKamsalamandersoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Nachtzwaluw
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauNachtzwaluwsoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Poelkikker
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauPoelkikkersoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Rugstreeppad
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauRugstreeppadsoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Vliegend hert
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauVliegend hertsoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Wespendief
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauWespendiefsoort - Natuurcluster van heidecomplex
-
Zwarte specht
Deze tabel bevat de doelen voor het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateau” en geven een invulling en verfijning aan de visie van het goedgekeurd natuurrichtplan voor de Hoge Kempen. Meer bepaald voor de delen die gelegen zijn binnen het habitatrichtlijngebied BE2200035 en het vogelrichtlijngebied BE2200727 en die momenteel nog niet zijn gerealiseerd.
We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.
- Natuurcluster van heidecomplex
Actueel komt meer dan 960 ha droge heide, vochtige en venige heide voor, met plaatselijk aansluitend goed ontwikkelde heischrale graslanden. Naast kwaliteitsverbetering is toename voorzien om de deelgebieden aan elkaar te laten sluiten tot een groot functioneel verbonden heidecomplex, voor duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heideblauwtje, heivlinder, kommavlinder, klapekster en vele anderen.
In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, gevlekte witsnuitlibel en habitattypische soorten zoals zadelsprinkhaan, heivlinder, heideblauwtje, kommavlinder… is migratie naar andere heidekernen essentieel; binnen dit ecologisch netwerk zijn het kolenspoor en de omgeving van het vennencomplex van Dilsen belangrijke heidestapstenen tussen de corridors die lopen vanuit de Mechelse heide in de richting van het Bergerven met als doel ontwikkeling van droge en vochtige heide, landduin- en waterhabitats.
In het zuiden van de SBZ liggen enkele landschappelijk intacte brongebieden met complexen van vochtige en venige heide, nat heischraal grasland, oligotrofe broekbossen en waterrijke habitats waarin de belangrijkste Vlaamse populatie van gevlekte witsnuitlibel zijn leefgebied vindt naast andere habitatrichtlijnsoorten als heikikker, gladde slang, drijvende waterweegbree. De gevlekte witsnuitlibel is niet de enige libellensoort van belang. Het gebied kent de meest complete libellenfauna gebonden aan laagveencomplexen en contactzones tussen voedselarm en licht gebufferd water in Vlaanderen met soorten als hoogveen- en gevlekte glanslibel, maanwaterjuffer, speerwaterjuffer, variabele waterjuffer, noordse- en venwitsnuitlibel, glassnijder, vroege glazenmaker etc. Venherstel en maximaal herstellen van kwelstromen is een belangrijke opgave om de kwaliteit verder te verbeteren. - Natuurcluster van de grote boshabitatkernen
De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eikenberkenbos en plaatselijk de zuurminnende eiken-beukenbossen. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden zijn terug te vinden in de SBZ met een belangrijke aaneengesloten oppervlakte zuurminnend eiken-beukenbos ter hoogte van OPZ en bosjes van groepen wintereiken ter hoogte van kinderdorp. Grote aaneengesloten boskernen omsluiten het open heidelandschap. Deze bossen zijn niet alleen van belang voor zwarte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond de heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en boomleeuwerik. De omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien. Verder is de SBZ een belangrijke plek om in oude loofhoutrelicten, zowel in de bos- als in de heidesfeer te werken rond het leefgebied van vliegend hert.
Landschap van heide, vennen en bossen op en rond de oostrand van het Kempens plateauZwarte spechtsoort - Natuurcluster van heidecomplex
Planten en dieren
De variatie aan bossen, heiden, vennen en andere waterpartijen maakt dat dit gebied een hotspot voor biodiversiteit is. Hier zie je als het ware de grootste sterren over de rode loper gaan. De indrukwekkende korhoen is uitgestorven, de grauwe kiekendief wordt gezien maar broedt er niet, de klapekster evenmin, maar die zijn haalbaar, daar gaan we voor. De zeldzame grauwe klauwier broedt sinds kort weer. Gladde slang, zadelsprinkhaan en nachtzwaluw zijn typische bewoners van de droge heide. De gevlekte witsnuitlibel scheert over de vennen en natte heide. Het vliegend hert leeft in de oude wintereiken. Allemaal toppers.