Beekprik
Bijkomende kwaliteitseisen ten opzichte van het habitattype 3260 inzake BZV, zuurstofgehalte en temperatuur en afwezigheid migratieknelpunten. Wegnemen van alle mogelijke vervuilingsbronnen. Vergroten leefgebied door het opheffen van vismigratieknelpunten (bodemvallen, stuwen, …). Buffering van de waterlopen waarin Beekprik voorkomt (bv. Door broekbossen). Herstel van de beektrajecten binnen de grenzen van de SBZ: Zutendaalbeek in deelgebied 7 – Hesselberg, Alvorkuil, Dieleberg (830 m) en deelgebied 5 – Munsterbos, Bekembeemden, Noterbos (870 m), Bezoensbeek in deelgebied 8 – Vallei van de Bezoensbeek (2,4 km) en deelgebied 5 (844 m), de Munsterbeek/Roelerbeek/Oefaartloop in deelgebied 1 – Munsterbeek, Roelerbeek, Hoefaart en Gellikerheide (3,8 km), en de Munsterbeek in deelgebied 5 (1,2 km). Vermijden van hoge piekdebieten en te frequente ruimingen. Herstellen van de natuurlijke beekstructuur met voldoende paai- en opgroeihabitats.
Ontwikkeling van een populatie die voldoet aan een goede staat van instandhouding in de Zutendaalbeek, Bezoensbeek, Roelerbeek en Munsterbeek (50-200 ind/ha).