Waarschuwingsbericht

The subscription service is currently unavailable. Please try again later.

Franjestaart

Myotis nattereri
Fauna
Zoogdieren
Myotis nattereri Franjestaart
Verspreidingskaart (2007),  Franjestaart
Myotis nattereri Franjestaart

=

Behoud van het huidige areaal

=

Behoud of groei van de huidige populaties

+

Oplossen van versnippering, niet afgestemd menselijk gebruik, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

De Franjestaart is een middelgrote vleermuis met een spanwijdte van 23 tot 28 cm. Het duidelijke contrast tussen de rug- en zeer witte buikvacht is typisch, maar ook de vrij grote vleeskleurige oren en roze snuit zijn kenmerkend. De naam franjestaart is ontleend aan 2 rijen van gekromde borstelharen ('franjes') waarmee de rand van de staartvlieghuid bezet is. De franjestaart maakt gebruik van een fluistersonar die een zeer lage eindfrequentie heeft (lager dan 20 kHz).

De Franjestaart komt in vrijwel heel Europa voor en wordt beschouwd als zeldzaam en bedreigd, al is dit vermoedelijk deels te wijten aan de moeilijk te identificeren sonar, waardoor de zomerverspreiding slecht gekend is. Door betere onderzoekstechnieken is het aantal zomerwaarnemingen de laatste jaren toegenomen. Kraamkolonies in bomen zijn gekend uit Zoersel, Geel en Beernem. In Bree bevindt zich de enige gekende gebouwbewonende kolonie in Vlaanderen. Op meerdere plaatsen in Vlaanderen is het aantal overwinterende dieren de laatste jaren toegenomen (enkele honderden exemplaren in de Antwerpse forten). Het is onduidelijk of dit ook een effectieve populatietoename weerspiegelt. De Franjestaart is een ‘standvleermuis’ die geen grote verplaatsingen aflegt tussen winteren zomerkwartier (meestal minder dan 60 km).

De belangrijkste bedreigingen zijn het verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen. Verlies aan kwaliteit van het leefgebied treedt op door o.a. het verdwijnen van oude en zieke, holle bomen en onverlichte aaneengesloten verbindende landschapselementen tussen de jachtgebieden en de zomerverblijfplaats.

In Vlaanderen treft men de franjestaart meestal aan in forten, bunkers en ijskelders. Het behoud van deze overwinteringsplaatsen is dan ook een absolute must. Tijdens de zomer kan men hoofdzakelijk kraamkolonies aantreffen in holle bomen. In een aantal gevallen kan men de soort ook aantreffen in dakgebinte van grote stallen. Het beschermen van deze locaties is zeer belangrijk indien men de soort wenst te behouden. Franjestaarten zijn gebaat met een aangepast bos-, park- en landschapsbeheer, gericht op het behoud van oude, dode en zieke bomen, gespleten bomen en bomen met holten. Daarnaast zijn behoud en herstel van kleinschalige landschappen met veel verbindingselementen belangrijk. Een goede kennis van de ecologische eisen, de lokale verblijfplaatsen van kraamkolonies en het lokale jachtgedrag is noodzakelijk om gepaste maatregelen te nemen en nadelige effecten van eventuele lokale ingrepen te vermijden of te verzachten.

Overwintering vindt plaats in kelders, forten, ijskelders, groeven en grotten, maar ook in bomen, waar ze meestal wegkruipen in spleten en holtes.
Oude bomen met holten, spleten en naar boven ingerotte spechtenholen genieten de voorkeur als zomerverblijfplaats. De kraamkolonies kunnen in de loop van het seizoen frequent verhuizen. Een populatie heeft dus een netwerk aan geschikte locaties nodig. Uit het buitenland zijn meer gebouwbewonende kolonies gekend.
Als jachtgebied verkiest de soort gesloten tot halfopen bossen en kleinschalige, vaak waterrijke landschappen met een hoog aandeel holle bomen. In tegenstelling tot andere vleermuizen kunnen ze ook in dichte vegetatie jagen (bv. jonge aanplanten). Insecten worden vaak direct van de vegetatie geplukt. Ze worden ook jagend boven kleine beekjes en vijvers in bosrijke omgeving waargenomen. De jachtgebieden liggen doorgaans niet meer dan 10 km van de zomerverblijfplaats, waarbij de vliegroutes zo veel mogelijk lijnvormige structuren volgen en verlichting vermijden.

Van de franjestaart kan gerust gesteld worden dat het om een zeldzame en bedreigde soort gaat, want niettegenstaande het vele bat-detector onderzoek van de laatste jaren zijn zomerwaarnemingen eerder schaars. In een aantal landen zoals Frankrijk en Duitsland is de soort er algemeen in bosgebieden.