Specifieke natuurdoelen

Het Agentschap voor Natuur en Bos en de terreinbeherende verenigingen staan voor een belangrijke uitdaging om de natuurdoelen te behalen. Het gaat daarbij onder andere om het omvormen van bestaande bossen naar meer gevarieerde streekeigen bossen met meer dood hout, open plekken met heide, bosranden en meer variatie van oude en jonge bomen. Om de kwaliteit van de bossen te verbeteren moeten die met elkaar verbonden worden. De moerasvogels hebben ook extra moerasvegetatie nodig om in de vallei te kunnen overleven. Ten slotte moet het water dat de vijvers voedt proper zijn.

Dit zijn de specifieke natuurdoelen voor gebied 'Dijlevallei':

Boslandschap

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van 5 ha naar 25ha, op de meest potentierijke plaatsen (vooral in deelgebieden BE2400011-4b Meerdaalwoud en BE2400011-4d Rodebos).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Kwaliteitsverbetering. Instellen van een gericht heidebeheer om verbossing te voorkomen en de gewenste structuur en vegetatie te bereiken.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van de actuele relicten (2.6 ha) naar een oppervlakte van minimum 10 ha. Het betreft deelgebieden BE2400011-4d (Rodebos & plaatselijk op valleiflank Laanvallei), BE2400011-4b (ex-militair domein Meerdaalwoud) en BE2400011-14 (Koeheide).
Indien mogelijk herstel van alle relicten, o.m. in deelgebied BE2400011-3 ( Margijsbos) en BE2400011-15 (Grevensbos)

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Goede lokale staat van instandhouding voor de struisgraslanden in Rodebos en Koeheide; een uitstekende lokale staat van instandhouding voor de heischrale vegetaties in het voormalig militair domein van Meerdaalwoud. Gericht en intensief beheer om verbossing, verstruweling en eutrofiëring te voorkomen en te herstellen. Aandacht voor open verbindingen binnen het boslandschap.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van de interne en externe vochtige boszomen in de vochtige bosgebieden tot 5-15 km. Doel is om per bosgebied minstens ¼ van de potentiele interne en externe bosranden als boszoom te beheren.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Verbetering van de kwaliteit van de bestaande boszomen, best in het kader van mantel-zoom vegetaties en in combinatie met gericht beheer (het tegengaan van verruiging, ruderalisering en exoten).

Oppervlaktedoelstelling
=
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Behoud van de huidige habitatvlekken (ongeveer 0.4 ha).

Kwaliteitsdoelstelling
=
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Minstens behoud van de huidige kwaliteit met voor het habitat typische mossen en karakteristieke processen, behoud van de gunstige waterhuishouding en waterkwaliteit. Gezien de hoge kwetsbaarheid van dit habitattype moeten deze boszones ontrokken worden van exploitatie om degradatie van het habitat te vermijden.

Oppervlaktedoelstelling
=/+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van de huidige oppervlakte (1849 ha) naar 1989 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 27 ha. Bosuitbreidingen zijn ook nodig voor buffering en om verbindingen tussen bestaande boscomplexen te realiseren (bv. “verbindingsgebied “ Heverleebos-Meerdaalwoud). en vooral voor verbinding – en dus vergroting - en buffering van kleinere boskernen.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een goede tot uitstekende staat van instandhouding nagestreefd over de volledige bosoppervlakte binnen SBZ. Het bosbeheer wordt gericht op de verdere ontwikkeling van dit habitat, met als prioriteit de best ontwikkelde zones (oude eiken- en beukenbestanden). In deze zones is het aangewezen dat de ecologische bosfunctie primeert en zullen alle beheeringrepen er in eerste plaats gericht zijn op de verdere ontwikkeling van dit boshabitat, zodat een goede staat van instandhouding kan bereikt worden. Ook in de andere, sterker gedegradeerde habitatvlekken wordt gestreefd naar een substantiële verbetering via volgende verbeteropgaven:

  • terugdringen van naaldhout en exoten;
  • verbeteren van de horizontale en verticale structuur, met bijzondere aandacht voor open plekken en interne en externe bosranden (verbindingen voor fauna van habitats 4030 en 6230);
  • verhogen aandeel oude bomen en staand en liggend dood hout;
  • voorkomen van verruiging en vergrassing.

Voor het habitat typische soorten voor een goede habitatkwaliteit: Havik, Boommarter, Das, Wespendief, Zwarte specht, Middelste bonte specht, Vleermuizen, Fluiter, Levendbarende hagedis, Hazelworm, Kleine ijsvogelvlinder, Vliegend hert [*].

[*] Onderstreepte soorten zijn soorten van bijlage I, II, III of IV van het natuurdecreet.

Oppervlaktedoelstelling
=/+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Behoud en waar mogelijk toename van de bestaande habitatvlekken van 42 ha naar een oppervlakte van 49 ha. Richtwaarde voor bosuitbreiding is 3 ha. De belangrijkste deelgebieden voor de realisatie van de doelstelling zijn BE2400011-16 (Moorselbos) en BE2400011-17 (Hogenbos).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een voldoende tot goede staat van instandhouding nagestreefd. Verbeteropgaven:

  • terugdringen van naaldhout en exoten;
  • verbeteren van de horizontale en verticale structuur, met bijzondere aandacht voor open plekken en interne en externe bosranden (fauna!);
  • verhogen van de lichtinval in het bos;
  • herintroduceren van voor dit habitattype typische boomsoorten die een verbetering van de standplaats (goede humusvormers) verzekeren (terugdringing verzuring) zowel in de boom- als struiklaag. Boomsoorten die het verzuringsproces van de bodem versterken worden indien nodig teruggedrongen (o.a. beuk);
  • verhogen aandeel oude bomen en staand en liggend dood hout;

Voor het habitat typische soorten voor een goede habitatkwaliteit: Houtsnip, Havik, Wespendief (Bijlage IV-soort), Zwarte specht (Bijlage IV-soort), Middelste bonte specht (Bijlage IV-soort), Vleermuizen (Bijlage II & III-soorten), Das, Hazelworm, Kleine ijsvogelvlinder, Vliegend hert [*].

[*] Onderstreepte soorten zijn soorten van bijlage I, II, III of IV van het natuurdecreet.

Oppervlaktedoelstelling
=/+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Minstens behoud van de aanwezige habitatoppervlakte (409 ha) en toename tot 413 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 3 ha. Er wordt een maximaal herstel van het habitattype beoogd door omvorming van niet habitatwaardige bossen en op locaties waar verzuring van de bodem tot de teloorgang van het habitattype hebben geleid en de verzuring nog omkeerbaar is. Nader onderzoek moet deze zones lokaliseren en de herstelmogelijkheden kwantificeren. Realiseren van bosuitbreidingen (3 ha binnen SBZ) om kleinere, geïsoleerd gelegen bossen te bufferen.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een goede tot uitstekende staat van instandhouding nagestreefd. In die bosbestanden die reeds uitzonderlijke kwaliteiten bezitten (hoge dichtheid oude bomen, hoge structuurrijkdom) wordt een bosbeheer gevoerd dat deze maximaal behoudt. Verbeteropgaven:

  • terugdringen van naaldhout en exoten;
  • verbeteren van de horizontale en verticale structuur, met bijzondere aandacht voor open plekken en interne en externe bosranden (fauna!);
  • verhogen van de lichtinval in het bos;
  • herintroduceren van voor dit habitattype typische boomsoorten die een verbetering van de standplaats (goede humusvormers) verzekeren (terugdringing verzuring) zowel in de boom- als struiklaag. Boomsoorten die het verzuringsproces van de bodem versterken worden indien nodig teruggedrongen (o.a. beuk);
  • verhogen aandeel oude bomen en staand en liggend dood hout.

Voor het habitat typische soorten voor een goede habitatkwaliteit: Houtsnip, Havik, Boommarter , Wespendief (Bijlage IV-soort), Zwarte specht (Bijlage IV-soort), Middelste bonte specht(Bijlage IV-soort), Vleermuizen (Bijlage II & III-soorten), Vuursalamander, Das, Hazelworm, Kleine ijsvogelvlinder, Vliegend hert, Grote weerschijnvlinder [*].

[*] Onderstreepte soorten zijn soorten van bijlage I, II, III of IV van het natuurdecreet.

Oppervlaktedoelstelling
=
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Behoud van de huidige habitatvlekken, aanwezig in de vorm van vegetatielinten rond bronnen in een matrix van zure beukenbossen (9120), Eiken-Haagbeukenbossen (9160) of alluviale bossen (91E0).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

In deelgebieden met voldoende oppervlakte wordt een goede tot uitstekende staat van instandhouding nagestreefd (m.u.v. criterium oppervlakte). Vaak hangt de algemene kwaliteit (structuur, dood hout, exoten, ...) samen met die van het omringende bostype, en moeten ook daar maatregelen genomen worden. Behoud en waar nodig herstel van een gunstige waterhuishouding (kwaliteit en kwantiteit grondwater). Dit impliceert o.a. een aanpassing van de bemestingsdruk en/of aanpassing van het landgebruik van de infiltratiegebieden (bv. aan Rodebos). Exploitatieschade moet vermeden worden in deze kwetsbare habitatvlekken. Het habitat moet voldoen aan de ecologische vereisten van voor het habitat typische soorten als de Gewone bronlibel en Grote weerschijnvlinder. Verdere voor het habitat typische soorten voor een goede habitatkwaliteit zijn Vinpootsalamander, Vuursalamander, Houtsnip, Goudvink, Matkop, Kleine bonte specht.

Oppervlaktedoelstelling
=(-)
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Maximale omvorming van dit bostype) naar vogelkers-essenbos of mesotroof broekbos door herstel van de waterhuishouding. De actuele oppervlakte is minder dan 10 ha.
Behoud van het habitattype op enkele natuurlijke standplaatsen en op locaties waar herstel van vogelkers-essenbos en mesotroof broekbos onmogelijk is.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een goede tot uitstekende staat van instandhouding, nagestreefd waar dit het herstel van mesotroof broekbos of vogelkers-essenbos niet hypothekeert. Voor het habitat typische soorten voor een goede habitatkwaliteit: Gewone bronlibel, Vinpootsalamander, Vuursalamander, Grote weerschijnvlinder, Houtsnip, Goudvink, Matkop, Kleine bonte Specht.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van ±45 ha naar 55 ha, voornamelijk door herstel van een gunstige waterhuishouding in bossen waar van nature een constante aanvoer van kwel aanwezig is, voornamelijk in de deelgebieden BE2400011-4c (Doode Bemde), BE2400011-4d (Laanvallei), BE2400011-6 (ten zuiden van vijvers van Oud-Heverlee) en BE2400011-7 (Ormendaalbos). De richtwaarde voor bosuitbreiding is 54 ha (voor alle subtypen 91E0 samen).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een goede tot uitstekende staat van instandhouding nagestreefd.Behoud of herstel van de voor het habitattype gunstige waterhuishouding (kwalitatief en kwantitatief). Hiertoe dienen plaatselijk het natuurlijk waterpeil hersteld te worden (o.a. deelgebied BE2400011-5) en dient de waterkwaliteit te verbeteren. Voor het habitat typische soorten voor een goede habitatkwaliteit: Gewone bronlibel, Vinpootsalamander, Vuursalamander, Grote Weerschijnvlinder, Houtsnip, Goudvink, Matkop, Kleine bonte Specht.

Oppervlaktedoelstelling
=
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Behoud van de huidige habitatvlekken, fragmentair aanwezig rond zure bronnen in andere bostypen.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een goede tot uitstekende staat van instandhouding nagestreefd. Vaak hangt de algemene kwaliteit (structuur, dood hout, exoten, ...) samen met die van het omringende bostype, en moeten ook daar maatregelen genomen worden. Behoud en waar nodig herstel van een gunstige waterhuishouding (kwaliteit en kwantiteit grondnwater). Dit impliceert o.a. een aanpassing van de bemestingsdruk en/of aanpassing van het landgebruik van de infiltratiegebieden (oa bij Rodebos). Hiertoe dient de herkomst van het water van deze bronnen onderzocht te worden. Voor het habitat typische soorten voor een goede habitatkwaliteit: Gewone bronlibel, Vinpootsalamander, Vuursalamander, Grote weerschijnvlinder, Houtsnip, Goudvink, Matkop, Kleine bonte Specht.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van de bestaande oppervlakte (± 150 ha) tot een totale oppervlakte van 223 ha. Deze toename mag niet ten koste gaan van andere Europees beschermde habitats en soorten. De richtwaarde voor bosuitbreiding is 54 ha (voor alle subtypen 91E0 samen).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een goede staat van instandhouding nagestreefd. Behoud of herstel van de voor het habitattype gunstige waterhuishouding. Kunstmatige overstromingen met voedselrijk water moeten vermeden worden. Voor het habitat typisxceh soorten voor een goede habitatkwaliteit: Gewone bronlibel, Vinpootsalamander, Vuursalamander, Grote Weerschijnvlinder, Houtsnip, Goudvink, Matkop, Kleine bonte Specht.

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties binnen de SBZ’s. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt nagegaan op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch is er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Bescherming en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving en, indien mogelijk, inrichting van nieuwe verblijfplaatsen (o.a. bunkers in het ex-militair domein in Meerdaalwoud).

Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors) in de bossen, met een goede spreiding ervan over het gehele bos. Richtwaarde uit de literatuur:7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie van Dufour (2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een maximaal behoud van de aanwezige oude bomen en een verdere toename van het aandeel dikke bomen (>250 cm) waar ze ontbreken is dan ook aangewezen.

Vergroten horizontale structuur van de bossen: verhogen aandeel open plekken (ruigte, hooiland) en goed ontwikkelde interne en externe bosranden, behoud van oude bomen in bosverband en in dreven. Deze verbeteropgave is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor habitattype 9160, 9130 en 9120. Het creëren van een netwerk van open plekken en boswegen met mantel en zoomvegetaties in en in de directe omgeving van de grote bosgebieden. Deze verbeteropgave is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor habitattype 9160, 9130 en 9120, en 6510, 6230, 6430, moeras en rietland. Behoud landschappelijke diversiteit en creëren ecologische verbindingen tussen de bosgebieden.

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties binnen de SBZ’s. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt nagegaan op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch is er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Bescherming en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving en, indien mogelijk, inrichting van nieuwe verblijfplaatsen (o.a. bunkers in het ex-militair domein in Meerdaalwoud).

Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors) in de bossen, met een goede spreiding ervan over het gehele bos. Richtwaarde uit de literatuur:7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie van Dufour (2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een maximaal behoud van de aanwezige oude bomen en een verdere toename van het aandeel dikke bomen (>250 cm) waar ze ontbreken is dan ook aangewezen.

Vergroten horizontale structuur van de bossen: verhogen aandeel open plekken (ruigte, hooiland) en goed ontwikkelde interne en externe bosranden, behoud van oude bomen in bosverband en in dreven. Deze verbeteropgave is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor habitattype 9160, 9130 en 9120.

Omschrijving populatiedoelstelling

Minstens het behoud van de huidige populatie van 20-25 koppels in het SBZ-H. De populatie zal wellicht verder stijgen door de kwaliteitsverbetering van de habitattypes 9120 en 9160.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Kwaliteitsverbetering van het habitat 9120 en vooral 9160- Eiken-haagbeukenbossen. Met name de verdere ontwikkeling van structuurrijke Eiken- en beukenbossen, het algemene bewarend beleid ten aanzien van oude en dikke bomen, in het bijzonder inlandse eiken (of andere loofhoutsoorten met ruwe stam) en het verhogen van het aandeel dood hout.

Omschrijving populatiedoelstelling

Ontwikkelen van minimum 3 duurzame populaties in de SBZ. Hiervan komt er telkens 1 in Meerdaalwoud, in Heverleebos en in Rodebos), met elk meerdere broedplaatsen (minimum 4) en op een onderlinge afstand van maximum 3 km. Realisatie van in totaal minimum 10 ha geschikt leefgebied, verspreid gelegen in de SBZ. Iedere geschikte zone moet echter een minimum oppervlakte van 1 ha hebben. De meest potentievolle zones zijn zuidhellingen en zuidranden van het bos. Deze doelstelling overlapt met de doelstellingen voor de habitattypes 9160, 9130 en 9120.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Verbetering van de kwalititeit van het leefgebied om over een oppervlakte van minstens 10 ha een geschikt leefgebied te realiseren. Realisatie van ijle bosstructuren en open plekken aan de zuidranden en zuidhellingen van het bos. Maximale overschaduwing boomlaag: 50 %. Continuïteit beschikbaarheid van voldoende dood hout, verspreid over het bos maar in het bijzonder nabij potentiële en effectieve broedplaatsen. Streefcijfers: min. 3 dikke (diam. > 50 cm) dode bomen/ha en de continuïteit van dit aanbod garanderen. Aanleg van kunstmatige broedhopen op geschikte locaties tot deze streefcijfers gerealiseerd worden. Maximaal behoud van oude of zieke, aftakelende bomen (kwijnende bomen). Richtcijfer > 3 dikke levende bomen/ha.

Omschrijving populatiedoelstelling

In deelgebied BE2400011-11 Tersaart: bijdrage aan een populatie van minimum 200 roepende mannetjes, kaderend in een soortenbeschermingsplan

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied in deelgebied BE2400011-11 (Tersaart): Een deel van het hellingbos ten oosten van de poel dient zoveel mogelijk open gehouden te worden.

Omschrijving populatiedoelstelling

Minstens het behoud van de bestaande populatie van 10-20 broedparen.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Verdere ontwikkeling van de oudere, structuurrijke bossen met aandacht voor voldoende open plekken en boszomen. Herstel van grote kwalitatieve graslandcomplexen.

Omschrijving populatiedoelstelling

Behoud van de bestaande populatie van ongeveer 30 broedparen.

Kwaliteitsdoelstelling
=
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Behoud van de kwaliteit van het leefgebied.

Vallei - natte graslanden en ruigten

Oppervlaktedoelstelling
=
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Behoud van 80 ha. Dit zal gerealiseerd worden in de deelgebieden BE2400011-4c, BE2400011-4d, BE2400011-4e en BE2400011-8, door het instellen van gericht beheer.

Kwaliteitsdoelstelling
=/↑
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Kwaliteitsverbetering in de habitatvlekken waar momenteel nog geen goede lokale staat is. Hierbij is gericht ruigte beheer nodig (o.a. verruiging tegengaan, standplaatsen met sleutelsoorten detecteren).

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van 23 ha (actueel) naar 62 ha, en ontsnippering voor het duurzaam behoud van dit habitattype; herstel van samenhangende hooilandcomplexen met hoge faunawaarde. Het grootste deel hiervan gebeurt in de Dijle- en Laanvallei. Daarnaast is ook versterking van de relicten van hellinggraslanden aangewezen (Grevensbos, Koeheide, Rodebos, Margijsbos). Deze hooilanden zijn bijna uitsluitend nog aanwezig in de natuurreservaten. Een toename van de huidige glanshavergraslanden wordt tot doel gesteld. Waar mogelijk nemen ze verder toe tot de minimale oppervlakte voor een goede staat van instandhouding gekoppeld aan de ecologische vereisten van de voor het habitat typische soorten (30 ha per deelgebied).

Kwaliteitsdoelstelling
=
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Er zal gestreefd worden naar een goede habitatkwaliteit. Dit vereist een gericht natuurbeheer.

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties binnen de SBZ’s. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt nagegaan op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch is er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Bescherming en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving en, indien mogelijk, inrichting van nieuwe verblijfplaatsen (o.a. bunkers in het ex-militair domein in Meerdaalwoud).

Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors) in de bossen, met een goede spreiding ervan over het gehele bos. Richtwaarde uit de literatuur:7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie van Dufour (2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een maximaal behoud van de aanwezige oude bomen en een verdere toename van het aandeel dikke bomen (>250 cm) waar ze ontbreken is dan ook aangewezen.

Het creëren van een netwerk van open plekken en boswegen met mantel en zoomvegetaties in en in de directe omgeving van de grote bosgebieden. Deze verbeteropgave is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor habitattype 9160, 9130 en 9120, en 6510, 6230, 6430, moeras en rietland. Behoud landschappelijke diversiteit en creëren ecologische verbindingen tussen de bosgebieden.

Vallei - vijver- en moeraslandschap

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van 0 ha naar 33 ha-door omvorming. Herstel van dit habitat: geschikte deelgebieden hiervoor zijn BE2400011-5 Florival, BE2400011-4e Grootbroek en BE2400011-4c Doode Bemde. De grootste oppervlakte kan hersteld worden in Grootbroek.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Herstel van een goede waterkwaliteit en een gunstige waterhuishouding door het tegengaan van directe en indirecte waterverontreiniging. Oa. garanderen van een goede waterkwaliteit van de waterlopen die de vijvers voeden (Dijle, IJse). Instellen van een gericht vijverbeheer.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Beperkte toename van de bestaande habitatvlek in deelgebied BE2400011-4c van 0.1 naar 1 ha.

Kwaliteitsdoelstelling
=
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Minstens behoud van de actuele kwaliteit.

Omschrijving populatiedoelstelling

Minstens het behoud van de bestaande populatie van 20-25 broedparen.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Verbetering en toename van rietland en natte ruigte.

Omschrijving populatiedoelstelling

Behoud van de huidige deelpopulatie van minstens 25 adulte bevers in de Dijle- en Laanvallei ten zuiden van Leuven.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Bestendigen natuurgericht rivierbeheer en natuurlijke waterberging in de valleien van de Dijle, Laan en IJse. Verzekeren van voldoende rust door o.a. het instellen van rustzones.

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties binnen de SBZ’s. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt nagegaan op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch is er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Bescherming en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving en, indien mogelijk, inrichting van nieuwe verblijfplaatsen (o.a. bunkers in het ex-militair domein in Meerdaalwoud).

Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors) in de bossen, met een goede spreiding ervan over het gehele bos. Richtwaarde uit de literatuur:7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie van Dufour (2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een maximaal behoud van de aanwezige oude bomen en een verdere toename van het aandeel dikke bomen (>250 cm) waar ze ontbreken is dan ook aangewezen.

Handhaving of herstel van ecologisch waardevolle vijvers: goede waterkwaliteit, natuurlijk visbestand in evenwicht met de draagkracht van het systeem en natuurlijke oevers (o.a. vijvers van Zoet Water zijn belangrijk). Deze is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor habitattype 3150.

Verlichting in de omgeving van open water kan de kwaliteit van de zone als jachtgebied sterk doen afnemen (o.a. voor de lichtschuwe Watervleermuis). Waar mogelijk moet verlichting worden verminderd (of uitgeschakeld). Nieuwe verlichting of verhoogde blootstelling aan verlichting (bvb. door verwijderen van vegetatiescherm) wordt best vermeden.

Het creëren van een netwerk van open plekken en boswegen met mantel en zoomvegetaties in en in de directe omgeving van de grote bosgebieden. Deze verbeteropgave is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor habitattype 9160, 9130 en 9120, en 6510, 6230, 6430, moeras en rietland. Behoud landschappelijke diversiteit en creëren ecologische verbindingen tussen de bosgebieden.

Omschrijving populatiedoelstelling

Minstens het behoud als doortrekker, pleisteraar en overwinteraar.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Zie doelen voor Roerdomp, Woudaapje en Porseleinhoen.

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties binnen de SBZ’s. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt nagegaan op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch is er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Bescherming en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving en, indien mogelijk, inrichting van nieuwe verblijfplaatsen (o.a. bunkers in het ex-militair domein in Meerdaalwoud).

Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors) in de bossen, met een goede spreiding ervan over het gehele bos. Richtwaarde uit de literatuur:7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie van Dufour (2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een maximaal behoud van de aanwezige oude bomen en een verdere toename van het aandeel dikke bomen (>250 cm) waar ze ontbreken is dan ook aangewezen.

Handhaving of herstel van ecologisch waardevolle vijvers: goede waterkwaliteit, natuurlijk visbestand in evenwicht met de draagkracht van het systeem en natuurlijke oevers (o.a. vijvers van Zoet Water zijn belangrijk). Deze is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor habitattype 3150.

Verlichting in de omgeving van open water kan de kwaliteit van de zone als jachtgebied sterk doen afnemen (o.a. voor de lichtschuwe Watervleermuis). Waar mogelijk moet verlichting worden verminderd (of uitgeschakeld). Nieuwe verlichting of verhoogde blootstelling aan verlichting (bvb. door verwijderen van vegetatiescherm) wordt best vermeden.

Omschrijving populatiedoelstelling

Behoud als overwinteraar.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Behoud en ontwikkeling van een geschikt foerageergebied, door de herinrichting van de viskweekvijvers tot een rijk waterecosysteem met voldoende waterplanten (fonteinkruiden). Herstel van de voormalige vijvers van Florival is in dat opzicht erg belangrijk. Ontwikkeling van een groot complex van kwalitatieve valleigraslanden.

Omschrijving populatiedoelstelling

Toename van de populatie van 2-3 naar 3-6 broedparen. Dit vereist een toename van specifiek leefgebied : (grote zeggenvegetaties, jonge gemaaide rietlanden en/of lage grazige vegetaties in permanent ondiep water van 7 (actueel) naar 30-40 ha.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Specifieke inrichting en beheer (Grote zeggenvegetaties, ondiepe oevervegetaties, jong rietland, dotterbloemgraslanden …) met overgangszones naar natte graslanden in in de meest geschikte gebieden.

Omschrijving populatiedoelstelling

Populatie van 2-3 broedparen.
Naast de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het habitattype 3150 (33 ha) in SBZ-H is een toename met 67-75 ha geschikt leefgebied nodig voor roerdomp. Van deze in totaal 100-115 ha leefgebied is 45-50 ha nodig onder de vorm van waterriet.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

De kwaliteitseisen voor deze soort zijn sturend voor Woudaap en Blauwborst. Landschappelijk open waterrijke moerassen met de volgende kenmerken zijn nodig:

  • geschikt leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties (>50%) en open water (> 30%);
  • voldoende geschikte randzones (waterriet/ondiep water/oeverplantenvegetaties
  • helder water met goede waterkwaliteit en een hoog voedselaanbod (jonge vis, ongewervelden, amfibieën);
  • voldoende rust en waar mogelijk het creëren van predatievrije broedgelegenheden tijdens broedperiode;
  • open vijverlandschap;
  • gevarieerde leeftijdsstructuur van de rietvegetaties: per broedkoppel is er nood aan minimaal 0,5 tot 2ha overjarig riet of lisdodde met een voldoende dikke kniklaag (opstapeling van oude stengels);
  • aanwezigheid verlandingsvegetaties (niet enkel riet/lisdodde, maar ook ondergedoken en drijvende watervegetaties);
  • hoog waterpeil in de leefgebieden tijdens het broedseizoen.

De meest kansrijke gebieden voor de vestiging van roerdomp zijn de vijvercomplexen van Oud-Heverlee-Langerode en Grootbroek-Florival.

Omschrijving populatiedoelstelling

Toename van 0-1 naar 3 broedparen. De kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen inzake het leefgebied worden volledig gedekt door de doelen voor Roerdomp (zie Roerdomp).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Creëren van geschikte broedhabitat, aan vijvercomplex Grootbroek, vijvers van Oud-Heverlee en de Langerodevijver en zo nodig de Vijvers van Florival : moerassen met een afwisseling van open water, rietkragen, waterplanten, veel waterriet, ondiep helder water en veel kleine prooien. Verbetering van de waterkwaliteit.

Omschrijving populatiedoelstelling

Minimum behoud van de gekende populaties

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Minstens behoud van de geschikte leefgebieden: Grote Zeggenvegetaties, zeggenrijke broekbossen en overgangen naar rietruigten en dottergraslanden.

Vallei - waterlopen

Omschrijving populatiedoelstelling

Minimaal de instandhouding van de actuele populaties.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Behoud of herstel van de kwaliteit van de leefgebieden. waterplantrijke, traag stromende of stilstaande waters met zoetwatermossels en voldoende zuurstof (viswaterkwaliteit karperachtigen). Dit geldt zowel voor vijvers als voor grachtenstelsels en waterlopen.

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties binnen de SBZ’s. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt nagegaan op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch is er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Bescherming en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving en, indien mogelijk, inrichting van nieuwe verblijfplaatsen (o.a. bunkers in het ex-militair domein in Meerdaalwoud).

Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors) in de bossen, met een goede spreiding ervan over het gehele bos. Richtwaarde uit de literatuur:7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie van Dufour (2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een maximaal behoud van de aanwezige oude bomen en een verdere toename van het aandeel dikke bomen (>250 cm) waar ze ontbreken is dan ook aangewezen.

Het creëren van een netwerk van open plekken en boswegen met mantel en zoomvegetaties in en in de directe omgeving van de grote bosgebieden. Deze verbeteropgave is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor habitattype 9160, 9130 en 9120, en 6510, 6230, 6430, moeras en rietland. Behoud landschappelijke diversiteit en creëren ecologische verbindingen tussen de bosgebieden.

Omschrijving populatiedoelstelling

Minstens het behoud van de huidige populatiegrootte (15 broedparen).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied. Dit impliceert:

  • bestendigen van het natuurgericht waterbeheer in de Dijlevallei (behoud natuurlijke rivierdynamiek);
  • verbeteren van de waterkwaliteit van Dijle en zijlopen;
  • tegengaan van de verstoring van de broedplaatsen.
Omschrijving populatiedoelstelling

Realisatie van een duurzame reproducerende populatie van rivierdonderpad (Streefcijfer: 0,1-0,3 individuen per m² geschikte rivierbedding), indien bijkomend onderzoek de aanwezigheid van een relictpopulatie aantoont.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Verdere verbetering van de waterkwaliteit van waterlopen, met bijzondere aandacht voor de onderlinge verbinding van de voor rivierdonderpad geschikte leefgebieden. De Ijse en haar zijlopen zijn daarbij prioritair (o.a. Nellebeek). Bestendigen van natuurlijk rivier- en oeverbeheer.

Greet Swinnen
Agentschap voor Natuur en Bos