Opheffen van de eutrofiëring en vervuiling van de Roosterbeek, de Laambeek en de Slangenbeek is essentieel om doelen van oligo-, meso tot eutrofe waterhabitats (3110,3130,3150) en beekbegeleidende habitats (91E0, 7140) en de hieraan gebonden soorten te behalen in deelgebied 1 en 2. Onder andere door sanering van overstorten, verbeteren effluent RWZI en doorvoeren afkoppelingsbeleid op gemeentelijk niveau. Bovendien is de laambeek tevens het habitat van een relictpopulatie van beekprik. Naast het verbeteren van de waterkwaliteit zijn het invoeren van een actief peilbeheer, eventueel het verwijderen van de sliblaag en een gepast visstandsbeheer noodzakelijk om herstel mogelijk te maken. Inspanningen tot herstel moeten op korte termijn worden geleverd door de waterbeheerder, VMM, Aquafin, gemeenten, bedrijven en in tweede instantie door de beheerders van de vijvers.