Zoeken
Van bij de start van het proces van het vastleggen en realiseren van de Europese natuurdoelen is de socio-economische context in overweging genomen. Alle betrokken sectoren werden onmiddellijk bij het overleg betrokken om de verschillende perspectieven in beeld te brengen. Bij de spreiding en allocatie van de Europese natuurdoelen wordt actief rekening gehouden met de socio-economische context via verschillende modellen die opgebouwd zijn in overleg met meerdere sectoren.
Prioritaire inspanningen zijn in het Europese natuurdoelenrapport geformuleerd als noodzakelijk voor het bereiken van de doelen. De prioritaire inspanningen zijn opgenomen in het Europese natuurdoelenbesluit en zijn dan ook richtinggevend voor de realisatie van de natuurdoelen op het terrein. Een inspanning bestaat of kan bestaan uit meerdere acties.
De ambitie en visie van het ANB is om alle actoren blijvend te betrekken bij de realisatie van de Europese natuurdoelen. In de opstartfase van het gebiedsgericht overleg werd samen een stand van zaken en een agenda voor de toekomst opgemaakt. Per actie werd bepaald welke actoren betrokken moeten worden.
Afhankelijk van de resultaten van deze fase zal het verder overleg op maat gemaakt worden van elk gebied . Het is in ieder geval duidelijk dat de overlegplatforms ook in de toekomst een belangrijke rol blijven spelen in de opvolging van de implementatie. Ze zullen het forum zijn waarop afspraken gemaakt en opgevolgd worden.
‘Quick wins’ is de vroegere benaming voor de huidige ‘investeringssubsidies natuur’. Met beide subsidies wil het ANB alle mogelijke beheerders stimuleren om gebieden in te richten met het oog op de realisatie van Europese natuurdoelen. De opmaak van een beheerplan is hierbij verplicht.
Het ANB raadt aan om nu al een beheerplan volgens de nieuwe regelgeving op te maken. De kans is immers groot dat wanneer het beheerplan ter goedkeuring wordt ingediend bij het ANB, de nieuwe regelgeving van kracht is. Als dat nog niet het geval is, zal het beheerplan worden goedgekeurd volgens de huidige procedures. Ook de gewone subsidieregeling blijft dan gelden. Zodra de nieuwe regelgeving in werking treedt, kan de beheerder snel overstappen op het vernieuwde systeem van natuurbeheerplan en subsidies. Indien de inrichting nu niet door een bestaand bosbeheerplan gedekt kan worden, wordt er gewacht tot de nieuwe figuur van natuurbeheerplan beschikbaar is.
Net zoals voor de andere soorten, zijn voor de oppervlaktebehoevende soorten de doelen in de specifieke instandhoudingsdoelstellingen besluiten (S-IHD) opgenomen. De oppervlaktes kunnen afgeleid worden uit de rapporten die de criteria voor de beoordeling van de staat van instandhouding beschrijven (INBO.R.2008.35; INBO.R.2008.36). In deze rapporten wordt telkens met een oppervlaktevork gewerkt. Het is immers vaak onmogelijk om een exacte oppervlakte aan bijvoorbeeld een broedpaar of een populatie toe te schrijven aangezien dit afhankelijk is van vele factoren.
De actuele leefgebieden van de oppervlaktebehoevende soorten binnen die beschermingszones waar ze tot doel gesteld zijn in het S-IHD-besluit, worden weergegeven in managementplan 1.1 en ook geïmplementeerd in het zoekzonemodel. Voor vier van deze soorten (grauwe klauwier, roerdomp, kwartelkoning en porseleinhoen) wordt in het zoekzonemodel ook met een reservatiezone gewerkt voor die gebieden waar er, naast eventueel actueel voorkomen , een bijkomend doel is.
Op 17 oktober 1988 werden de Vlaamse Vogelrichtlijngebieden door de Vlaamse Regering definitief aangewezen, op enkele latere wijzigingen na. Die aanwijzing gebeurde volgens de criteria aangegeven in de richtlijn en op basis van de toenmalige kennis. Voor de speciale beschermingszones in toepassing van de
Voor informatie over de soortenbeschermingsprogramma's kan je terecht op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos.