Zoeken
De Groenknolorchis (vroeger ook Sturmia genoemd) is een 6 tot 20 cm hoge, zeer onopvallende orchidee met 4 tot 8 groengele bloemen. De stengelvoet is verdikt tot een bovengrondse, groene knol, die omhuld wordt door de voet van één paar glanzend groene bladeren. De bloeitijd valt in de periode juni-juli.
Kruipend moerasscherm is een 5 tot 25 cm hoge, overblijvende plant van de Schermbloemigenfamilie. Typisch is de dunne, kruipende stengel die op de knopen wortelt en bladeren draagt. De bladeren zijn enkel geveerd en ongelijk gezaagd. De bloei valt in de periode juni-oktober. De stelen van de witte bloemschermen ontspringen tegen het grondoppervlak.
Hardhoutooibossen staan langs grote rivieren. Ze overstromen minder dan de zachthoutooibossen maar staan nog onder invloed van de rivierdynamiek. Het zijn goed ontwikkelde structuurrijke en hoge bossen van Zomereik, Es, iepensoorten, Linde en Zwarte populier. Ze zijn typisch voor de midden- en benedenloop van grote Midden-Europese riviersystemen zoals de Rijn, Donau en Allier. Het bostype vormt vaak mozaïeken met “zachthoutooibossen” en met Elzen-Essenbossen, die beiden tot habitattype 91E0 gerekend worden. In Vlaanderen is het natuurlijke verspreidingsareaal van dit bostype beperkt tot de bedding van de Maas, waar het uiterst zeldzaam voorkomt.
Dit habitattype omvat Elzen-Essenbossen, Elzenbroekbossen en Wilgenbossen, die vooral voorkomen op alluviale bodems langs rivieren en beken en in moerassige depressies. Diverse subtypes, die elkaar soms overlappen, kunnen in Vlaanderen worden onderscheiden: - Bronbossen - Beekbegeleidende bossen - Elzenbroekbossen met drie subtypes: Ruigte-Elzenbos, Mesotroof broekbos en het oligotroof broekbos - Zachthoutooibossen
In veenbossen is Zachte berk doorgaans de enige aanwezige boomsoort. Dit bostype is arm aan hogere planten, maar heeft wel een sterk ontwikkelde moslaag met diverse soorten veenmossen, andere mossen en eventueel een dwergstruiklaag. Naarmate de milieuomstandigheden minder voedselarm en minder zuur worden, treedt o.a. Zwarte els op en gaat de vegetatie over in Berkenbroekbos of mesotroof Elzenbroekbos (habitattype 91E0). Dit bostype komt nagenoeg niet voor in Vlaanderen.
Dit habitattype omvat de zuurminnende Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarme zandgronden met Zomereik, Ruwe en Zachte berk, vaak gemengd met Wilde lijsterbes en Ratelpopulier. In mindere mate komen ook Wintereik en Beuk voor. De struiklaag is zwak ontwikkeld en bevat Sporkehout en berk en verder ook sporadisch Wilde lijsterbes. De kruidlaag is arm en bestaat vooral uit Bochtige smele, Blauwe bosbes, Struikhei en andere grassen en kruiden van zure bodems. Dit habitattype is o.a. zeer belangrijk voor de vogelrichtlijnsoorten Middelste bonte en Zwarte specht en Wespendief en verder ook voor een groot aantal vogels van structuurrijke loofbossen (o.a. Fluiter, Bonte vliegenvanger, Boomklever, Boomkruiper, Appelvink, Bosuil).
Dit habitattype bevat in Vlaanderen twee bostypes. Een type op vrij zure voedselarme leembodem met zuurtolerante voorjaarsflora als Bosanemoon, Grote muur en Gele dovenetel en een type op minder zure iets voedselrijke bodem met soorten als Bosbingelkruid, Slanke sleutelbloem, Eenbes en Daslook. Deze bossen komen voor op valleibodems, depressies en zones grenzend aan rivier- en beekbegeleidende bossen, maar ook hellingbossen en plateaubossen met bodems met een hangwatertafel.
Het Midden-Europese kalkrijke beukenbos komt in Vlaanderen slechts marginaal en matig ontwikkeld voor. Dit type komt van nature voor op warme, droge plaatsen, met zeer ondiepe bodems waar kalksteen dagzoomt (oa. bergen karstgebieden). Er is geen invloed van grondwater. In kalkrijke beukenbossen komen verschillende zeldzame orchideeënsoorten voor, naast enkele andere kalkminnende planten. Kenmerkende en vaak zeer zeldzame soorten van het kalkrijk beukenbos (en bijhorende boszomen) die in de Vlaamse voorbeelden voorkomen zijn: Bleek bosvogeltje, Vliegenorchis, Witte engbloem en Rode kamperfoelie.
Dit habitattype omvat de beukenbossen met een goed ontwikkelde voorjaarsflora, die voorkomen op pH-neutrale bodems met een goed verteerde humuslaag. In Vlaanderen onderscheiden we twee subtypes. 1) Een type met Eenbloemig parelgras en Lievevrouwebedstro in de kruidlaag. Goed ontwikkeld vind je dit enkel in de Voerstreek. Kleine plekjes die niet zo goed ontwikkeld zijn, vind je ook in de Vlaamse Ardennen. 2) Een tweede type waarbij tapijten van Wilde hyacint karakteristiek zijn. Daarnaast komt veel Wijfjesvaren voor, evenals Bosanemoon, en op vochtige plaatsen ook Daslook. Dit type vind je enkel in het westen van Vlaanderen.
Zuurminnende beukenbossen zijn te herkennen aan verscheidene zuurtolerante soorten zoals Lelietje-van-dalen, Dalkruid, Adelaarsvaren, Blauwe bosbes of Valse salie. Ook Bosanemoon kan voorkomen. Vaak en zeker onder Beuk is de bodem kaal. Deze "Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei" komen voor op zure bodems in zowel laagland als montaan gebied, onder een vochtig, Atlantisch klimaat. De boomlaag van dit bostype kan gedomineerd worden door Eik als gevolg van het vroegere middel- en hakhoutbeheer. Bij ontbreken of extensiveren van het beheer kunnen Beuk en vaak ook Hulst spontaan verjongen in deze bestanden.