Veenbossen (91D0)

Veenbossen
Spork
Kleine veenbes, een zeldzaam kleinood, groeit op lichtrijke plekken tussen het veenmos.
Sterzegge

In veenbossen is Zachte berk doorgaans de enige aanwezige boomsoort. Dit bostype is arm aan hogere planten, maar heeft wel een sterk ontwikkelde moslaag met diverse soorten veenmossen, andere mossen en eventueel een dwergstruiklaag. Naarmate de milieuomstandigheden minder voedselarm en minder zuur worden, treedt o.a. Zwarte els op en gaat de vegetatie over in Berkenbroekbos of mesotroof Elzenbroekbos (habitattype 91E0). Dit bostype komt nagenoeg niet voor in Vlaanderen.

Bossen
91D0
Veenbossen
Veenbossen

Veenbossen (Betulion pubescentis) komen typisch voor langs de randen van hoogveen (habitattypes 7110 en 7120), waar het regenwater reeds licht aangerijkt is door zijdelingse wegzijging, waardoor de ontwikkeling van een ijl en laag (tot 5 à 10 m hoog) bos mogelijk is. In deze vorm komt dit habitattype in Vlaanderen nagenoeg niet voor. Gelijkaardige omstandigheden komen plaatselijk wel voor in venige kwelzones waar niet aangerijkt, zuur grondwater opkwelt en in voedselarme, voormalige trilvenen (habitattype 7140). Zachte berk is doorgaans de enige aanwezige boomsoort in de climaxvegetatie van dit soort standplaatsen. Dit bostype is arm aan hogere planten, maar heeft wel een sterk ontwikkelde moslaag met diverse soorten veenmossen, andere mossen en eventueel een dwergstruiklaag. Naarmate de milieuomstandigheden minder voedselarm en minder zuur worden, treedt o.a. Zwarte els op en gaat de vegetatie over in Berkenbroekbos of mesotroof Elzenbroekbos (habitattype 91E0). De dominante boomsoorten zijn in onze regio Zachte berk, Karpatenberk (typische ondersoort of variëteit van Zachte berk in deze milieus) en Ruwe berk, Grove den, Zomereik, Wilde lijsterbes en Sporkehout zijn begeleiders met eventueel Geoorde wilg en Gagel in de struiklaag. In de kruidlaag vindt men, naast veenmostapijten, soorten als Gewone dophei, Blauwe bosbes, Pijpenstrootje en diverse zeggensoorten. Rijsbes is een in Vlaanderen uitgestorven kenmerkende soort. Er zijn weinig uitgesproken typische fauna-elementen. De aanwezigheid van dood hout is belangrijk voor ongewervelde dieren, mossen en fungi. Tal van ongewervelde dieren van veenmosvegetaties en natte heiden komen ook in dit open bostype voor.

Geschikte milieuomstandigheden zijn in Vlaanderen uiterst zeldzaam. Goed ontwikkelde hoogveengebieden komen in Vlaanderen immers niet voor. Veenbos komt zeer plaatselijk wel op kleine oppervlakten voor op met veenmossen verveende, voormalige vennen en afgesneden meanders of natuurlijke kommen met constante aanvoer van voedselarm, zuur grondwater. Omdat het voorkomen van dit habitattype in Vlaanderen bij de aanmelding van Speciale Beschermingszones aan Europa (2002) nog onvoldoende duidelijk was, werden voor dit habitattype nog geen Vlaamse gebieden aangewezen.

Het meest aangewezen beheer bestaat uit niets doen en buffering tegen negatieve invloeden (eutrofiëring, verdroging) van buitenaf. Dit type is te kwetsbaar voor elke vorm van exploitatie en is ongeschikt voor begrazing.

- Eutrofiëring leidt tot overgang naar habitattype 91E0 of tot verdere verruiging en kan verschillende oorzaken hebben (atmosferische depositie, toevoer van aangerijkt (grond)water, veenmineralisatie door verdroging, verstoring en overbetreding van de bodem). - Hydrologische verstoringen in de wijde omgeving kunnen leiden tot verdroging en rechtstreekse drainage tot habitatverlies. - Versnippering. - Dit habitattype is zeer kwetsbaar voor betreding.

Herstel van gedegradeerd berkenveenbos op weinig verstoorde veenbodems is mogelijk door herstel van een permanent hoog niveau van mineraalarm grondwater, ongedaan maken van nutriëntenaanrijking en kappen van exoten (meestal naaldhout). Herstel van gedraineerde locaties is vaak niet meer mogelijk door de ingrijpende bodemverstoring. Ongewenste boomsoorten kan men ook laten afsterven door herstel van de natuurlijke hydrologie. Plaatselijk kan de aanvoer van zuur grondwater versterkt worden door in het infiltratiegebied naaldhoutaanplanten (die minder infiltratie toelaten) te verwijderen. Nieuwe habitats kunnen op langere termijn spontaan ontwikkelen door het toelaten van spontane verlanding en natuurlijke successie van vennen, afgesneden meanders en vijvers met de geschikte abiotische omstandigheden. Geschikte milieuomstandigheden zijn soms te vinden in antropogene biotopen zoals oevers en natte depressies van verlaten zandwinningen waar zuur grondwater opkwelt en berkenopslag met veenmosgroei op gang komt. In veel van deze ‘alternatieve’ situaties zal het veenbos echter geen climaxvegetatie vormen, maar slechts een successiestadium naar habitattype 91E0.

Dit habitattype is gebonden aan vochtige tot natte veenbodems met permanent hoge grondwatertafel, gevoed door regenwater of niet aangerijkt, zuur grondwater (pH 4-6). Winterse overstromingen komen niet voor. De bodem is nooit goed doorlucht in tegenstelling tot habitattype 91E0 dat in de zomer doorgaans wel een doorluchte bodem heeft (en tevens een mineralenrijker en minder zuur grondwatertype kent). Op minerale bodems komt dit type niet voor.

** Voor advisering in het kader van de passende beoordeling wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de referentiewaarden die in de praktische wegwijzers zijn opgenomen.**