Zoeken
De grote hoefijzerneus is, zoals zijn naam al aangeeft, de grootste hoefijzerneus van Europa. Het is een relatief forse vleermuis met brede vleugels (spanwijdte 350- 400 mm), een gewicht van 17-34 g en een halfrond neusaanhangsel. De vacht is lichtgrijs met soms een roze tint en donkere haarpunten. In winterslaap wordt het lichaam niet volledig door de vleugels omhuld. De grote hoefijzerneus heeft een zeer typische sonar van het CF-type bij 80-85 kHz.
Beide soorten grootoren zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden en worden daarom samen behandeld. Het zijn middelgrote vleermuizen met een vleugelspanwijdte van 25 tot 30 cm. Het meest opvallende kenmerk zijn de grote oren (3 tot 4 cm). Tijdens de winterslaap plooien ze die onder hun vleugels zodat hierdoor enkel de lange spitse tragus te zien is. Ze hebben een duidelijk gezwollen, roze tot grijsbruine snuit. De rugvacht is grijsbruin tot lichtbruin; de buik lichtgrijs.
De Franjestaart is een middelgrote vleermuis met een spanwijdte van 23 tot 28 cm. Het duidelijke contrast tussen de rug- en zeer witte buikvacht is typisch, maar ook de vrij grote vleeskleurige oren en roze snuit zijn kenmerkend. De naam franjestaart is ontleend aan 2 rijen van gekromde borstelharen ('franjes') waarmee de rand van de staartvlieghuid bezet is. De franjestaart maakt gebruik van een fluistersonar die een zeer lage eindfrequentie heeft (lager dan 20 kHz).
De Brandts vleermuis is een kleine soort met een donkere rug en een bleke buik. De oren zijn vrij lang en de tragus is spits. De poten zijn klein, en de armen dun en donker gekleurd.
De Bosvleermuis is een middelgrote vleermuis met een vleugelspanwijdte van 26 tot 32 cm. Ze ziet er uit als een kleinere variant van de Rosse vleermuis, maar de rugvacht is donkerder. De vachtharen zijn tweekleurig. Door de smalle puntige vleugels zijn ze zeer wendbaar. Hun sonar lijkt eveneens op deze van de rosse vleermuis met als verschil dat hun pulsen 3 tot 5 kHz hoger liggen.
De Bever is het grootste knaagdier van Europa (kop-romplengte tot 100 cm met een brede, afgeplatte staart van 30 cm). Volwassen dieren kunnen gemiddeld 20 (max. 30) kg wegen. Met de korte voor- en achterpoten bewegen ze zich op het land onhandig waggelend voort. Met hun gestroomlijnde vorm, kleine oren en zwemvliezen tussen de tenen van de achterpoten zijn ze echter uitstekend aangepast aan het leven in het water. De staart fungeert als roer. Opvallend zijn de lange, oranje, vlijmscherpe, altijd doorgroeiende snijtanden.
Beide soorten baardvleermuizen zijn erg moeilijk van elkaar te onderscheiden en worden daarom samen behandeld. Het zijn eerder kleine soorten met een vleugelspanwijdte van ca. 20 cm, tamelijk korte oren, een relatief donkergrijze buik en een grijsbruine rug. Snuit, oren en onderarmen zijn donker gekleurd.