Zoeken
De Gladde slang is een vrij kleine, slanke slang (totale lengte: 50-70 cm) met een onopvallende overgang tussen het lichaam en de smalle kop. De rugzijde is meestal bruingrijs met twee rijen donkerbruine of zwarte vlekken. Een donkere band loopt vanaf het neusgat, door het oog, boven de mondhoek tot in de hals. De ogen zijn klein en hebben een ronde pupil. De kleine kop is aan de bovenzijde bedekt met grote schilden.
De Zwartkopmeeuw, die sterk lijkt op de iets kleinere Kokmeeuw, is een kleine, bijna volledig witte meeuw met een grote, zwarte kopkap en witte oogring. De snavel en poten zijn bloedrood. Jonge vogels hebben een zwarte tekening op vleugels en staart, zwarte poten en snavel. Pas na drie jaar hebben zij het volledig volwassen kleed. s Winters hebben zowel jonge als adulte vogels een zwarte veeg door het oog, het zogenaamde boevenmasker. De roep is een kenmerkend, nasaal jiauw.
De Zwarte stern is een kleine, donkere moerasstern. Het zomerkleed vertoont een zwarte kop en een grijszwart lichaam. De bovenzijde is ook vrij egaal donkergrijs, de onderstaart wit en de snavel en poten zijn donker van kleur. Bij ruiende adulten in het vroege voorjaar (vooral in april) en in de zomer en het vroege najaar is de kop wit gevlekt. In de winter is deze moerasstern egaal grijs gekleurd met een duidelijke donkere vlek op de zijborst en een uitgebreide zwarte kap op de kop. De staart is grijs in alle verenkleden. Beide geslachten hebben een identiek verenkleed.
De Zwarte specht is de grootste Europese spechtensoort. Het is een volledig zwarte vogel met een ivoorkleurige snavel en witte ogen. Het mannetje heeft een volledige rode kruin, het vrouwtje een rode achterkruin. De vlucht is flappend en vrij onhandig, met omhoog gehouden kop en voornamelijk neerwaartse slagen van de brede, afgeronde vleugels. In tegenstelling tot de andere spechten is de vlucht van de Zwarte specht in rechte lijn en niet zozeer golvend.
De Woudaap is onze kleinste reiger, nauwelijks zo groot als het Waterhoen. Het mannetje heeft een zwarte kruin en bovendelen en een roomkleurig vleugelpaneel. Het vrouwtje is bruiner en meer gestreept en heeft een lichtbruin vleugelpaneel. Juveniele exemplaren zijn gestreept en hebben iets van een kleine Roerdomp. Ze hebben een vuilgele, dolkvormige snavel en gele poten. In vlucht vallen vooral de lichte vleugelpanelen op.
De Wespendief lijkt sterk op de Buizerd maar heeft een smallere kop, langere staart en houdt de vleugels plat bij het zweven. Het mannetje heeft een grijze kop en bovendelen, gele ogen en twee zwarte staartbanden die ver verwijderd zijn van de brede eindband. Vrouwtjes zijn bruiner met dichter bij elkaar liggende staartbanden. In het voorjaar wordt een spectaculaire balts vertoond waarbij het mannetje luid met de vleugels boven het lichaam klapt.
De Waterrietzanger lijkt op de algemenere Rietzanger maar heeft in tegenstelling tot deze laatste een duidelijke, smalle, gele kruinstreep, twee duidelijke, geelbeige banden over de mantel en zwaardere, zwarte strepen op de bovendelen. Typisch, net als bij de Rietzanger, is het silhouet tijdens de zang, namelijk met omlaag gerichte staart en uitgestrekte hals. Beide geslachten zijn identiek. De adulte vogel heeft een fijn gestreepte borst en flanken; bij de juveniele vogel zijn deze ongestreept.
De Velduil is een middelgrote uil zoals de Ransuil maar met gele ogen, korte oortjes en een vrij licht gezicht met rond de ogen een kenmerkende zwarte verenkrans. De borst en bovendelen zijn zwartbruin gestreept met een bruingele grondkleur. Er is altijd een opvallend contrast tussen de zwaar gestreepte bovenborst en de licht of ongestreepte benedenborst. De vleugels en staart zijn grof gebandeerd. De vleugels hebben een zwarte boven-en ondervleugeltip en een opvallende zwarte polsvlek. Een sluitend kenmerk is de lichte achterrand van de vleugel.