Zoeken
De Vroedmeesterpad is met een lichaamslengte van slechts 3 tot 5 cm een kleine paddensoort. De lichaamsbouw is ietwat gedrongen en de kop is relatief groot. De ogen hebben een verticale, spleetvormige pupil. Onmiskenbaar zijn de mannetjes die tijdens de voortplantingsperiode de eisnoeren rond hun achterpoten wikkelen en met zich mee dragen. De larven kunnen een totale lengte van 8 tot 9 cm bereiken, maar blijven meestal kleiner (5 tot 7 cm).
De Spaanse vlag is een dagactieve nachtvlinder van de familie van de Beervlinders met een vleugelspanwijdte van 6 à 7 cm. De vlinder is te herkennen aan de zwarte voorvleugels met crèmekleurig strepenpatroon en de rode (uitzonderlijk geel of oranje) achtervleugels met zwarte vlekken. In rust worden de voorvleugels meestal V-vormig naar achter geplooid, waardoor het rode achterlijf en de opvallende achtervleugels niet zichtbaar zijn. De donkerbruine rups wordt tot 5 cm lang en heeft een onderbroken, oranje lengtestreep op de rug en een witte lengtestreep op de flanken.
De Kleine zwaan is de kleinste van de drie soorten inheemse zwanen. Het lichaam is volledig wit met vrij korte hals en zwarte poten. De snavel is zwart met aan de basis een in grootte variërende gele zone die naar voren toe altijd afgerond is (bij de Wilde zwaan in een spie uitlopend). De staart is wigvormig (recht afgesneden bij de Wilde zwaan). Deze zwanensoort roept vaker een diep hoo hoo. De jongen van de Kleine zwaan zijn grijsachtig en hebben een roze snaveltekening.
De Grote zilverreiger is een zeer grote, geheel hagelwitte reiger, bijna even groot als de Blauwe reiger, maar iets sierlijker, met langere poten en zeer lange hals. Hij verschilt van de Kleine zilverreiger door de langzamere en statigere vlucht, relatief langere poten die in vlucht ver uitsteken en donkere tenen. De Grote zilverreiger heeft bovendien nooit sierveren op de kop en heeft een gele snavel in de winter.
De Zeggekorfslak is een kleine landslak (hoogte 2,4-2,8 mm) met een (bijen)korfvormig huisje dat 4 tot 5 rechtsgewonden, fijn radiaal gestreepte omgangen heeft. Zeer kenmerkend is het feit dat de laatste omgang relatief breder is dan de voorgaande. In de relatief grote mond bevinden zich 4 tot 5 tanden. De kleur van de schelp is licht- tot donkerbruin. Binnen de korfslakken is dit de grootste
De Platte schijfhoren is een schijfvormige waterslak van ca. 6 mm diameter en 1 mm dikte. Het slakkenhuisje is mat bruin en spiraalvormig opgewonden met in totaal zon 5,5 windingen die geleidelijk in grootte toenemen. De mondopening neemt slechts 1/5 van de diameter in beslag en is duidelijk breder dan hoog. De laatste winding heeft een duidelijke kiel. In tegenstelling tot de algemene, sterk gelijkende, maar grotere (tot 13 mm) Draaikolkschijfhorenslak (Anisus vortex), is de kiel echter gelegen ter hoogte van of net boven het midden van de winding.
De Nauwe korfslak is een zeer klein landslakje (hoogte 1,5 tot 2 mm) met een (bijen)korfvormig huisje dat vijf linksgewonden omgangen heeft. De twee voorlaatste omgangen zijn duidelijk radiaal gestreept, terwijl de laatste omgang een wat minder krachtige sculptuur heeft. In de mond bevinden zich 4 tot 5 tanden. De kleur van de schelp varieert van roodbruin tot bruin.
De Gevlekte witsnuitlibel is een fors gebouwde witsnuitlibel van ca. 3,5 cm groot, met grote, brede rode of oranje vlekken op een zwart achterlijf en wit gekleurd voorhoofd. Dit is de grootste en meest robuuste witsnuitlibel in onze regio. Kenmerkend voor de witsnuitlibellen zijn de donkere vlekken in de achtervleugelbasis. Mannetjes hebben een onmiskenbare gele vlek op het zevende achterlijfsegment. Bij wijfjes zijn de grote, brede vlekken oranjegeel i.p.v. rood. Die vlekken zijn veel groter dan bij de wijfjes van de andere witsnuitlibellen.
De Rivierprik behoort tot de rondbekken, een groep van primitieve vissen zonder kaken. Het lichaam is slangvormig, met een gladde huid, zonder schubben en de vinnen zijn niet ondersteund door vinstralen. Rivierprikken worden 7 jaar oud en leven eerst 3 tot 6 jaar als larve vooraleer te metamorfoseren tot volwassen dier. De larve is zilverachtig van kleur en heeft 7 paar kieuwopeningen. Het oog van de larve is rudimentair en wordt slechts functioneel na de metamorfose. Adulte Rivierprikken hebben een zuigmond voorzien van hoornige tanden.