Zoeken
Het heidelandschap bevat in deze SBZ de habitattypes 2330, 3130, 4010, 4030 en 6230. Deze habitattypes zijn in deze SBZ onlosmakelijk met elkaar verbonden en komen in mozaïeken voor.
Naast de diverse boscomplexen omvat het gebied ook een aantal kleine tot middelgrote heidekernen. Het heidelandschap omvat de volgende Europese habitattypes en soorten:
In de Kempense kleiputten komen verschillende droge heidevegetaties, vochtige heide en stuifduinen voor. Het betreft de Europees beschermde habitats:
Het heidelandschap komt in dit gebied onder twee verschillende vormen voor. Enerzijds zijn er de rivierduinen (Keiheuvel, Scherpenbergen, Geel-Bel) die goede potenties hebben voor de ontwikkeling van duinheide en duingrasland. Anderzijds zijn er de goed gebufferde heide- en vennenlandschappen in de Langdonken en het Goor.Het heidelandschap in dit gebied is relevant voor volgende Europees te beschermen habitattypes en soorten:
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van Europese soorten en habitattypes waaronder:
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
Het heidelandschap is in het gebied aanwezig op de hoger gelegen zones als Diestiaanheuvels en landduinen.
Doorheen het kleinschalig landschap met zijn soortenrijke hellinggraslanden en kleine landschapselementen stromen verschillende beekvalleien. De Berwijn, de Voer, de Noorbeek, de Veurs en de Gulp met daarnaast nog tal van bronhoofden die uitmonden in deze bronbeken.
Het boslandschap wordt in deze SBZ beschouwd als bestaande uit de habitattypes 9110, 9120, 9130, 9150, 9160 en 91E0. Deze habitats komen vaak enerzijds voor in versnipperde complexen met - gezien de uitgesproken topografie en variabele abiotiek - diverse overgangen tussen de verschillende bostypes. Daarnaast zijn er ook kleinere, meer geïsoleerde bossen aanwezig en boshabitats die zijn teruggedrongen tot graften, holle wegen of lineaire elementen langsheen de beken.