Velduil

Asio flammeus
Fauna
Vogels
Velduil, Asio flammeus
Vogelrichtlijngebieden voor Velduil. Rood: belangrijk broed-, trek- en/of overwinteringsgebied. Oranje: broed-, trek- en/of overwinteringsgebied met kleinere aantallen.

De Velduil is een middelgrote uil zoals de Ransuil maar met gele ogen, korte oortjes en een vrij licht gezicht met rond de ogen een kenmerkende zwarte verenkrans. De borst en bovendelen zijn zwartbruin gestreept met een bruingele grondkleur. Er is altijd een opvallend contrast tussen de zwaar gestreepte bovenborst en de licht of ongestreepte benedenborst. De vleugels en staart zijn grof gebandeerd. De vleugels hebben een zwarte boven-en ondervleugeltip en een opvallende zwarte polsvlek. Een sluitend kenmerk is de lichte achterrand van de vleugel. De vleugelspanwijdte bedraagt ongeveer een meter. Baltsende vogels kunnen luid klappen door de vleugels onder het lichaam tegen elkaar te slaan.

De broedgebieden zijn gelegen in West- en Noord-Europa, tot ver in Azië. In Noord-Europa is het een gedeeltelijke trekvogel, elders in Europa een standvogel. In Vlaanderen is de Velduil een zeer zeldzame broedvogel die hier de rand van zijn areaal bereikt en waarvan niet-jaarlijks broedparen worden vastgesteld. De soort is wel een jaarlijkse wintergast, maar de aantallen zijn in de loop van de voorbije decennia aanzienlijk verminderd. Daar waar vroeger soms tientallen exemplaren werden gesignaleerd gaat het nu meestal maar om enkele vogels.

De voornaamste bedreigingen voor deze soort zijn habitatverlies, verstoring of vernietiging van de nest- of slaapplaats en vergiftiging. Aangezien roestplaatsen weinig standvast blijken te zijn, worden ze snel verlaten ten gevolge van menselijke verstoring. Ook het gebruik van prikkeldraad voor het afrasteren van percelen is vaak nefast voor deze laag jagende vogel.

Het behoud van de rust en het behoud van het open karakter van de huidige broed- en rustplaatsen is van groot belang. Vanwege de grote verstoringsgevoeligheid is het tijdig doorgeven van de aanwezigheid van Velduilterritoria aan de terreinbeheerder aangewezen, zodat die tijdig passende maatregelen kan nemen. Extensief graslandbeheer in functie van een hoog voedselaanbod wordt aanbevolen.

De Velduil leeft in grote, open, ruige gebieden met open plekken zoals duinen, heidevelden, kapvlakten, grote moerasgebieden, hoogvenen en opspuitterreinen. De Velduil zit bijna altijd op de grond, in of tegen middelhoge begroeiing, soms op weidepaaltjes. Het nest wordt gemaakt op de grond. In de broedtijd zijn Velduilen zowel overdag als ’s nachts actief. Buiten de broedtijd jagen ze vooral tijdens de avondschemering. Meestal hebben ze een welbepaalde route die ze meermaals afvliegen. Soms hangen ze ook te ‘bidden’. Er wordt gejaagd op kleine zoogdieren als veld- en woelmuizen en kleine vogels. Ze jagen laag vliegend boven hun territorium speurend naar prooi. Velduilen komen derhalve voor in gebieden rijk aan prooidieren. In Vlaanderen zijn dit moerassen, vochtige weiden en duinen. In de winter wordt de Velduil vooral aangetroffen in uitgestrekte kustgebieden, in poldergraslanden en op schaars begroeide opspuitterreinen.

Onregelmatige broedvogel