

De Maten
Algemene info
Het habitatrichtlijngebied De Maten (21) ligt in het centrum van Limburg tussen Genk en Diepenbeek. De totale oppervlakte bedraagt 536 ha. Het grootste gedeelte van het gebied bestaat uit vijvers, heide met landduinen en bos. De vijvers worden gevoed door de Stiemerbeek en de Heiwijerbeek. Het zijn de levensaders van dit gebied.
De Maten is een van de vijvergebieden in De Wijers. Momenteel wordt een groot deel van dit gebied beheerd door Natuurpunt en is het erkend als natuurreservaat (216 ha). De 35 vijvers werden vroeger voor viskweek gebruikt. Het beheer daarvan is nu afgestemd op het behoud van de typische natuurwaarden. Een deel van het gebied is nog in privé-eigendom.
Genk (3600), Diepenbeek (3590)
Inspanningen
Voor De Maten is voldoende water van een zeer goede kwaliteit belangrijk. Watervervuiling en verdroging moeten worden opgelost. De openheid van het vijverlandschap wordt hersteld. Op een aantal vijvers wordt vis uitgezet voor visetende vogels. Andere vijvers zijn visvrij voor amfibieën en worden omgeven door een geschikte landbiotoop. Regelmatige drooglegging van de vijvers zorgt voor het behoud van de typische vijverbodemvegetaties. De oppervlakte landduinen en heischrale graslanden neemt toe. Uitheemse en invasieve dieren en planten ten slotte worden bestreden. Natuurpunt, privé-eigenaars en de stad Genk zijn hier allemaal bij betrokken.
Herstel moerasvogelpopulaties
Om de doelstellingen voor moerasvogels als roerdomp, woudaap en bruine kiekendief te realiseren zijn naast het verbeteren van de waterkwaliteit en het installeren van een specifiek vijverbeheer, nog soortspecifieke maatregelen noodzakelijk. Specifiek voor de moerasvogeldoelen is het realiseren van een open vijverlandschappen noodzakelijk. In dit kader dient boomopslag op de dijken tussen vijvers verwijderd. Daarnaast dient de realisatie en het behoud van recreatieluwe zones te worden gewaarborgd.
Herstel natte heide- en oligotrofe, mineraalarme vijvervegetaties
Herstel van de hydrologie in het brongebied van de Heiweyerbeek en/of het herstellen van de historische ‘Heiweyer’ is noodzakelijk voor het herstellen van voedselarme venvegetaties (habitattype 3110) en voor het duurzame behoud en de toename van vochtige heide. Dit vereist de creatie van voedselarme condities (natuurontwikkeling) en de instelling van een permanent hoog grondwaterpeil. Deze herstelmaatregelen zijn tevens nodig voor het herstellen van de populatie blauwborst (40 broedparen).
Herstel van amfibieënpopulaties
Herstel van populaties boomkikker, knoflookpad, rugstreeppad, heikikker en poelkikker vraagt een waaier aan maatregelen die grotendeels gedekt zijn door hoger genoemde inspanningen (verhogen waterkwaliteit, vijverbeheer). Daarenboven is het aangewezen dat voor de genoemde amfibieënsoorten vennen visvrij worden gehouden.
Ook het uitbreiden van landbiotoop (natte heide of overgangsveen, heischraal grasland of landduinvegetaties) kadert in het herstel van amfibieënpopulaties.
Herstel waterkwaliteit van het vijversysteem
Om een waterkwaliteit te bekomen die voldoende is voor de waterrijke habitats en daarbij horende fauna, dient de waterkwaliteit van de aanvoerbeken een gemiddeld laagorthofosfaat gehalte en een hooggehalte opgeloste zuurstof bevatten. Deze waarden komen uit het rapport: afstemming doelen Integraal waterbeleid (DIW-KRW) en Natura 2000 (Van Looy et al. 2008).
Bijkomend actiepunt vormt het nemen van maatregelen om de uitspoeling van meststoffen en chemische bestrijdingsmiddelen in de richting van de Heiweyerbeek op te heffen. Actie is nodig om het verwezenlijken van de doelstellingen t.h.v. het gebied de Lange Waters te realiseren.
In het brongebied van de Heiweyerbeek stelt zich tevens dit probleem van uitspoeling van meststoffen, wat een bedreiging vormt voor de voedselarme habitatambities in deze zone.
Installeren specifiek vijverbeheer met drooglegging van vijvers
Het terug oppikken van bepaalde vijverbeheerspraktijken is noodzakelijk.
Door gefaseerd de vijvers droog te leggen (winter) ontstaan telkens opnieuw geschikte pionierscondities (met weinig vis) waardoor grote populaties van bijvoorbeeld boomkikker, knoflookpad en poelkikker zich kunnen ontwikkelen.
Het tegengaan van uitheemse, invasieve vissoorten is tevens belangrijk ten voordele van meer natuurlijke visbestanden in relatief helder water, die als geschikte foerageergronden voor onder andere roerdomp en woudaap kunnen fungeren.
Dit vijverbeheer zal bovendien bijdragen tot het verkrijgen van geschikte condities voor Oligo- tot mesotrofe wateren (habitattypes 3110 en 3130) met ondergedoken of drijvende watervegetaties (onder andere drijvende waterweegbree).
Soortbeschermingsprogramma voor de boomkikker
Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de boomkikker met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbindingen tussen de actuele en de beoogde populaties van boomkikker, zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.
Soortbeschermingsprogramma voor de knoflookpad
Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de knoflookpad met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbinding tussen de relictpopulaties van knoflookpad, zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.
Uitbreiding van habitattype landduinen en droog heischraal grasland
Toename van landduinhabitats (habitattype 2310 en 2330) en soortenrijke graslanden van het struisgrasverbond (heischraal grasland habitattype 6230) aansluitend bij de heidekern dient opgestart.
Toename door omvorming van bijvoorbeeld dennenbestanden naar open landduinen situeren zich in het noordoosten van het SBZ en ten noorden van de Augustijnenvijver De toename van heischraal grasland zal bij voorkeur gebeuren ter hoogte van Haagbeemden-Diepenbekerbos/Bijenbergbos.
Specifieke natuurdoelen
De Maten streeft naar: vijvers, moerassen, heide en bos van topkwaliteit. Het open vijver- en moeraslandschap is het ideale leefgebied voor roerdomp en woudaap. In de broekbossen voelt de kwak zich thuis. In de vijvers planten de zeldzame boomkikker, knoflookpad en heikikker zich voort. De heide en landduinen zijn begroeid met struikheide, buntgras, mostapijtjes en korstmossen. Op de natte plekken geven dopheide, veenmos, zonnedauw, snavelbies en beenbreek meer kleur. De bossen schermen De Maten enigszins af van de stedelijke omgeving, maar zijn ook het leefgebied voor de zwarte specht.
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).
De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Heidelandschap
details ...
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).
De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.
Habitat - Heidelandschap
-
Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).
De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.
habitattype_naamDroge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)Heidelandschap2310_2330 - Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinenhabitat -
Vochtige tot natte heide (4010)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).
De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.
habitattype_naamVochtige tot natte heide (4010)Heidelandschap4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralixhabitat -
Droge heide (4030)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).
De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.
habitattype_naamDroge heide (4030)Heidelandschap4030 - Droge Europese heidehabitat -
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).
De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.
habitattype_naamHeischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)Heidelandschap6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa)habitat -
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).
De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Heidelandschap7140 - Overgangs- en trilveenhabitat -
Slenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).
De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.
habitattype_naamSlenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)Heidelandschap7150 - Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporionhabitat
Vijver- en moeraslandschap
details ...
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Habitat - Vijver- en moeraslandschap
-
Voedselarme zwak gebufferde vennen die niet vaak droogvallen (3110)
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
habitattype_naamVoedselarme zwak gebufferde vennen die niet vaak droogvallen (3110)Vijver- en moeraslandschap3110 - Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflora)habitat -
Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)Vijver- en moeraslandschap3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojuncteahabitat -
Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150)
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
habitattype_naamVoedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150)Vijver- en moeraslandschap3150 - Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharitionhabitat
Soorten - Vijver- en moeraslandschap
-
Blauwborst
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapBlauwborstsoort -
Boomkikker
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapBoomkikkersoort -
Bruine kiekendief
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapBruine kiekendiefsoort -
Drijvende waterweegbree
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapDrijvende waterweegbreesoort -
Gevlekte witsnuitlibel
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapGevlekte witsnuitlibelsoort -
Grote zilverreiger
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapGrote zilverreigersoort -
Heikikker
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapHeikikkersoort -
Ijsvogel
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapIjsvogelsoort -
Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapKleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuissoort -
Knoflookpad
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapKnoflookpadsoort -
Krakeend
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapKrakeendsoort -
Kwak
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapKwaksoort -
Laatvlieger
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapLaatvliegersoort -
Poelkikker
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapPoelkikkersoort -
Roerdomp
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapRoerdompsoort -
Rugstreeppad
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapRugstreeppadsoort -
Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapRuige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuissoort -
Spaanse vlag
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapSpaanse vlagsoort -
Woudaap
Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
- andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
- amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
- vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
- waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.
Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.
Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.
Vijver- en moeraslandschapWoudaapsoort
Boslandschap
details ...
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
Habitat - Boslandschap
-
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
habitattype_naamValleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)Boslandschap91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype Elzenbroekbossenhabitat -
Buffer- en schermbossen
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
BoslandschapBuffer- en schermbossenhabitat
Soorten - Boslandschap
-
Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
BoslandschapKleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuissoort -
Kwak
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
BoslandschapKwaksoort -
Laatvlieger
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
BoslandschapLaatvliegersoort -
Spaanse vlag
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
BoslandschapSpaanse vlagsoort -
Zwarte specht
Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:
- zwarte specht en kwak
- boshabitats 91E0.
De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).
In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).
De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.
BoslandschapZwarte spechtsoort
Planten en dieren
Het vijver- en moeraslandschap en de afwisseling van heide en bossen zorgen voor een bijzondere dieren- en plantenrijkdom. Als de vijvers droog vallen, zoals na afvissing, verschijnen op de zandige vijverbodem snel, vaak zeer zeldzame plantjes. De kleine ronde blaadjes en de drietallige witte bloempjes van de zeldzame drijvende waterweegbree zijn goed herkenbaar. Daarnaast zijn de rietkragen en oeverplanten in de vijvers het ideale leefgebied voor riet- en moerasvogels zoals roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, bruine kiekendief en krakeend. De boomkikker en de knoflookpad, twee bijzondere amfibieën, vind je er ook.
Vogels
Planten
Amfibieën en reptielen
Zoogdieren
Weekdieren en geleedpotigen
Habitattypes
Nieuws
-
Thu, 20/05/2021De Natuur is jarig, leve Natura2000-dag!