De Maten

Algemene info

Natura 2000 gebied
BE2200028 - De Maten
Habitatrichtlijn gebieden Vogelrichtlijn gebieden Habitat- en vogelrichtlijn gebieden
Oppervlakte
536.00ha
Algemene Beschrijving
De Maten is een van de grote vijvergebieden in het gebied De Wijers, het land van 1.001 vijvers. Dit grootste aaneengesloten vijvergebied van België is een waar vogelparadijs. In De Maten kun je genieten van twee werelden: de natuur van de droge heide en graslanden op landduinen, en de natte natuur in vijvers en venige laagten in landschap.
Identificatie

Het habitatrichtlijngebied De Maten (21) ligt in het centrum van Limburg tussen Genk en Diepenbeek. De totale oppervlakte bedraagt 536 ha. Het grootste gedeelte van het gebied bestaat uit vijvers, heide met landduinen en bos. De vijvers worden gevoed door de Stiemerbeek en de Heiwijerbeek. Het zijn de levensaders van dit gebied.

Landelijke Beschrijving
De Maten ligt in de vlakte aan de voet van het Kempisch plateau. De afwisseling tussen droge duinen, heide en vijvers zorgt voor een grote en boeiende rijkdom aan planten en dieren. Als de vijvers droog staan, ontwikkelt zich een typische vegetatie met drijvende waterweegbree, naaldwaterbies, glaskrozen, eivormige waterbies… Dit gebied is belangrijk voor vogels zoals roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, bruine kiekendief en krakeend. Je vindt er ook de boomkikker en de knoflookpad, twee amfibieën met een bijzondere levenswijze.
Actief in Gebied

De Maten is een van de vijvergebieden in De Wijers. Momenteel wordt een groot deel van dit gebied beheerd door Natuurpunt en is het erkend als natuurreservaat (216 ha). De 35 vijvers werden vroeger voor viskweek gebruikt. Het beheer daarvan is nu afgestemd op het behoud van de typische natuurwaarden. Een deel van het gebied is nog in privé-eigendom.

Gemeenten

Genk (3600), Diepenbeek (3590)

Inspanningen

Voor De Maten is voldoende water van een zeer goede kwaliteit belangrijk. Watervervuiling en verdroging moeten worden opgelost. De openheid van het vijverlandschap wordt hersteld. Op een aantal vijvers wordt vis uitgezet voor visetende vogels. Andere vijvers zijn visvrij voor amfibieën en worden omgeven door een geschikte landbiotoop. Regelmatige drooglegging van de vijvers zorgt voor het behoud van de typische vijverbodemvegetaties. De oppervlakte landduinen en heischrale graslanden neemt toe. Uitheemse en invasieve dieren en planten ten slotte worden bestreden. Natuurpunt, privé-eigenaars en de stad Genk zijn hier allemaal bij betrokken.

Herstel moerasvogelpopulaties
Herstel moerasvogelpopulaties

Om de doelstellingen voor moerasvogels als roerdomp, woudaap en bruine kiekendief te realiseren zijn naast het verbeteren van de waterkwaliteit en het installeren van een specifiek vijverbeheer, nog soortspecifieke maatregelen noodzakelijk. Specifiek voor de moerasvogeldoelen is het realiseren van een open vijverlandschappen noodzakelijk. In dit kader dient boomopslag op de dijken tussen vijvers verwijderd. Daarnaast dient de realisatie en het behoud van recreatieluwe zones te worden gewaarborgd.

Herstel natte heide- en oligotrofe, mineraalarme vijvervegetaties
Herstel natte heide- en oligotrofe, mineraalarme vijvervegetaties

Herstel van de hydrologie in het brongebied van de Heiweyerbeek en/of het herstellen van de historische ‘Heiweyer’ is noodzakelijk voor het herstellen van voedselarme venvegetaties (habitattype 3110) en voor het duurzame behoud en de toename van vochtige heide. Dit vereist de creatie van voedselarme condities (natuurontwikkeling) en de instelling van een permanent hoog grondwaterpeil. Deze herstelmaatregelen zijn tevens nodig voor het herstellen van de populatie blauwborst (40 broedparen).

Herstel van amfibieënpopulaties
Herstel van amfibieënpopulaties

Herstel van populaties boomkikker, knoflookpad, rugstreeppad, heikikker en poelkikker vraagt een waaier aan maatregelen die grotendeels gedekt zijn door hoger genoemde inspanningen (verhogen waterkwaliteit, vijverbeheer). Daarenboven is het aangewezen dat voor de genoemde amfibieënsoorten vennen visvrij worden gehouden.

Ook het uitbreiden van landbiotoop (natte heide of overgangsveen, heischraal grasland of landduinvegetaties) kadert in het herstel van amfibieënpopulaties.

Herstel waterkwaliteit van het vijversysteem
Herstel waterkwaliteit van het vijversysteem

Om een waterkwaliteit te bekomen die voldoende is voor de waterrijke habitats en daarbij horende fauna, dient de waterkwaliteit van de aanvoerbeken een gemiddeld laagorthofosfaat gehalte en een hooggehalte opgeloste zuurstof bevatten. Deze waarden komen uit het rapport: afstemming doelen Integraal waterbeleid (DIW-KRW) en Natura 2000 (Van Looy et al. 2008).

Bijkomend actiepunt vormt het nemen van maatregelen om de uitspoeling van meststoffen en chemische bestrijdingsmiddelen in de richting van de Heiweyerbeek op te heffen. Actie is nodig om het verwezenlijken van de doelstellingen t.h.v. het gebied de Lange Waters te realiseren.

In het brongebied van de Heiweyerbeek stelt zich tevens dit probleem van uitspoeling van meststoffen, wat een bedreiging vormt voor de voedselarme habitatambities in deze zone.

Installeren specifiek vijverbeheer met drooglegging van vijvers
Installeren specifiek vijverbeheer met drooglegging van vijvers

Het terug oppikken van bepaalde vijverbeheerspraktijken is noodzakelijk.

Door gefaseerd de vijvers droog te leggen (winter) ontstaan telkens opnieuw geschikte pionierscondities (met weinig vis) waardoor grote populaties van bijvoorbeeld boomkikker, knoflookpad en poelkikker zich kunnen ontwikkelen.

Het tegengaan van uitheemse, invasieve vissoorten is tevens belangrijk ten voordele van meer natuurlijke visbestanden in relatief helder water, die als geschikte foerageergronden voor onder andere roerdomp en woudaap kunnen fungeren.

Dit vijverbeheer zal bovendien bijdragen tot het verkrijgen van geschikte condities voor Oligo- tot mesotrofe wateren (habitattypes 3110 en 3130) met ondergedoken of drijvende watervegetaties (onder andere drijvende waterweegbree).

Soortbeschermingsprogramma voor de boomkikker
Soortbeschermingsprogramma voor de boomkikker

Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de boomkikker met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbindingen tussen de actuele en de beoogde populaties van boomkikker, zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.

Soortbeschermingsprogramma voor de knoflookpad
Soortbeschermingsprogramma voor de knoflookpad

Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de knoflookpad met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbinding tussen de relictpopulaties van knoflookpad, zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.

Uitbreiding van habitattype landduinen en droog heischraal grasland
Uitbreiding van habitattype landduinen en droog heischraal grasland

Toename van landduinhabitats (habitattype 2310 en 2330) en soortenrijke graslanden van het struisgrasverbond (heischraal grasland habitattype 6230) aansluitend bij de heidekern dient opgestart.

Toename door omvorming van bijvoorbeeld dennenbestanden naar open landduinen situeren zich in het noordoosten van het SBZ en ten noorden van de Augustijnenvijver De toename van heischraal grasland zal bij voorkeur gebeuren ter hoogte van Haagbeemden-Diepenbekerbos/Bijenbergbos.

Specifieke natuurdoelen

De Maten streeft naar: vijvers, moerassen, heide en bos van topkwaliteit. Het open vijver- en moeraslandschap is het ideale leefgebied voor roerdomp en woudaap. In de broekbossen voelt de kwak zich thuis. In de vijvers planten de zeldzame boomkikker, knoflookpad en heikikker zich voort. De heide en landduinen zijn begroeid met struikheide, buntgras, mostapijtjes en korstmossen. Op de natte plekken geven dopheide, veenmos, zonnedauw, snavelbies en beenbreek meer kleur. De bossen schermen De Maten enigszins af van de stedelijke omgeving, maar zijn ook het leefgebied voor de zwarte specht.

Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:

  • zwarte specht en kwak
  • boshabitats 91E0.

De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).

In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).

De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.

Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
  • de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
  • heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).

Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).

De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.

Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
  • andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
  • amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
  • vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
  • waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).

Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.

Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.

Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.

Heidelandschap

details ...

Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • amfibieën zoals rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
  • de broedvogels bruine kiekendief en blauwborst
  • heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030, 6230, 7140 en 7150).

Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn in de eerste plaats de noodzaak aan voldoende leefgebied (foerageergebied, landhabitat) voor de soorten rugstreeppad, knoflookpad, heikikker, blauwborst en bruine kiekendief. Daarbij wordt onderstreept dat het gebied De Maten voor de knoflookpad essentieel is in Vlaanderen (cfr. G-IHD).

De oppervlaktevereiste voor Bruine kiekendief (>100 ha leefgebied) werkt mee sturend om de vereiste oppervlakte aan heidehabitats en de nodige versterking van de heidehabitats. Naast versterking (vergroting) is ook kwaliteitsverbetering aan de orde. Deze heeft o.m. betrekking op het voorkomen van spontane verbossing van heidehabitats en plaatselijk het herstel van de natuurlijke, hydrologische situatie.

Habitat - Heidelandschap
  • Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
    habitattype_naam
    Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
    Heidelandschap
    2310_2330 - Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Doel voor complex van beide habitats: Actueel 47 ha, toename met 45 ha (omvorming)= einddoel van 92 ha

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsvereisten zijn o.m.

    • een goede structuurvariatie van de habitats met zoveel mogelijk open (stuivend) zand en behoud van de buntgrasvegetatie, mostapijtjes en korstmosvegetatie voor Open graslanden en creëren van naakte bodem afgewisseld met een gevarieerde ouderdom van struikheide in psammofiele heide;
    • zo beperkt mogelijke boomopslag in de habitat.
    habitat
  • Vochtige tot natte heide (4010)
    habitattype_naam
    Vochtige tot natte heide (4010)
    Heidelandschap
    4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Doeloppervlakte 34 ha, behoud actuele oppervlakte (29 ha) met toename van 5 ha ter hoogte van Heiweyer of langsheen de Lange Waters.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsvereisten zijn o.m.:

    • beperkte aanwezigheid van pijpenstrootje;
    • beperkte aanwezigheid boomopslag in de habitat.(wilg of berk);
    • een natuurlijke hydrologie.
    habitat
  • Droge heide (4030)
    habitattype_naam
    Droge heide (4030)
    Heidelandschap
    4030 - Droge Europese heide
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Doeloppervlakte van 19 ha: behoud van de actuele oppervlakte (5ha) met toename van 14ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsvereisten zijn o.m.

    • een beperkte aanwezigheid van pijpenstrootje en
    • een beperkte aanwezigheid van boomopslag in de habitat.
    habitat
  • Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
    habitattype_naam
    Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
    Heidelandschap
    6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Doeloppervlakte van 28 ha: actuele oppervlakte een kleine 5 ha, toename habitat van 23 ha (omvorming van bos of grasland naar heischraal grasland).

    Voor het subtype vochtig heischraal grasland wordt het behoud van de actuele habitatvlekken vooropgesteld.

    Voor het subtype soortenrijk struisgrasland wordt een oppervlakte-toename van ongeveer 23 ha vooropgesteld ter hoogte van de actueel minder voedselrijke hooi- en weilanden in de omgeving van de aanwezige habitattypes en de bermen van het Albertkanaal.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsvereisten is een extensief gebruik van deze graslanden.

    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    Heidelandschap
    7140 - Overgangs- en trilveen
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Doeloppervlakte van 5 ha door herstel actueel habitat

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsvereisten zijn o.m.:

    • beperkte aanwezigheid boomopslag in de habitat;
    • een natuurlijke hydrologie;
    • voldoende voedselarme waterlichamen.
    habitat
  • Slenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)
    habitattype_naam
    Slenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)
    Heidelandschap
    7150 - Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de oppervlakte in samenhang met de uitbreiding en het herstel van Vochtige heide (2-5%).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behouden van voldoende plagplaatsen in natte heide.

    habitat

Vijver- en moeraslandschap

details ...

Het vijver- en moeraslandschap is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • de broedvogels roerdomp, woudaap, bruine kiekendief, krakeend en blauwborst
  • andere vogelsoorten zoals grote zilverreiger en kwak
  • amfibieën waaronder boomkikker, poelkikker, rugstreeppad, knoflookpad en heikikker
  • vleermuizen waaronder rosse vleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis en
  • waterhabitats in de voedselarme tot meer voedselrijke sfeer (rangschikking van voedselarm naar voedselrijk: 3110, 3130, 3150).

Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn vooral de natuurwaarden waarvoor het gebied vanuit de G-IHD als essentieel is bestempeld nl. de vogelsoorten roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, krakeend en knoflookpad. Voeg daaraan toe dat vanuit de GIHD het licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) in dit gebied zeer belangrijk is op Vlaams niveau en het is duidelijk dat het vijver- en moeraslandschap een belangrijke focus en prioriteit wegdraagt voor het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen in dit gebied.

Met als doelstelling het verkrijgen van duurzame populaties voor de soorten roerdomp en woudaap in Midden-Limburg is het belangrijk dat ook het gebied De Maten maximaal kan bijdragen aan het realiseren hiervan. Uit de individuele doelen voor de broedpopulatie van deze soorten – en rekening houdend met de benodige oppervlakte voor het leefgebied van een broedpaar – volgt dat minimaal 90 ha kwalitatief hoogstaand leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties en open water, vereist is. Deze oppervlakte leefgebied is intrinsiek beschikbaar binnen het gebied. Niet zozeer vergroting van het leefgebied maar vooral kwaliteitsverbetering is dus de randvoorwaarde om deze essentiële doelstelling in te vullen. Kwaliteit en kwaliteitsverbetering voor de doelsoorten roerdomp en woudaap dienen hierbij in te spelen op: de waterkwaliteit, de rust in het gebied en de aanwezigheid van natuurlijke, zonbeschenen oevers.

Dit alles impliceert ook dat er voor het overgrote deel van het gebied een aangepast vijverbeheer vereist is. Binnen deze oppervlaktedoelstelling zullen de meeste andere doelen meeliften. Licht gebufferde oligo-mesotrofe waterpartijen (habitattype 3130) zullen immers het gevolg zijn van een verhoogde waterkwalietit en het toepassen van een gepast vijverbeheer. Behoud en herstel van de historische waterhuishouding zijn noodzakelijk voor graslanden en vijvers. Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om het voedselaanbod voor de doelsoorten te verhogen en het leefgebeid van amfibieën te versterken. Waar mogleijk streeft men naar een extensivering van het graslandbeheer naar meer bloemrijke graslanden met een hoog nectaraanbod. Wanneer voor bepaalde habitats of soorten specifieke oppervlakte- en kwaliteitsdoelen vereist zijn, zullen deze in Landschap 'Vijver- en moeraslandschap' specifiek vermeld worden.

Habitat - Vijver- en moeraslandschap
  • Voedselarme zwak gebufferde vennen die niet vaak droogvallen (3110)
    habitattype_naam
    Voedselarme zwak gebufferde vennen die niet vaak droogvallen (3110)
    Vijver- en moeraslandschap
    3110 - Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflora)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Doeloppervlakte van 2 ha door omvorming (bv door herstel abiotiek HuIskens- en Rockxsweyer) of door uitbreiding (herstel voormalige vijvers als de Heiweyer).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Bodem van de vijvers is zandig en grotendeels vrij van slib en organisch sediment. Helder oligotroof tot mesotroof water met voldoende lage hoeveelheden totaal aan stikstof en een zure tot circumneutrale pH. De natuurlijke hydrologie met aanvoer van lokaal grondwater dient hersteld te worden en waterlobelia (of kleine biesvaren) is frequent aanwezig. Om windwerking toe te laten is het open houden van de dijken van belang.

    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
    Vijver- en moeraslandschap
    3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojunctea
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Doeloppervlakte van 73 ha, te weten 80% door omvorming (herstel abiotiek vijvers) en bijkomend 20% door omvorming (van verdwenen waterpartijen van de ‘derde cascade’).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verwezen wordt naar de eerder benoemde kwaliteitsverbetering die vereist is voor moerasvogels. De vijvers zijn grotendeels vrij van slib en organisch sediment en bevatten helder, zeer zwak tot matig gebufferd en min of meer nutriëntenarm water met een lage stikstof- en fosforconcentratie en een matig zure tot circumneutrale pH. De natuurlijke hydrologie met aanvoer van lokaal grondwater dient hersteld te worden en goed ontwikkelde vegetaties van het subtype littorellionvegetaties en subtype éénjarig dwergbiezenverbond dienen te ontwikkelen.

    Tevens wordt de kwaliteitsvereiste van een voldoende open ligging in het landschap – waar windwerking mogelijk is - beklemtoond. Bijkomende kwaliteitsvereiste is het niet, of in lage densiteiten voorkomen van bodemwoelende vissoorten die het water vertroebelen en watervegetaties begrazen.

    Beklemtoond wordt het noodzakelijk toepassen van vijverbeheer met cycli van droogzetten en opnieuw vulllen, om de nodige dynamiek in het systeem te brengen, pionierscondities te creëren en de voedselrijke sliblaag te verkleinen.

    Enkele vijvers bovenaan de zuidelijke vijverketen in de Maten zijn van nature uit ongeschikt voor de ontwikkeling van dit habitattype. Dit zijn de zogenoemde ‘moddervijvers’ met een kuipvormig profiel en slibrijke vijverbodem. De oeverbegroeiing bestaat eerder uit lisdodde en biezen, dan uit riet. Het gaat over de Hommelesweyer, Het Holeven, de Bovenste en Middelste Schreursweyer, de Sint-Jansweyer, de Schuitweyer, de Soorweyer en de Veldmolen. Voor deze vijvers wordt geen habitatdoelstellingen 3130 voorzien.

    habitat
  • Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150)
    Vijver- en moeraslandschap
    3150 - Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Behoud van actuele voorkomen (4 ha).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Bodem van de vijvers mogen een variabel gehalte slib en organisch sediment bevatten en dienen tijdens het vegetatieseizoen permanent water te bevatten. Helder, matig nutriëntenrijk (niet hypertroof) water met een matige stikstof- en fosforconcentratie en een min of meer neutrale tot matig alkalische pH. Er dient minstens één sleutelsoort abundant aanwezig te zijn.

    habitat
Soorten - Vijver- en moeraslandschap
  • Blauwborst
    Vijver- en moeraslandschap
    Blauwborst
    Populatiedoelstelling

    Broedpopulatie van 40 broedparen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Deels gedekt met de realisatie van de kwaliteitsdoelstellingen voor roerdomp. Zie Roerdomp.

    Additioneel dient vanuit deze soort als kwaliteitseis te worden meegegeven dat moerasgebieden in samenhang dienen voor te komen met andere leefgebieden die vertegenwoordigd worden door de habitattypes 4010, 6230, 7140, 7150. Een kwalitatief herstel van deze habitattypes is vereist. Voor de kwaliteitsdoelstellingen voor dit deel van het leefgebied verwijzen we naar de respectievelijke habitattypes.

    soort
  • Boomkikker
    Vijver- en moeraslandschap
    Boomkikker
    Populatiedoelstelling

    2 populaties boomkikker:

    • een populatie van minimaal 200 roepende mannetjes voor het centrale reservaatsgedeelte;
    • en bijkomend een populatie van minimaal 200 roepende mannetjes in het gebied van de Lange Waters.

    De realisatie van deze leefgebieden behoeft geen extra leefgebied ten opzichte van wat reeds nodig is om andere doelen (i.h.b. het habitattype 3130) te bereiken.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsdoelen deels gedekt middels eerder gestelde doelen voor andere habitats en soorten.
    Specifieke, additionele kwaliteitsvereisten hebben betrekking op:

    • qua waterbiotoop: het creëren van visvrije waterpartijen;
    • qua landbiotoop: Behoud en versterken van kleinschalig landschap met ruigtevegetaties, houtwallen, bosranden en braamstruwelen met een oppervlakte van meer dan 20 ha per populatie. Dit landbiotoop moet zo goed mogelijk aansluiten bij de voortplantingsbiotopen.
    soort
  • Bruine kiekendief
    Vijver- en moeraslandschap
    Bruine kiekendief
    Populatiedoelstelling

    Minimaal 1 broedpaar. Hiervoor is een minimaal leefgebied van 100 ha nodig. Tot het leefgebied kan worden gerekend: voldoende grote entiteiten van vijver- en moerascomplexen en open vegetaties (heiden en graslanden). De soort lift mee op de doelen van de habitats.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied, zowel wat betreft het vijver- en moerascomplex als wat betreft de heide- en graslandhabitats. Voor de eerste verwijzen we naar de kwaliteitsdoelstellingen voor het leefgebied van de Roerdomp. Voor het tweede verwijzen we naar de kwaliteitseisen voor o.m. de Europese habitattypes 2310, 2330, 4010, 4030 en 6230, zie verder). Additioneel dient vanuit deze soort als kwaliteitseis te worden meegegeven: voldoende rust en landschappelijke openheid, niet enkel voor het vijver- en moerascomplex maar ook voor wat betreft de foerageergebieden op graslanden en heiden.

    soort
  • Drijvende waterweegbree
    Vijver- en moeraslandschap
    Drijvende waterweegbree
    Populatiedoelstelling

    Groeiplaatsen samen> 50m². Een goede staat van instandhouding wordt tot doel gesteld door het uitbreiden van vegetatievlekken op meerdere potentiële vijvers, met de klemtoon op de noordelijke vijvercascade.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsvereisten: zie kwaliteitsdoelen voor habitat 3130 Landschap: Vijver- en moeraslandschap (begeleidend doel).

    soort
  • Gevlekte witsnuitlibel
    Vijver- en moeraslandschap
    Gevlekte witsnuitlibel
    Populatiedoelstelling

    Voorkomen van een kleine populatie.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsdoelen nagenoeg volledig gedekt middels eerder gestelde doelen voor andere habitats en soorten in het landschap: Vijver- en moeraslandschap. Nadruk op:

    • bedekking met drijvende en ondergedoken waterplanten van 10-70 %;
    • lage, natuurlijke visstand voor bepaalde wateren.
    soort
  • Grote zilverreiger
    Vijver- en moeraslandschap
    Grote zilverreiger
    Populatiedoelstelling

    Behoud van het belang van het gebied voor doortrek en als overwinteringsgebied.

    Broedgevallen worden niet bij voorbaat uitgesloten maar er wordt hiervoor nu geen specifieke doelstelling vastgelegd. Indien dit zich zou voordoen, bv. in geval dat maatregelen van waterkwaliteitsverbetering en vijverbeheer ingevoerd worden, dient doelstelling voor deze soort herbekeken.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Kwaliteitsdoelen gedekt middels gestelde doelen voor roerdomp, woudaapje, bruine kiekendief, blauwborst en kwak (Landschap: Vijver- en moeraslandschap).

    soort
  • Heikikker
    Vijver- en moeraslandschap
    Heikikker
    Populatiedoelstelling

    Een populatie van minimaal 200 roepende mannetjes of eiklompen op minimaal 4 grotere plassen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Het leefgebied voor deze soort overspant meerdere habitattypes: 2310, 2330, 3130, 4010, 4030 6230 en 7140. Een kwalitatieve ontwikkeling van deze habitats is vereist. We verwijzen naar de kwaliteitsdoelstellingen voor deze habitats. Additioneel wordt gewezen op de doelstelling van herstel van de hydrologie aan de noordzijde van het SBZ (vb. buurt Oleweyer en Heiweyerbeek).

    soort
  • Ijsvogel
    Vijver- en moeraslandschap
    Ijsvogel
    Populatiedoelstelling

    Behoud populatiegrootte

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsdoelen gedekt middels gestelde doelen voor roerdomp, woudaapje, bruine kiekendief, blauwborst en kwak (Landschap: Vijver- en moeraslandschap).

    soort
  • Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis
    Vijver- en moeraslandschap
    Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Geen bijkomende kwaliteitsvereisten dan deze die eerder reeds werden gesteld.
    Opgemerkt wordt dat deze soorten ook (oude) boshabitats behoeven. Voor de kwaliteitsvereisten van boshabitats: zie Landschap: Boslandschap, habitats.

    soort
  • Knoflookpad
    Vijver- en moeraslandschap
    Knoflookpad
    Populatiedoelstelling

    Bronpopulatie van minimaal 5 voortplantingsbiotopen met in totaal meer dan 200 roepende mannetjes

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Specifieke kwaliteitsvereisten hebben betrekking op:

    • qua landbiotoop: de kwaliteit van de habitattypes 2310, 2330.(zie habitats 2310-2330, Landschap: Heidelandschap) met nadruk op het verbinden van landduinhabitattypes;
    • qua voortplantingsbiotoop: waterkwaliteit is belangrijk voor deze soort. Dit wordt reeds gedekt middels de kwaliteitsvereisten voor eerder genoemde soorten (moerasvogels) en habitats (o.m. habitattype 3130).
    soort
  • Krakeend
    Vijver- en moeraslandschap
    Krakeend
    Populatiedoelstelling

    Behoud populatiegrootte

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Kwaliteitsdoelen gedekt middels gestelde doelen voor roerdomp, woudaapje, bruine kiekendief, blauwborst en kwak (Landschap: Vijver- en moeraslandschap).

    soort
  • Kwak
    Vijver- en moeraslandschap
    Kwak
    Populatiedoelstelling

    Behoud van het belang van het gebied voor doortrek.
    Broedgevallen worden niet bij voorbaat uitgesloten maar er wordt hiervoor nu geen specifieke doelstelling vastgelegd. Indien dit zich zou voordoen, bv. in geval dat maatregelen van waterkwaliteitsverbetering en vijverbeheer ingevoerd worden, dient doelstelling voor deze soort herbekeken.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Deels gedekt met de realisatie van de kwaliteitsdoelstellingen voor roerdomp.

    Additioneel bijzondere aandacht voor het behoud van de kwaliteit van het foerageergebied in de noordelijke cascade. Dit wil zeggen: de combinatie van riet, wilgenopslag en moerasbos dient behouden.

    soort
  • Laatvlieger
    Vijver- en moeraslandschap
    Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Door het ouder worden en toepassen van de CDB zal de kwaliteit van het leefgebied voor deze soort toenemen.

    soort
  • Poelkikker
    Vijver- en moeraslandschap
    Poelkikker
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Geen bijkomende kwaliteitsvereisten dan deze die reeds werden gesteld voor het landschap: Vijver- en moeraslandschap.

    soort
  • Roerdomp
    Vijver- en moeraslandschap
    Roerdomp
    Populatiedoelstelling

    Satellietpopulatie van minimaal 3 broedparen. Dit vereist een minimale oppervlakte leefgebied van 90 ha. Dit vereist geen extra uitbreiding.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsvereisten gelet op het beoogd aantal broedparen:

    • geschikt leefgebied, bestaande uit rietland, moerasvegetaties (> 50 %) en open water (> 30 %);
    • helder water met goede waterkwaliteit en een hoog voedselaanbod (jonge vis, ongewervelden, amfibieën);
    • voldoende rust en waar mogelijk het creëren van predatievrije broedgelegenheden tijdens broedperiode;
    • open vijverlandschap;
    • gevarieerde leeftijdsstructuur van de rietvegetaties: per broedkoppel is er nood aan minimaal 0,5 tot 2 ha overjarig riet of lisdodde met een voldoende dikke kniklaag (opstapeling van oude stengels);
    • aanwezigheid verlandingsvegetaties (niet enkel riet/lisdodde, maar ook ondergedoken en drijvende watervegetaties);
    • hoog waterpeil in de leefgebieden tijdens het broedseizoen.

    Kwaliteitsverbetering kan in het bijzonder gerealiseerd worden in de noordelijke cascade (actueel zeer beperkte oppervlakte rietmoeras en watervegetaties).

    soort
  • Rugstreeppad
    Vijver- en moeraslandschap
    Rugstreeppad
    Populatiedoelstelling

    Een populatie met minimaal 200 roepende mannetjes op minimaal 5 geschikte voortplantingsplaatsen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Zie kwaliteitsvereisten voor beschouwde soorten en habitats in het landschap Vijver- en moeraslandschap. Onderstreept wordt het belang van een voldoende groot en kwalitatief ontwikkeld landhabitat. Hiervoor zijn de habitattypes 2310 en 2330 van groot belang. Voor de kwalitatieve (en kwantitatieve) doelen, zie habitats 2310-2330, Landschap: Heidelandschap.

    soort
  • Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
    Vijver- en moeraslandschap
    Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Geen bijkomende kwaliteitsvereisten dan deze die reeds werden gesteld voor het landschap: Vijver- en moeraslandschap. Opgemerkt wordt dat deze soorten ook (oude) boshabitats behoeven. Voor de kwaliteitsvereisten van boshabitats: zie Landschap: Boslandschap.

    soort
  • Spaanse vlag
    Vijver- en moeraslandschap
    Spaanse vlag
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Toename van voldoende grote bloemrijke hooilanden met overgang naar moerasspirearuigten en bossen met mantel-zoomvegetaties.

    soort
  • Woudaap
    Vijver- en moeraslandschap
    Woudaap
    Populatiedoelstelling

    Broedpopulatie van minimaal 10 broedparen

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Gedekt met de realisatie van de kwaliteitsdoelstellingen voor Roerdomp.

    soort

Boslandschap

details ...

Alhoewel het boslandschap binnen de context van de andere aanwezige en tot doel gestelde natuurwaarden iets minder van belang is, mag de waarde ervan ook niet worden onderschat. Enerzijds is er de intrinsieke natuurwaarde die ook vanuit Europese context van belang is. Het boslandschap is immers belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:

  • zwarte specht en kwak
  • boshabitats 91E0.

De bossen, zeker de natte bossen, hebben ook een waarde voor de aan het vijver- en moeraslandschap gebonden soorten zoals amfibieën (landhabitat) en vogels (hoger genoemde vogelsoort: dekwak maar ook andere vogelsoorten kunnen rusten in deze boskernen (o.m. grote zilverreiger).

In de context van het boslandschap kan ook niet voorbij gegaan worden aan de rol en de nood van “buffer- en schermbossen”. Hiermee wordt gedoeld op de boszones die gelegen zijn in de periferie van het habitatrichtlijngebied. Het gebied De Maten is immers nogal geïsoleerd en sterk omgeven door woon- en industriegebieden. Buffer- en schermbossen zorgen ervoor dat de natuurwaarden centraal in het gebied inderdaad in zekere mate worden gebufferd (hydrologisch) en afgeschermd (licht, geluid, …).

De nadruk voor de bossen en de soorten die hierbinnen worden behandeld ligt niet op vergroting. Met het oog op de realisatie van de hoger genoemde doelen van het heidelandschap en het vijver- en moeraslandschap is het – integendeel – soms nodig om kleine bossen om te zetten in open ecotopen en habitats. Kwaliteitsverbetering van de (resterende) bossen is wél een doelstelling.

Habitat - Boslandschap
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Boslandschap
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype Elzenbroekbossen
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Behoud mooi ontwikkeld habitat ter hoogte van Peerdsdiefwijer en Soorweyer ( 29 ha)

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voor de te behouden elzenbroekbossen wordt een gevarieerde bosstructuur tot doel gesteld met veel dood hout en sleutelsoorten in de ondergroei. Doelstelling is daarom ook een natuurlijke hydrologie en water van een voor dit habitat gepaste kwaliteit.

    habitat
  • Buffer- en schermbossen
    Boslandschap
    Buffer- en schermbossen
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Behoud van bossen met bufferende functie of die als scherm dienstig zijn. Deze definiëring komt grosso modo overeen met het behoud van bossen aan de rand van het gebied. Verboste of beboste situaties meer centraal in het gebied dienen in die context niet te worden behouden wanneer daar ecologische redenen voor zijn (zie habitats Landschap: Heidelandschap).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verhogen van de kwaliteit van buffer- en schermbossen. In openbare bossen en privé-bossen gelegen in VEN geldt de toepassing van de CDB. Nadruk dient gelegd op de nood aan open plekken, ook in deze buffer- en schermbossen zodat natuurwaarden die open ecotopen behoeven kunnen migreren van binnen het gebied naar buiten de grenzen ervan.

    habitat
Soorten - Boslandschap
  • Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis
    Boslandschap
    Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Behoud kwaliteit van de leefgebieden

    soort
  • Kwak
    Boslandschap
    Kwak
    Populatiedoelstelling

    Behoud van het belang van het gebied voor doortrek.

    Broedgevallen worden niet bij voorbaat uitgesloten maar er wordt hiervoor nu geen specifieke doelstelling vastgelegd. Indien dit zich zou voordoen, bv. in geval dat maatregelen van waterkwaliteitsverbetering en vijverbeheer ingevoerd worden, dient doelstelling voor deze soort herbekeken.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Deels gedekt met de realisatie van de kwaliteitsdoelstellingen voor Roerdomp, Landschap: Vijver- en moeraslandschap.

    Additioneel bijzondere aandacht voor het behoud van de kwaliteit van het foerageergebied in de noordelijke cascade. Dit wil zeggen: de combinatie van riet, wilgenopslag en moerasbos dient behouden.

    soort
  • Laatvlieger
    Boslandschap
    Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Door het ouder worden en toepassen van de CDB zal de kwaliteit van het leefgebied voor deze soort toenemen.

    soort
  • Spaanse vlag
    Boslandschap
    Spaanse vlag
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Toename van voldoende grote bloemrijke hooilanden met overgang naar moerasspirearuigten en bossen met mantel-zoomvegetaties.

    soort
  • Zwarte specht
    Boslandschap
    Zwarte specht
    Populatiedoelstelling

    Behoud populatiegrootte

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Toepassen van de CDB voor gemeentebossen en privé-bossen gelegen in het VEN zal inspelen op de tot doel gestelde kwaliteitsdoelstellingen.

    soort

Planten en dieren

Het vijver- en moeraslandschap en de afwisseling van heide en bossen zorgen voor een bijzondere dieren- en plantenrijkdom. Als de vijvers droog vallen, zoals na afvissing, verschijnen op de zandige vijverbodem snel, vaak zeer zeldzame plantjes. De kleine ronde blaadjes en de drietallige witte bloempjes van de zeldzame drijvende waterweegbree zijn goed herkenbaar. Daarnaast zijn de rietkragen en oeverplanten in de vijvers het ideale leefgebied voor riet- en moerasvogels zoals roerdomp, woudaap, grote zilverreiger, bruine kiekendief en krakeend. De boomkikker en de knoflookpad, twee bijzondere amfibieën, vind je er ook.

Habitattypes

Nieuws

Openstaande taakstelling

Gebied Naam
De Maten
/gebied/de-maten
Gebied Referentie
de_maten
ID
27
BE2200028
vogelrichtlijngebied
BE2200626