Bruine kiekendief
Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied, zowel wat betreft het vijver- en moerascomplex als wat betreft de heide- en graslandhabitats. Voor de eerste verwijzen we naar de kwaliteitsdoelstellingen voor het leefgebied van de Roerdomp. Voor het tweede verwijzen we naar de kwaliteitseisen voor o.m. de Europese habitattypes 2310, 2330, 4010, 4030 en 6230, zie verder). Additioneel dient vanuit deze soort als kwaliteitseis te worden meegegeven: voldoende rust en landschappelijke openheid, niet enkel voor het vijver- en moerascomplex maar ook voor wat betreft de foerageergebieden op graslanden en heiden.
Minimaal 1 broedpaar. Hiervoor is een minimaal leefgebied van 100 ha nodig. Tot het leefgebied kan worden gerekend: voldoende grote entiteiten van vijver- en moerascomplexen en open vegetaties (heiden en graslanden). De soort lift mee op de doelen van de habitats.