Aangepast beheer fortdomeinen en Orchis als habitat voor habitatrichtlijnsoorten

1704

Op de bovengrondse delen worden de open zones zoveel mogelijk natuurgericht beheerd. Het is belangrijk dat er goed jachtgebied in de buurt van overwinteringszones ligt om in het najaar vetreserves aan te leggen en in het voorjaar op kracht te komen. Dit houdt onder meer in: behoud van boszones en houtkanten, behoud van oude bomen (buiten de zones waar deze stabiliteitsproblemen kunnen veroorzaken), behoud van muurvegetaties, evenwichtig visstandsbeheer in fortgrachten, …

Een goede verbinding van de forten met de omgeving is essentieel voor de vleermuizen om de verblijfplaatsen in de forten te kunnen bereiken. Dit betekent dat lineaire groene landschapselementen op de fortdomeinen moeten worden behouden of hersteld en dat er geen bijkomende barrières (ook niet van lichtpollutie) mogen worden gecreëerd. Tevens is het belangrijk dat KLE’s zoals dreven, opgaande elementen, … op het fortdomein in stand gehouden en versterkt worden.

Het bereiken van een goede habitatstructuur voor de fortgrachten (i.e. habitattype 3150) en boselementen (i.e. habitattypes 9120/9190 en 9160) zorgt ervoor dat er op de fortdomeinen meer geschikt habitat voor de vleermuissoorten ter beschikking komt. Daarnaast is dit ook belangrijk voor habitatrichtlijnsoorten als Kleine modderkruiper en Kamsalamander. Voor het HT 3150 betreft het vooral het fort Ertbrand, fort Schoten, fort Walem en fort Duffel. Voor de boshabitats betreft het vooral het fort Lier (9120/9190), fort Schoten (9120/9190), fort 5 (9120/9190), fort 7 (9120/9190), fort 2 (9160) en Orchis (91E0).