Zoeken
Een hervergunning handelt over het bestendigen van de reeds vergunde activiteit zonder verhoging van de productiecapaciteit.
Volgens het VLAREM is “uitbreiden” het vergroten in capaciteit, in drijfkracht of in oppervlakte op percelen waarop de geldende vergunning betrekking heeft.
Een milieuvergunning wordt toegekend onder de vorm van een goedgekeurd vergunningsbesluit. Het aanvraagdossier maakt deel uit van de vergunning.
Het is belangrijk om dit vergunningsbesluit goed door te nemen. Als exploitant is het belangrijk na te gaan of alles is vergund, hoe lang de vergunning loopt en onder welke voorwaarden de vergunning wordt verleend.
Prachtige graslanden, natte ruigten, vijvers en broekbossen vormen een groen netwerk in de valleien van de Dommel, de Warmbeek en de Abeek. Daarnaast zijn kleinschalige landbouwlandschappen en een prachtig eikenberkenbos te vinden in de Itterbeekvallei. Het GrensPark Kempen~Broek, het Hageven en de Achelse Kluis omvatten de mooiste moeras- en heidegebieden aan weerszijden van de grens. De wateringen zijn cultuurhistorisch erfgoed. Kortom, dit zijn stuk voor stuk zeer waardevolle leefgebieden voor de meest bijzondere soorten.
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats.
Het heidelandschap is aspectbepalend voor deze SBZ. Onder ‘heidelandschap’ verzamelen zich een reeks van habitats, habitattypische soorten en regionaal belangrijke biotopen. In het heidelandschap komen (kwamen) vogelsoorten voor als wulp, kiekendieven, korhoen,…. die typisch zijn voor grote aaneengesloten heidehabitats, maar met foerageergebieden in aangrenzend extensief cultuurlandschap met schrale graslanden.
De SBZ wordt gekenmerkt door diverse types wateren met habitattypische soorten. Vennen maken integraal deel uit van het open heidesysteem (zie Landschap: Heidelandschap). Naast vennen, zijn moerassen, oude ontginningsplassen en poelen typisch voor het gebied. De moerashabitats komen vaak voor in mozaïek met alluviaal bos en/of rbb’s. De waterrijke gebieden zijn belangrijk als broed-, rust- en foerageergebied voor water- en moerasvogels.
Bos komt verspreid over de deelgebieden voor. Naaldbos en gemengd bos domineren. Het aandeel habitatwaardig bos is gering. Deze SBZ is zeer belangrijk voor de zuurminnende eikenberkenbossen. Het belangrijkste knelpunt voor de bossen is in veel gevallen de jonge leeftijd en het te hoog aandeel naaldhout. Binnen deze SBZ ligt de nadruk niet zozeer op bosuitbreiding, maar op een sterke kwaliteitsverbetering van de loofbossen.
Droge zandgronden zijn kenmerkend voor (delen van) het SBZ. Op deze droge zandgronden komt een variatie aan habitattypes voor zoals droge bossen (HT 9190 en HT 9120), psammofiele graslanden en landduinen (HT 2310 en 2330), droge heide (4030) en droge heischrale graslanden (HT 6230).
De Kleine Nete is één van de meest natuurlijke rivieren in Vlaanderen en een groot deel ervan werd in het stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde als natuurlijk oppervlaktewaterlichaam aangeduid.