Mopsvleermuis

Barbastella barbastellus
Fauna
Zoogdieren
Mopsvleermuis, Barbastella barbastellus
Verspreidingskaart (2007), Mopsvleermuis
Kaart van de speciale beschermingszones voor: Verspreidingskaart Mopsvleermuis
Mopsvleermuis, Barbastella barbastellus

=

Minimaal het behoud of de uitbreiding van het actuele areaal

+

Uitbreiding van de huidige populatie

+

Oplossen van versnippering, niet afgestemd menselijk gebruik, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

Deze vleermuis is middelgroot (spanwijdte 26-30 cm). Het gezicht heeft een mopshondachtig uiterlijk door de korte, in het midden gespleten snuit en de brede, boven de neus vergroeide oren. De donkere vacht met lichtere haarpunten geeft de soort een berijpt uiterlijk.

In West-Europa is de soort weliswaar wijdverspreid maar zeldzaam tot zeer zeldzaam. In Oost- en Centraal-Europa is ze daarentegen algemener.

De belangrijkste bedreigingen zijn het verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen door kappen van bomen met holtes en loshangende schors, lawaaihinder en renovatie, sloop en verlichting van gebouwen (of delen er van) die door de soort gebruikt worden. Verlies aan kwaliteit van de jachtgebieden treedt op door o.a. het verdwijnen van oude en zieke bomen, grootschalig bosbeheer, landbouwintensivering in natte valleigebieden, dempen en verdroging van moerassige zones, verdwijnen van natuurlijke oevers en verdwijnen van aaneengesloten, verbindende landschapselementen tussen de jachtgebieden.

Deze kritische soort is vooral gebaat met een aangepast bosbeheer, gericht op behoud van oude, dode en zieke bomen, gespleten bomen en bomen met holtes. Daarnaast zijn behoud en herstel van kleinschalige valleilandschappen belangrijk, met veel verbindingselementen zonder straatverlichting. Een goede kennis van de ecologische eisen en het lokale jachtgebied is noodzakelijk om gepaste maatregelen te nemen en nadelige effecten van eventuele lokale ingrepen te vermijden of te verzachten.

Mopsvleermuizen overwinteren diep weggekropen in spleten en scheuren van loofbomen. Enkel bij zeer koud weer zoeken ze grotten, forten, bunkers of ijskelders op. Daar verkiezen ze dan de meer open, vaak tochtige gedeeltes met een lage temperatuur van 0°-5°C. Zelfs tijdens de winter blijken de dieren geregeld te gaan jagen. Structuurrijk loofbos rond de winterverblijfplaats is wel een vereiste.

Tijdens de zomer treffen we ze aan in spleten in gebouwen (vaak achter vensterluiken) en boomholten fungeren als kraamkamer. Ze maken soms ook gebruik van vleermuiskasten of kruipen weg achter loshangend schors. Kraamkolonies in boomholten verhuizen vaak soms dagelijks; in gebouwen is de plaatstrouw groter.

Deze onopvallende soort leeft vooral van nachtvlinders en verkiest bosrijke, heuvelachtige gebieden met vochtige zones, moerassen, rivieren en beekbegeleidende bossen. In het voor- en najaar (koudere periodes) wordt er bij voorkeur gejaagd in oude, vochtige loofbossen met veel dode bomen en een structuurrijke ondergroei. In de zomer verschuift de activiteit naar meer open, meestal vochtige zones zoals vochtige weilanden met hagen en houtkanten omringd en in beek- en riviervalleien. Hoewel het zomerhabitat meer open is, blijft de binding met het bos belangrijk.

De mopsvleermuis is één van de meest zeldzaamste vleermuissoorten in Vlaanderen en waarnemingen ervan zijn schaars. In Vlaanderen werden mopsvleemuizen tussen 1996 en 2001 in de zomer in regio van het Brugse waargenomen tussen 1996 tot 2000, op een plaats waar ze ook al overwinterend werden aangetroffen. Ze foerageerden geregeld in de omgeving van de ruïnes van een oud kasteel, waar zich vermoedelijk ook de slaapplaats bevond. Afgelopen zomer (2014) werden 2 dieren jagend waargenomen in het Waasland.