

Kalmthoutse Heide
Algemene info
De Kalmthoutse Heide ligt in het noordwesten van de Antwerpse Noorderkempen, tegen de Belgisch-Nederlandse grens. Voor het natuurbehoud is dit gebied van uitzonderlijk belang omdat het een van de laatste echt uitgestrekte heidegebieden van Vlaanderen is. De Kalmthoutse Heide maakt deel uit van een groter grensoverschrijdend natuurgebied: grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide. Dat bijna 6000 hectare grote gebied is een waardevol overblijfsel van een ooit zeer uitgestrekt landschap van stuifzanden, heidevelden en veengebieden.
Bijna het volledige gebied van de Kalmthoutse Heide heeft als bestemming ‘natuur en reservaat’. Er komt dan ook zeer weinig bewoning voor. De enclaves die nog in landbouwgebruik zijn in het noorden van het reservaatgebied zijn aan het uitdoven. Vlak bij de Kalmthoutse Heide is er een grondwaterwinning van Pidpa en twee van het Nederlandse drinkwaterbedrijf Evides. Het Agentschap voor Natuur en Bos beheert meer dan 1000 hectare, het gebied rond het Stappersven is in eigendom en beheer van Natuurpunt.
Kalmthout (2920), Essen (2910)
Inspanningen
De kwaliteitsverbetering van bestaande heide en vennen kan worden gerealiseerd door een vermindering van luchtvervuiling en afwatering in het gebied. Dit gaat vergrassing tegen en creëert betere kansen voor typische oeverplanten in de vennen. Centraal op de Kalmthoutse Heide worden naaldbomen gekapt waardoor er een grotere, aaneengesloten heidekern ontstaat met mogelijkheid tot open stuivend zand. Door gericht beheer en bestrijding van uitheemse soorten wordt zoveel mogelijk naaldbos omgevormd tot eiken-berkenbos. Ook de opmaak van een soortbeschermingsprogramma voor de gladde slang is nodig.
Herstel van de natuurlijke hydrologie van het gebied
Het herstellen van de natuurlijke hydrologie is een noodzakelijke randvoorwaarde voor het bereiken van een goede staat van instandhouding voor verscheidene tot doel gestelde habitats (venhabitats, vochtige heide en veenhabitats) en soorten (Gevlekte witsnuitlibel, Heikikker, Poelkikker en Rugstreeppad).De drainage van water uit het gebied via ontwateringsgrachten dient verminderd of – beter nog - ongedaan te worden gemaakt en grondwaterwinning dient afgestemd te worden op de instandhoudingsdoelstellingen voor de vermelde habitats en soorten.
Inrichting van de bosranden en uitvoering van dunningen in de bossen
Voor heel wat soorten (o.m. Nachtzwaluw, Boomleeuwerik en Gladde slang) zijn geleidelijke overgangen tussen heide en bos en open plekken in het bos belangrijk. Daarom zullen in de bosranden en op sommige plekken in het bos dunningen uitgevoerd worden.
Intensievere bestrijding van vergrassing en natuurlijke successie door herstelbeheer
Het regulier beheer van de Kalmthoutse Heide is erop gericht de aanwezige biotopen in stand te houden. Begrazing is al jarenlang de belangrijkste beheersmaatregel en bepaalt dan ook in grote mate het uitzicht van het gebied. De huidige begrazing is een extensieve begrazing door schapen en runderen binnen vaste rasters. Hiermee wordt boomopslag en vergrassing tegengegaan en blijft de heide jong en vitaal. Bovendien ontstaat er variatie in het gebied doordat een structuurrijke vegetatie wordt gecreëerd. Aanvullend worden er continu, verspreid over het gebied, inspanningen geleverd om verbossing en successie van heidevegetaties tijdelijk terug te draaien: plaggen van zowel natte als droge heide, open maken van landduinen, kappen van boomopslag, verwijderen van exoten e.d.Door achterstallig beheer of door externe factoren zoals brand zijn de waardevolle biotopen op verschillende locaties verdwenen. Regulier beheer volstaat dan ook niet. Herstelbeheer is noodzakelijk om de groeiomstandigheden voor deze biotopen opnieuw te creëren. Grote delen van de Kalmthoutse Heide hebben sterk te lijden onder vergrassing, mede als gevolg van de grote brand in 1996. De extensieve begrazing volstaat niet om deze vergrassing terug te dringen. Vanaf het begrazingsseizoen 2011 zal daarom stootbegrazing toegepast worden met behulp van een geherderde schaapskudde om de vergrassing plaatselijk terug te dringen. Er bestaat de intentie om samen met de drie andere beheerders van het Grenspark (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Natuurpunt) een nieuwe aanvraag voor een LIFE-project in te dienen. Dit project zal gericht zijn op het herstel van de waterhuishouding en de waterafhankelijke biotopen.Naast regulier en herstelbeheer dient er in dit bij uitstek brandgevoelig gebied blijvend aandacht te zijn voor brandpreventie.
Kappen van naaldhoutbestanden centraal in het heidegebied ten behoeve van een aaneengesloten open heidekern
De tot doel gestelde oppervlaktetoenames van de oppervlakte heide- en landduinhabitats zullen gebeuren via het kappen van naaldhoutbestanden centraal in het heidegebied. Deze inspanningen worden aan Vlaamse zijde volledig geleverd door het Agentschap voor Natuur en Bos en Natuurpunt. Momenteel loopt een LIFE-project voor heideherstel, in samenwerking met Natuurmonumenten en het Grenspark. Als gevolg van achterstallig beheer was de reliëfrijke open heide in de omgeving van Paalberg volledig verbost. Door kappingen en aanvullend plaggen worden goede uitgangssituaties gecreëerd voor het herstel van zowel droge als natte heide.
Kwaliteitsverbetering van de oeverzones van de vennen
De oeverzone van sommige vennen is te voedselrijk en daardoor dicht begroeid met pitrus of riet. Afplaggen van de voedselrijke toplaag en/of afschuinen van te steile venoevers zal de ontwikkeling van ven- en veenhabitats mogelijk maken. Actie wordt genomen door het Agentschap voor Natuur en Bos en door Natuurpunt.
Omvorming van naaldbossen naar zuurminnende eikenbossen samen met de bestrijding van invasieve exoten
Naaldbossen in de brede randzone van de Kalmthoutse Heide zullen door gericht beheer (inclusief exotenbestrijding) zoveel mogelijk omgevormd worden naar de nagestreefde zuurminnende eikenberkenbossen. Voor de bossen beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos of Natuurpunt, wordt er van uitgegaan dat op termijn minimaal 80% van de bosoppervlakte zal evolueren in de gewenste richting door de toepassing van de bestaande beheervisie. In de private bossen kan omvorming gerealiseerd worden via de toepassing van de Criteria Duurzaam Bosbeheer. Hierdoor wordt minimaal 20% van de oppervlakte van deze bossen omgezet in habitat. Naaldhoutbestanden met een cultuurhistorische waarde zullen als dusdanig behouden blijven.
Opmaak van een soortbeschermingsplan voor de Gladde slang
De Kalmthoutse Heide is nagenoeg het enige gebied in de provincie Antwerpen waar de Gladde slang nog voorkomt. De meeste exemplaren werden waargenomen in de omgeving van de Keetheuvel vlakbij de Verbindingsweg. Van het centrale begraasde deel van het gebied zijn weinig waarnemingen bekend. Momenteel is niet bekend hoeveel populaties er zijn en hoe groot de populaties zijn. Ook de eventuele impact van het verkeer op de Verbindingsweg of van begrazing op de soort is niet duidelijk.Om te verzekeren dat een goede staat van instandhouding wordt bekomen, zal voor de Gladde slang een soortbeschermingsplan opgemaakt worden. Dit zal maximaal afgestemd worden op het bestaande beschermingsplan voor de Gladde slang in De Zoom, het aangrenzende Nederlandse habitatrichtlijngebied. Het voorgestelde soortbeschermingsplan omvat o.m. een doorgedreven monitoring en een onderzoek naar de eventuele impact van verkeer, begrazing, … op de Gladde slang. Het soortbeschermingsplan is dus in eerste instantie bedoeld om de bestaande kennislacunes weg te werken.
Verderzetting van het aankoopbeleid in de Steertse Heide
In de Steertse Heide zijn nog een aantal percelen in landbouwgebruik als grasland of maïsakker. Bemesting van deze percelen is een knelpunt voor de realisatie van heide- en venhabitats in de omgeving omdat deze habitats een voedselarm milieu vereisen. Het ven Groote Meer in De Zoom bv. wordt rechtstreeks beïnvloed door voedselrijk water afkomstig van historisch landgebruik (naijlende fosfaatlading) en de huidige bemeste percelen in de Steertse Heide.De Steertse Heide maakt deel uit van het visiegebied van het Vlaams natuurreservaat en het Agentschap voor Natuur en Bos voert hier een actief aankoopbeleid. In het kader van een verdere versterking van het Vlaams Natuurreservaat wordt het aankoopbeleid met aangepaste flankerende maatregelen voor de eigenaars en gebruikers van de landbouwpercelen bestendigd.
Vermindering van de verzurende en eutrofiërende atmosferische deposities
Door de overheersende westenwinden wordt de Kalmthoutse Heide negatief beïnvloed door verzurende en eutrofiërende deposities afkomstig van het verkeer in de Antwerpse agglomeratie en bedrijven in het Antwerpse havengebied. Uit de resultaten van het depositiemeetnet verzuring (VMM) blijkt dat de deposities langzaam afnemen maar nog steeds ver boven de kritische last voor heide- en venvegetaties liggen. De verdere vermindering van de deposities is een kritische randvoorwaarde voor het bereiken van een goede staat van instandhouding voor de venhabitats en de hieraan gebonden fauna (o.m. Heikikker en Gevlekte witsnuitlibel).
Specifieke natuurdoelen
Voor de heide is vooral een kwaliteitsverbetering erg belangrijk. De heide is sterk vergrast met het pijpenstrootje, plekken open stuivend zand zijn weg en in de oeverzone van de vennen ontbreken typische plantensoorten. Vervuilende lucht (zoals zure regen) speelt daarbij een belangrijke rol, maar dat probleem kan niet op gebiedsniveau worden opgelost. De landduinen zijn op vele plaatsen begroeid met naaldbomen. Dat verhindert winddynamiek, die zorgt voor stuivend zand. Bestrijding van uitheemse soorten zoals Amerikaanse vogelkers en rododendron is nodig.
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.
Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.
- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse Heide
details ...
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.
Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.
- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Habitat - Kalmthoutse Heide
-
Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
habitattype_naamDroge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)Kalmthoutse Heide2310_2330 - Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinenhabitat -
Voedselarme zwak gebufferde vennen die niet vaak droogvallen (3110)
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
habitattype_naamVoedselarme zwak gebufferde vennen die niet vaak droogvallen (3110)Kalmthoutse Heide3110 - Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflora) en 3160 - Dystrofe natuurlijke poelen en merenhabitat -
Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)Kalmthoutse Heide3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojuncteahabitat -
Vochtige tot natte heide (4010)
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
habitattype_naamVochtige tot natte heide (4010)Kalmthoutse Heide4010_7150 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix en Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion en 7140_oli - Oligotroof en zuur overgangsveenhabitat -
Droge heide (4030)
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
habitattype_naamDroge heide (4030)Kalmthoutse Heide4030 - Droge Europese heidehabitat -
Eiken-Beukenbossen op zure bodems (9120)
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
habitattype_naamEiken-Beukenbossen op zure bodems (9120)Kalmthoutse Heide9120 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)habitat -
Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
habitattype_naamOude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)Kalmthoutse Heide9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlaktenhabitat
Soorten - Kalmthoutse Heide
-
Blauwborst
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideBlauwborstsoort -
Boomleeuwerik, Nachtzwaluw
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideBoomleeuwerik, Nachtzwaluwsoort -
Bruine kiekendief
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideBruine kiekendiefsoort -
Duinpieper
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideDuinpiepersoort -
Gevlekte witsnuitlibel
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideGevlekte witsnuitlibelsoort -
Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideGewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Gladde slang
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideGladde slangsoort -
Heikikker
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideHeikikkersoort -
Kamsalamander
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideKamsalamandersoort -
Korhoen
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideKorhoensoort -
Pijlstaart
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeidePijlstaartsoort -
Poelkikker
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeidePoelkikkersoort -
Regenwulp
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideRegenwulpsoort -
Rugstreeppad
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideRugstreeppadsoort -
Wespendief, Zwarte specht
Het richtlijngebied heeft een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha en is één aaneengesloten gebied. Vanuit vogelperspectief is meteen duidelijk dat de Kalmthoutse Heide bestaat uit een centraal gedeelte dat overwegend gekenmerkt wordt door open ecotopen en waarrond, in de periferie, bos aanwezig is. Zowel voor de open ecotopen als voor het bos stellen we ons de vraag hoe deze versterkt kunnen worden. Daartoe dienen we te vertrekken vanuit de noden van deze habitats. Wat is het meest nodig: (a) vergroten/versterken van deze habitats, (b) kwaliteitsverbetering of (c) ecologische verbindingen met natuurgebieden in de omgeving?
De open ecotopen kwalificeren overwegend als Europese habitattypes waarvoor het gebied in Vlaanderen zeer belangrijk (habitattype 4030 droge heide, habitattype 2310 psammofiele heide en habitattype 2330 open grasland op landduinen) of zelfs essentieel is (habitattype 4010 vochtige heide, habitattype 7150 slenkvegetaties, en habitattype 3160 dystrofe vennen). Het spreekt voor zich dat het behoud en de versterking van al deze habitats zeer belangrijke doelstellingen zullen zijn voor dit gebied. Dus vergroten, kwaliteitsverbetering of verbinding of een combinatie van voorgaande?
Grootte: Momenteel is er binnen de Kalmthoutse Heide ongeveer 820 ha van deze heide- en venhabitats aanwezig. Dit is op Vlaams niveau een grote oppervlakte en in principe voldoende groot voor de meeste kenmerkende heidesoorten die we in Vlaanderen kennen. Zo komen er in de heide en in de overgangszone van heide naar bos zeldzame diersoorten voor zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang, Gevlekte witsnuitlibel en andere habitattypische soorten zoals Heivlinder, Groentje en Levendbarende hagedis.
Kwaliteit: De kwaliteit van de meeste heide- en venhabitats laat echter te wensen over en is het belangrijkste werkpunt. De voor het oog meest opvallende minpunten zijn de vergrassing van de heide door Pijpenstrootje, het verdwijnen van plekken open stuivend zand en het ontbreken van typische plantensoorten in de oeverzone van de vennen. Oorzaken van deze knelpunten zijn:
- afname van dynamische processen;
- verdroging;
- verzuring;
- eutrofiëring.
Externe invloeden zoals grondwaterbemaling en deposities vanuit de lucht spelen hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsverbetering van de heide- en venhabits behoeft een ‘aanpak aan de bron’ en dus de aanpak van de oorzaken die aan de basis liggen van de visueel zichtbare problemen.
Een goede inrichting en beheer van het heidelandschap kan echter eveneens en aanvullend inspelen op de vastgestelde beperkte dynamiek, de verdroging, de verzuring en de eutrofiëring en de gevolgen daarvan. Alvast essentieel daarin is het realiseren van een open heidegebied centraal in het gebied, niet onderbroken door naaldhout. Naaldhoutbestanden komen nu nog her en der voor in het centrale heidegebied, vaak juist op de landduinen. Hierdoor dragen ze bij tot: (a) een beperkte dynamiek door het breken van de wind, (b) een verhoogde verdamping van neerslagwater (verdroging) en (c) de verzuring van de bodem.
Het open maken van de landduinen in de Kalmthoutse Heide is dus een sleutelfactor die meteen ook resulteert in een gevoelige toename van landduinhabitats. Kap van naaldhout en toename van landduinhabitats dient te gebeuren op de landduinengordel van De Nol, de landduinen ten westen van de Hazenduinen en de landduinen van de Zwarte Heuvel. De inrichting van een aaneengesloten, open heidegebied zal dus in principe ook gunstig inspelen op de zuurtegraad van de vennen. Eutrofiëring blijft echter een probleem voor de kwaliteit van habitats, zowel voor de vennen als voor de droge en vochtige heide. Voor het verkrijgen van een goede tot uitstekende staat van instandhouding wordt tot doel gesteld ook dit aan te pakken. Het wegnemen van nutriënten uit het heidesysteem is hier dan ook automatisch de betrachting. Op deze manier wordt het meteen mogelijk om sterk vergraste, niet habitatwaardige ecotopen ook in de richting van Europese habitat (4010 vochtige heide) te laten evolueren.
Een belangrijke afgeleide van hogerstaande is dat de essentiële kwaliteitsverbetering van de verschillende heidehabitats impliciet gepaard gaat met het vergroten/versterken van deze habitats. Tevens is duidelijk dat (dier)soorten niet zozeer de drijvende factor zijn voor doelenformulering in de heidehabitats van de Kalmthoutse Heide maar wel het verkrijgen van kwaliteitsvolle Europese habitattypes. Soorten profiteren uiteraard wel van de beoogde kwaliteitsverbetering maar zijn dus niet zozeer sturend op de kwalitatieve en kwantitatieve doelen voor de verschillende heidehabitats. M.a.w. vogel- en habitatrichtlijnsoorten zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Gladde slang en Gevlekte witsnuitlibel liften mee op de doelen voor de verschillende heidehabitats.
Vanuit landschapsecologisch perspectief dient meteen rekening gehouden te worden met het aansluitend natuurgebied aan Nederlandse zijde ‘De Zoom’ met soortgelijke natuurwaarden. Met hoger genoemde doelen op hoofdlijnen voor de heidehabitats gebeurt dit ook want in Vlaanderen wordt sterk ingezet op habitats waarvoor de kansen in Nederland veel kleiner zijn zoals habitattype 2330 open grasland op landduinen, habitattype 2310 psammofiele heide, habitattype 4010 vochtige heide en habitattype 7150 slenkvegetaties.
Tot slot dient ook verbinding een drijvende kracht te zijn bij de doelenformulering. Juist in relatie met het naburige natuurgebied De Zoom in Nederland kan het realiseren van ecologische verbindingen leiden tot wederzijdse versterking. Het ‘aantakken’ van open heidehabitats langs beide zijden is dus een landschapsecologisch gerechtvaardigd streefdoel waarmee o.a. een verbinding tussen waardevolle vennen kan worden gerealiseerd (aan Nederlandse zijde bv. Groote en Kleine Meer).
Gesloten ecotopen, bos dus, vooral voorkomend in de periferie van het richtlijngebied, bestaan nu overwegend uit naaldhout. Het betreft een enorme oppervlakte (ca. 1000 ha). Aangezien de bodem zandig, voedselarm en overwegend profielloos (geen podzolbodem) is, betreft het bostype dat zich hier kan ontwikkelen habitattype 9190 oud zuurminnend eikenbos. Momenteel komt er van dit bostype slechts een 30 tal ha voor in het gebied waardoor de Kalmthoutse Heide op Vlaams niveau ‘maar’ kwalificeert als ‘belangrijk’ voor dit habitat. Gezien de huidige oppervlakte naaldhout zijn de kansen echter enorm. In de Kalmthoutse Heide kan meer van dit bostype voorkomen dan in elk van de andere richtlijngebieden in Vlaanderen nu reeds aanwezig is. Gezien dat vanuit de G-IHD sterk wordt ingezet op het verhogen van habitatwaardig bos in Vlaanderen, en gezien dit in dit gebied niet door effectieve uitbreiding dient te gebeuren maar door (makkelijker realiseerbare) omvorming vanuit reeds bestaand bos, is het een logische doelstelling hier zwaar op in te zetten. Net zoals bij de open heidehabitats is dus ook voor de bossen kwaliteitsverbetering bij uitstek het middel om de Europese natuurwaarden van het gebied te verhogen. Net zoals bij heide zullen vele soorten meeliften op deze doelstelling voor het habitattype nl. diverse soorten vleermuizen, Zwarte specht en Wespendief. En net zoals bij de heidehabitats zal een versterking van de populaties voor de soorten niet zozeer een doel op zich zijn, maar een gevolg van de doelstellingen voor het habitattype. De bossen in de periferie hebben bovendien een meervoudige functie: (a) ze bieden de kans om meer Europees boshabitat te krijgen en leefgebied voor bossoorten en (b) ze hebben een scherm- en bufferfunctie ten opzichte van de omgeving van de Kalmthoutse Heide.
Resterende vraagstelling bij de doelenformulering is hoe omgegaan dient te worden met (voormalige) landbouwgronden als de Steertse Heide en De Markgraaf. De ambitie om ook hier Europese habitats te realiseren mag bestaan maar de realiteit nu is dat de gronden sterk zijn aangerijkt door het landbouwgebruik zodat dit doel veraf is. Wel zijn het ontwikkelingsgebieden waarvan het beheer afgestemd dient te worden op het verkrijgen van kansen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het richtlijngebied.
Afstemming met de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal
Voor de Brabantse Wal, het Natura 2000-gebied waartoe het Nederlanse deel van het Grenspark behoort, zijn reeds instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt. Uiteraard is het aangewezen om de IHD voor de Kalmthoutse Heide af te stemmen met de IHD voor de Brabantse Wal in het algemeen en die voor De Zoom in het bijzonder.Een essentiële doelstelling voor het Grenspark als geheel is het herstel van de dynamiek (vrije windwerking) via de realisatie van een groot aaneengesloten open heidelandschap centraal in het gebied. Het recent afgelopen LIFE-project ‘Grensoverschrijdend heideherstel op landduinen’, waarbij aan weerszijden van de grens ca 18 ha naaldbos werd gekapt, kadert in deze doelstelling. De Zoom is meer bebost dan de Kalmthoutse Heide en er is relatief meer bos in privé-eigendom. Heide- en landduinhabitats kunnen hier minder sterk uitgebreid worden dan in de Kalmthoutse Heide. Daarom zijn in de Kalmthoutse Heide vrij ambitieuze oppervlaktetoenames voor deze habitattypes nodig. Omgekeerd is het bosrijke gebied van De Zoom erg belangrijk voor het behoud van de goede staat van instandhouding van typische bossoorten zoals de Zwarte specht en de Wespendief. De instandhoudingsdoelstellingen voor beide gebieden zijn dus complementair.
Nederland zet sterk in op het herstel van de verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in de Brabantse Wal dat daarom aangeduid werd als “sense of urgency”-gebied. Voor de vennen van Ossendrecht (o.m. de Groote Meer) werden volgende IHD geformuleerd:
- toename oppervlakte en verbetering kwaliteit van habitattype 3110
- behoud oppervlakte en kwaliteit van habitattype 3130
- uitbreiding omvang populatie Drijvende waterweegbree
- behoud omvang en kwaliteit leefgebied van Kamsalamander
- behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied van Dodaars en Geoorde fuut
Het aspect water is een belangrijke bindende factor tussen de verschillende delen van het Grenspark. Ingrepen in het ene deel van het gebied kunnen gevolgen hebben in andere delen terwijl voor het realiseren van specifieke doelen ook maatregelen nodig kunnen zijn in andere delen. Dit heeft zowel betrekking op grond- als oppervlaktewater maar ook op de kwaliteit als kwantiteit.De aan water gerelateerde ruimtelijke afhankelijkheid is in het bijzonder van belang voor de Groote Meer in Ossendrecht. Verbeteren van de watervoerendheid van dit ven is nodig voor het realiseren van delen van de IHD.
Het huidige hydrologisch systeem van de Groote Meer wordt gekenmerkt door extra wegzijging uit het ven door de grondwateronttrekkingen en verminderde afstroming uit het vanggebied door;
- extra verdamping;
- grondwaterstandverlaging door onttrekkingen;
- afvoer uit het vanggebied dat niet gericht is op Groote Meer.
Een belangrijk deel van het natuurlijk vanggebied van dit ven wordt gevormd door het in België gelegen gebied de Steertse Heide. Voor een deel is dit gebied nog in gebruik als landbouwgrond.
De Steertse Heide is in de IHD voor de Kalmthoutse Heide aangeduid als ontwikkelingsgebied waar indien mogelijk op lange termijn het oorspronkelijke vochtige heidelandschap dient hersteld te worden. Randvoorwaarden hiervoor zijn het verdwijnen van de landbouwactiviteiten in de Steertse Heide en het herstel van de natuurlijke hydrologie. Dan zal de Steertse Heide – die behoort tot het voedingsgebied van de Groote Meer – opnieuw een infiltratiegebied zijn en zal de wateraanvoer geschieden via een continue grondwaterstroming i.p.v. via een oppervlakkige drainage.
Voor de eerste generatie beheersplannen is het gewenst dat met de wederzijdse afhankelijkheid rekening wordt gehouden. Het gaat hierbij om de volgende aspecten:1. vermindering van de grondwaterwinning aan beide zijden van de grens om de wegzijging uit het ven te verminderen en de grondwaterstand te verhogen;2. vermindering van de verdamping door bos om te zetten in heide en landbouwgrond om te zetten in natuur;3. toename van de natuurlijke aanvoer van water uit noordelijke richting door landbouwgrond om te zetten in natuur;
In eerste instantie zou onderzocht kunnen worden of tijdelijke extra toevoer van water mogelijk is vanuit de Steertse Heide (zowel het oostelijk als het noordelijk deel) via de aanwezige slotenstelsels. Met name zolang toch voor dit gebied extra afvoer nodig is omdat volledige inrichting tot natuurgebied, vanwege hoge fosfaatgehaltes, nog niet mogelijk is. En voor zolang dit een vereiste is voor het behalen van de doelstellingen voor de Groote Meer.Pas later kan dan overwogen worden om de afvoer te gaan beperken met voorkeur om deze aanvoer eerst te beperken in het oostelijk deel van de Steertse Heide en later pas in het noordelijk deel van de Steertse Heide.
Bij het nader uitwerken van de plannen is een waterkwaliteitstoets van veel belang. Een grote toevoer van met meststoffen verrijkt water kan een probleem vormen. In bijzonder zal dit spelen bij vernatting van landbouwgronden waarbij extra fosfaten vrijkomen.
Ontwikkelingsgebieden
Omwille van het actueel landbouwgebruik in de Steertse Heide en De Markgraaf worden deze gebieden in het rapport aangeduid als ontwikkelingsgebieden waar pas op lange termijn natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Deze gebieden worden niet in rekening gebracht bij de tot doel gestelde oppervlaktetoenames van habitats. Het is wel belangrijk het beheer in deze gebieden af te stemmen zodat er kansen komen voor kwaliteitsverbetering in en verbinding met de rest van het habitatrichtlijngebied.- Steertse Heide
- Op middellange termijn: terugdringing en uiteindelijk stopzetting van bemesting door aankoop van de resterende landbouwpercelen. Behoud en versterking van regionaal belangrijke biotopen en soorten. Hiertoe zal in het noordelijk gedeelte het herstel van een kleinschalig landbouwgebied met hooilandjes, kleine houtwallen en akkertjes worden beoogd.
- Op lange termijn: herstel van de natuurlijke hydrologie in de ruime omgeving van de Steertse Heide. Herstel van het oorspronkelijke heidelandschap in de Steertse Heide
- De Markgraaf
Voortgezette verschraling van de graslanden in functie van een mogelijke evolutie naar vochtig heischraal grasland (6230_hmo) op lange termijn.
Kalmthoutse HeideWespendief, Zwarte spechtsoort
Planten en dieren
Door de grote aaneengesloten oppervlakte natuurreservaat is de Kalmthoutse Heide uniek in Vlaanderen. Het biedt prachtige leefgebieden voor vele zeldzame en bedreigde soorten. Het mozaïek aan kleine en grote vennen is ideaal voor onder andere de gevlekte witsnuitlibel, de rugstreeppad en de heikikker. Het is ook het kerngebied voor de gladde slang in de provincie Antwerpen. Dankzij de dichte begroeiing van dwergstruiken, verspreid staande bomen, bosranden en landduinen gedijt die er zeer goed. De afwisseling van heide en bos is ook perfect voor soorten als de boomleeuwerik en de nachtzwaluw.