Realisatie van goed ontwikkelde vijvercomplexen en een laagveenlandschap

0707

Voor de realisatie van een laagveenlandschap in beekdalen wordt een extra oppervlakte van laagveen (3 ha), natte heide (5 ha) en vochtige heischrale graslanden (3,5 ha) vooropgesteld, die bekomen wordt deels door omvorming van opslag of bos en deels door toename in begraasde graslanden. Deze habitats worden versterkt, verbonden en gebufferd door inbedding tussen regionaal belangrijke biotopen (dotterbloemgraslanden, zeggevegetaties, rietland, natte ruigten) en broekbossen.

Belangrijk om het bovenstaande te kunnen realiseren is het herstel van een meer natuurlijke hydrologie (beperkte ontwatering, kwaliteitsvolle beekstructuur, natuurlijk overstromingsregime, …), en het verbeteren van de oppervlakte- en grondwaterkwaliteit (beperken van nutriëntenaanvoer en pesticidengebruik). Op die manier kan herstel en toename van (grond)waterafhankelijke habitattypes in de mozaïek (o.a. 6230, 7140, 91E0) duurzaam gerealiseerd kan worden.

Het laagveenlandschap vormt een geschikt leefgebied voor Europees te beschermen moerasvogels zoals woudaap, roerdomp, blauwborst en ijsvogel. Deze soorten zullen tevens meeliften met de voorgestelde kwaliteitsverbeteringen van waterhabitats ter hoogte van vijvercomplexen in deze SBZ. Op deze manier zal dit gebied, dat dicht bij het vijvercomplex van Midden-Limburg ligt, een interessant foerageergebied vormen voor deze moerasvogels.