Rivierdonderpad, Kleine modderkruiper
Bijkomende kwaliteitseisen ten opzichte van het habitattype 3260 inzake BZV, zuurstofgehalte en temperatuur en afwezigheid migratieknelpunten. Geen migratieknelpunten (stuwen, duikers, spuien, …). Geen (of enkel gefaseerde) slib- en kruidruimingen in de beektrajecten waar de soorten voorkomen. Bijkomend voor rivierdonderpad: voldoende dood hout of andere harde substraten in de bedding van de waterloop.
Voldoende grote populaties (minimaal 350-2000 individuen/ha voor kleine modderkruiper en minimaal 100-200 individuen/ha voor rivierdonderpad) met een evenwichtige populatiestructuur en een voldoende grote genetische diversiteit in de Laarse Beek, het Groot Schijn, de Molenbeek-Bollaak, de Tappelbeek, de Kleine Wilboerebeek, de Kleine Beek, de Visbeek en de Rode Loop. Deze doelstelling spoort samen met de tot doel gestelde realisatie van een aaneensluitend netwerk van habitatwaardige beektrajecten (zie bij habitattype 3260) en moet ook in samenhang gezien worden met de instandhoudingsdoelstellingen voor de SBZ-H “Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heide” (BE2100026). Deze doelstelling zal binnen deze SBZ-H gerealiseerd worden door de provincie Antwerpen. In de SBZ-H “Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heide” is ook het Vlaams Gewest (in casu de Vlaamse Milieumaatschappij en de nv Waterwegen en Zeekanaal) een belangrijke partner.