De nu meestal gedeeltelijk aangetaste blauwgraslanden, natte hooilanden, water- en moerashabitats en moerasbossen, habitattypes waarvoor deze SBZ in de GIHD vaak als essentieel werd aangeduid, hebben vaak te lijden onder verdroging en/of overstroming met vuil water.
Om de slaagkansen van een gevarieerd hooilandherstel (cfr. PI 1: Ontwikkeling van waardevolle vochtige schrale hooilanden) en bosnetwerk (cfr. PI 3: Versterken van de bossen) in de Wingevallei te verhogen, dient er enerzijds de verdroging te worden aangepakt. Een oplossing hiervoor is uitvoering van het realistisch scenario uit de ecohydrologische studie van de Winge (Haskoning 2006). Dit betreft het tot een halve meter opstuwen van verscheidene kleinere grachten, indien de waterkwaliteit dit toelaat. Indien dit scenario niet voldoende elzenbroeken oplevert, moet bv. het maximaal scenario (met opstuwing van Winge en Grote Losting zelf) uit die studie verder onderzocht worden.
Een prioritaire actie inzake de waterkwaliteit is bv. het concentreren van verschillende overstorten in één enkele beek, zoals bv. de Droge Beek te Dutsel (die niet overstroomt ter hoogte van kwetsbare vegetaties in de Wingevallei), zodat de andere beken er enkel regen- en gebiedseigen water bevatten (cfr. studie Haskoning 2006). Of het oplossen van de puntlozingen/overstorten op de waterlopen kan een andere oplossing zijn.