3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojunctea
Doeloppervlakte van 73 ha, te weten 80% door omvorming (herstel abiotiek vijvers) en bijkomend 20% door omvorming (van verdwenen waterpartijen van de ‘derde cascade’).
Verwezen wordt naar de eerder benoemde kwaliteitsverbetering die vereist is voor moerasvogels. De vijvers zijn grotendeels vrij van slib en organisch sediment en bevatten helder, zeer zwak tot matig gebufferd en min of meer nutriëntenarm water met een lage stikstof- en fosforconcentratie en een matig zure tot circumneutrale pH. De natuurlijke hydrologie met aanvoer van lokaal grondwater dient hersteld te worden en goed ontwikkelde vegetaties van het subtype littorellionvegetaties en subtype éénjarig dwergbiezenverbond dienen te ontwikkelen.
Tevens wordt de kwaliteitsvereiste van een voldoende open ligging in het landschap – waar windwerking mogelijk is - beklemtoond. Bijkomende kwaliteitsvereiste is het niet, of in lage densiteiten voorkomen van bodemwoelende vissoorten die het water vertroebelen en watervegetaties begrazen.
Beklemtoond wordt het noodzakelijk toepassen van vijverbeheer met cycli van droogzetten en opnieuw vulllen, om de nodige dynamiek in het systeem te brengen, pionierscondities te creëren en de voedselrijke sliblaag te verkleinen.
Enkele vijvers bovenaan de zuidelijke vijverketen in de Maten zijn van nature uit ongeschikt voor de ontwikkeling van dit habitattype. Dit zijn de zogenoemde ‘moddervijvers’ met een kuipvormig profiel en slibrijke vijverbodem. De oeverbegroeiing bestaat eerder uit lisdodde en biezen, dan uit riet. Het gaat over de Hommelesweyer, Het Holeven, de Bovenste en Middelste Schreursweyer, de Sint-Jansweyer, de Schuitweyer, de Soorweyer en de Veldmolen. Voor deze vijvers wordt geen habitatdoelstellingen 3130 voorzien.