Boslandschap

Het boslandschap is belangrijk voor volgende Europese soorten en habitattypes:

  • boshabitats 9120, 9190, 91E0 (zie ook beekdalgrasland in het landschap: Moeraslandschap);
  • insecten als Vliegend hert en Juchtleerkever;
  • zoogdieren als Europese bever (zie ook vijver- moeras- en beekdallandschap: Moeraslandschap) en vleermuizen als Ingekorven vleermuis, Laatvlieger, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis en Baardvleermuis;
  • vogels als Middelste bonte specht, Wespendief en Zwarte specht;

Daarbij moet aangestipt worden dat de gebieden voor het habitattype elzenbroekbos: 91E0 (SBZ-H BE2200032, SBZ-H BE2200033 en SBZ-H BE2200034) en de soorten Vliegend hert (SBZ-H BE2200033), Zwarte specht (SBZ-V BE2221314) en Wespendief (SBZ-V BE2221314) als zeer belangrijk worden ingedeeld volgens de G-IHD.

Concreet kunnen enkele grote categorieën op vlak van doelstellingen onderscheiden worden voor de bossen:

  • 1. Kwaliteitsverbetering op vlak van structuur
    De boshabitats binnen dit SBZ hebben op dit ogenblik in veel deelgebieden een onvoldoende gevarieerde structuur. Door het toepassen van een natuurgericht bosbeheer in bossen zal het aandeel aan dikke bomen, dood hout, gevarieerde randen en open plekken op termijn toenemen. Dit zijn maatregelen die veel Europese en habitattypische soorten ten goede zullen komen. Dood hout is belangrijk voor o.a. de verschillende vleermuizen en vogels maar ook insecten zoals het Vliegend hert en de Juchtleerkever.
    Binnen de bosdoelstellingen worden er 10-15% open plekken voorzien die elk tot 3 ha groot kunnen zijn, deze kunnen zowel bestaan uit rbb’s (dottergraslanden, moerasspirearuigten, kleine en grote zeggevegetaties, gagelstruweel, vochtig wilgenstruweel, moerasbos van breedbladige wilgen... ) als habitattypes zoals 4010, 4030, 6230, 6430, 7140 (bovenloop Abeekvallei), … . Deze variatie van open plekken en mantelzoomvegetaties zijn nodig voor een aantal Europese soorten zoals de verschillende vleermuissoorten, Spaanse vlag, Wespendief, , Boomleeuwerik, Nachtzwaluw … maar ook voor de habitattypische soorten zoals, Nachtegaal , Zomertortel, Hazelworm, Grote weerschijnvlinder, Grote vos, Kleine ijsvogelvlinder, Bont dikkopje, Groentje, Kommavlinder, (Spiegeldikkopje), Nachtpauwoog, Boswitje, Bruine eikenpage en Boskrekel. Een goede lokale staat van instandhouding van de waterafhankelijke habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
    De nadruk in verband met de kwaliteitsverbetering voor de droge bossen ligt op de omvorming van naaldbossen naar habitatwaardig bos. Bij de broekbossen is de voornaamste kwaliteitsdoelstelling het herstel van de natuurlijke waterhuishouding en abiotiek. Bij het herstel van de waterhuishouding zijn voorafgaande studies nodig om te kijken hoever deze invloed reikt. Het bestrijden van exoten in de bossen blijft belangrijk.

  • 2. De realisatie van kwalitatief degelijke grote boshabitatkernen
    De realisatie van een aantal grote en kwalitatieve boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende habitattypische soorten, is een belangrijk streefdoel om een goede lokale staat van instandhouding te bereiken binnen dit SBZ-complex voor de boshabitats.
    In de droge sfeer (9190) wordt een grote kern van ongeveer 300 ha in Jagersborg beoogd, naast belangrijke kernen in het Grootbroek en de Warmbeekvallei. Hier wordt ook gestreefd naar een populatie van Groot vliegend Hert. Zo kunnen lange termijngaranties gegeven worden voor een stabiele populatie van onder meer de Europese soorten Zwarte specht, Middelste Bonte specht en Wespendief, maar evenzeer voor tal van andere habitattypische bossoorten (indicatoren van structuurrijke bossen en soorten gebonden aan randen en open plekken zoals Zomertortel). De realisatie van grote boskernen in mozaïek met open plekken in de alluviale sfeer (91E0) is van belang voor een belangrijke populatie van de Europese esoort Wespendief, en de verschillende vleermuissoorten maar evenzeer voor tal van andere habitattypische soorten van natte bossen, zoals Wielewaal, Matkop, Nachtegaal, Goudvink, Kleine IJsvogelvlinder, Grote weerschijnvlinder etc… Kernen van deze alluviale bossen worden voorzien in het Grootbroek, in de Abeekvallei en in de Itterbeekvallei. Deze dienen voor een goede lokale staat van instandhouding van de habitattypische soorten minstens 150 ha groot te zijn.
    Waar mogelijk wordt er eerst gestreefd naar deze grote kernen door middel van omvorming van niet habitatwaardig bos naar habitatwaardig bos. Vervolgens zal door effectieve uitbreiding deze grote kernen vervolledigd worden.

  • 3. Het degelijk bufferen van kleinere boskernen en/of verbinden van kleinere boskernen
    Dit is een algemene doelstelling die voor de kleinere boskernen binnen de verschillende deelgebieden voorgesteld wordt. Veel kleine boskernen in de deelgebieden voldoen niet aan het MSA (minimum structuurareaal) en zijn bovendien vaak in een erg intensief agrarisch gebied gelegen, waardoor ze slecht gebufferd zijn. Hierdoor is het verdwijnen van typische bossoorten in deze kernen een reëel gevaar. Door deze kernen, die vaak kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten bevatten, te bufferen en uit te breiden of ze te verbinden met de grotere bossen, kan de kans op het lokaal uitsterven sterk worden gereduceerd. Dit gaat om verbindingen via kleinschalige bosuitbreiding tot kleine landschapselementen. Bovendien zijn deze verbindingen noodzakelijk voor de verschillende vleermuissoorten die deze lijnvormige elementen gebruiken om te migreren van hun verblijfplaatsen naar hun foerageergebieden (zie ook doelstellingen Moeraslandschap).
    Waar mogelijk wordt er eerst door middel van omvorming deze doelstelling behaald. Vervolgens zal door effectieve uitbreiding, naar deze verbindingen en kleine boskernen gestreefd worden.

Dit zijn de drie hoofdlijnen die gevolgd werden om te komen tot volgende doelen.

In totaal wordt er gestreefd naar 978 ha habitatwaardige, natte bossen. Om deze streefcijfers te bekomen is een toename nodig van 342 ha met als richtwaarde 144 ha bosuitbreiding. Het totale doel voor droge bossen is een totale oppervlakte van 997 habitatwaardig bos. Hiervoor is een uitbreiding van 637 ha nodig met als richtwaarde 132 ha bosuitbreiding.

Voor een aantal Europese soorten (zie hierboven) zijn ook regionaal belangrijke biotopen belangrijk alsook de kleine landschapselementen. Hiervoor is behoud van deze actuele oppervlakte noodzakelijk : Wilgenstruweel rbbsf actueel 221 ha waarvan 106 ha in SBZ-H en 115 ha in zuiver l SBZ-V en vochtig wilgenstruweel op venige of zure bodem rbbso actueel 70 ha waarvan 36 ha in SBZ-H en 34 ha in zuiver SBZ-V…
Met het oog op de realisatie van de doelen van het heidelandschap en het vijver- moeras en beekdallandschap (landschap: Moeraslandschap) is het soms nodig om kleine bossen om te zetten in open biotiopen en habitats.