Bocagelandschap met (helling)graslanden

Het (helling)graslanden-gedeelte bestaat uit een samenhangend complex van bloemrijke graslanden (gradiënt van de 3 subtypes 6510) met overgangen naar schraallandtypes, zowel droog (‘lemige heide’ 4030, 6230_hn, 6230_ha en 6230_huk) als nat (6410_mo, 6410_ve en 6230_hmo). Deze graslandhabitats liggen ingebed tussen regionaal belangrijke biotopen zoals dotter-,kamgras- en zilverschoongrasland (rbb_hc, rbb_kam en rbb_zil) en kent overgangen naar zoomvegetaties (6430_bz) en (kalkrijk) doornstruweel (6210_sk en rbb_sp). Op de randen van deze droge tot vochtige bocage komen ook relictbosjes, holle wegen of bufferbossen voor (vnl. haagbeukenbos 9160). In verschillende deelgebieden wordt een aanzienlijke toename van de oppervlakte regionaal belangrijke biotopen (rbb_kam, rbb_zil, rbb_sp, rbb_hc) voorzien om de graslandhabitats beter te bufferen of te verbinden; of anderzijds om overgangen naar bosranden en –zomen verder te ontwikkelen. In deelgebieden 1, 8, 17 en 18 vormen deze regionaalbelangrijke biotopen het noodzakelijke leefgebied voor het populatiedoel van Grauwe klauwier. Door de buffering rond habitats te voorzien wordt het mogelijk om tot duurzame graslandbolwerken te komen, en anderzijds om lokaal op kleinere ‘snippers’ van bepaalde habitats, kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten, te behouden en verder te ontwikkelen zodat kans op lokaal uitsterven vermindert.

Momenteel zijn deze habitattypes zeer soortenrijk (o.a. verschillende unieke wasplatenweides met vb Hygrocybe intermedia, H. laeta), maar sterk versnipperd over de deelgebieden en veelal komen de goede habitats slechts voor op kleine oppervlakten. De aanwezigheid van minstens een aantal grotere complexen van deze graslandtypes is noodzakelijk voor het regionaal in stand houden van de habitattypische soorten (vb. groene nachtorchis, soldaatje, bochtige klaver, betonie, klaverblauwtje, bruin dikkopje, boswitje, eikelmuis, ransuil, geelgors, wasplatenweides). Het herstel van dit droge tot vochtige bocagelandschap zal een herstel van de insectenfauna mogelijk maken, wat – naast een goede mestbewonende fauna – tevens voor een duurzame populatie van grauwe klauwier zal zorgen. In deelgebied 8 wordt in dit landschapstype een duurzame populatie van vroedmeesterpad nagestreefd.

De grote bolwerken (> 15 ha) van deze bocage met (helling)graslanden zijn gelegen in deelgebieden: 1 Herkwinning, 8. Bollenberg-Nerem, 17 Overbroek-Egoven en 18 Nietelbroeken-Merlemont. Kleinere graslandkernen zijn gelegen in deelgebieden: 3 Steenbroek, 5 Meertsheuvel, 7 Vilsterbron, 9 St Annabeek, 10 Mettekoven, 22 Mergelkuilen Vechmaal en 23 Keiberg.

Oude hoogstamboomgaarden hebben een aparte waarde voor bepaalde broedvogels en voor soorten gebonden aan dood hout. Optimale ontwikkeling van graslandhabitats is echter niet mogelijk onder (nieuwe) hoogstamaanplanten. Het aandeel boomgaarden binnen de grote complexen van graslanden moet afgebouwd worden op plekken met graslandhabitatdoelen. Wijnbouw is niet compatibel met deze doelstelling.

Volgens de G-IHD is deze SBZ essentieel voor habitattype 6510 en essentieel of zeer belangrijk voor habitat 6410 en habitat 6210 (zeer belangrijk in G-IHD). De ‘lemige heide’-habitattypes wordt als ‘belangrijk’ beschouwd: habitattypes 4030, 6230 (subtypes ha, hn, hnk en hmo). De combinatie van al deze types heischraal grasland is op Vlaamse schaal uniek en staat garant voor zeer soortenrijke vertegenwoordigers van deze habitattypes. De aanwezigheid van het kalkrijke subtype 6230_hnk was tot op heden niet gekend binnen de afbakening van deze Speciale Beschermingszone en dient als ‘essentieel voor behoud in Vlaanderen ’ beschouwd te worden. Ruigten worden als belangrijk beschouwd, maar het subtype 6430_bz binnen de graslandcomplexen en in de boszomen kan binnen deze Speciale beschermingszone zeer soortenrijk zijn (type met bochtige klaver, kruisbladwalstro, heggewikke, bosrank, kruidvlier, welriekende agrimonie, ruig klokje, ...). Gesommeerd over de verschillende grasland- en heidehabitats (4030, 6210_sk, 6230 ha, 6230 hn, 6230 hnk, 6230 hmo, 6510 hu, 6510 huk) is het doel een extra oppervlakte van 74 ha ha. Deze worden versterkt, verbonden en gebufferd tussen regionaal belangrijke biotopen (bloemrijke graslandtypes en 5% struweel) met een totaaloppervlakte van 62 tot 72 ha.