Om te kunnen komen tot een goede lokale staat van instandhouding is het realiseren van een meer ecologisch samenhangend laagveen (overgangs- en trilveen 7140) in de Abeekvallei nodig. Dit vergt onder meer grote(re) aaneengesloten oppervlakten en een natuurlijke waterhuishouding (zie prioritaire inspanning 3). Er wordt gestreefd naar 40 ha laagveen . In de bovenloop van de Abeek (stroomopwaarts van de Zuid-Willemsvaart) zal binnen de afbakening van het Habitatrichtlijn het laagveen slechts in mozaïek kunnen voorkomen met beekbegeleidende broekbossen (91 E0) maar vooral als open plekken tot minstens 3 ha binnen deze broekbossen. In het Stramprooierbroek wordt er gestreefd naar een grotere aaneengesloten laagveenkern.