Beekdallandschap

Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • beekhabitat (3260)
  • boshabitats (91E0, 9190, 9120)
  • open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
  • vissen (Beekprik)
  • vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)

Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).

Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.

Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.

Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.

Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…