Waarschuwingsbericht

The subscription service is currently unavailable. Please try again later.

Toelichtingen bij gewestelijke natuurdoelen

9door de Habitatrichtlijn beschermde bostypes in Vlaanderen

Toelichting bij areaal en populatie

Bij de toelichting van het doel voor areaal en populatie wordt met uitbreiding of behoud een concrete uitbreiding bedoeld ten opzichte van de kennis zoals die op 17 april 2009 voorhanden was over populatie of areaal of het behoud van die huidige situatie.

Toelichting bij oppervlakte

De in de toelichting voorgestelde oppervlaktedoelen zijn minimale oppervlaktes die enkel rekening houden met de invulling van de ecologische functie. Naargelang de aard en omvang van het vooropgestelde, duurzame medegebruik van natuur en bos (sociale functie, economische functie…) of de te vervullen ecosysteemdiensten moeten daarvoor bijkomende oppervlaktes - naast de voorgestelde oppervlaktedoelen - worden voorzien. De oppervlaktetoename zal worden gerealiseerd door enerzijds omvorming en anderzijds uitbreiding.

Voor de berekening van de extra benodigde oppervlakte habitattypes moet ook duidelijk zijn dat afhankelijk van de toestand van het natuurlijk milieu (abiotische elementen, ruimtelijke en landschappelijke samenhang...) de benodigde oppervlakte-uitbreiding voor een habitat kan verschillen. Bijvoorbeeld in het geval van een slechte milieukwaliteit of versnippering is de benodigde oppervlakte-uitbreiding van een habitat groter. Indien een habitat niet goed gebufferd is en niet ingebed ligt in een groter natuurnetwerk is de benodigde extra oppervlakte ook groter. De vork van voorgestelde minima en maxima van oppervlakte-uitbreiding kent dan ook een dubbele oorsprong:

  • Volgens de stand van de wetenschap is het voor habitats niet mogelijk om de benodigde oppervlakte voor het volwaardig functioneren van een habitat in een exact cijfer uit te drukken. Meestal vindt dit plaats via een oppervlaktevork.
  • Het al of niet ingebed zijn in een groter geheel. Een habitat dat goed gebufferd is en waarvan de omgevingskwaliteit goed is, behoeft op zich meestal een kleinere oppervlakte-uitbreiding om tot een gunstige staat van instandhouding te komen.

Toelichting bij kwaliteit

In de toelichting van het doel op vlak van kwaliteit wordt een korte omschrijving van het globale doel gegeven aan de hand van op te lossen knelpunten (voor soorten: met inbegrip van de oppervlakte leefgebied). Het globale behoud of de globale verbetering van de kwaliteit is echter vooral afhankelijk van de concrete lokale situatie en kan daarom vele vormen aannemen. De op te lossen knelpunten van een eventuele lijst zijn niet per definitie van toepassing voor elke concrete habitatvlek, of voor elke concrete locatie waar de soort voorkomt. De verbetering van de kwaliteit of het bewaren ervan houdt in dat deze oorzaken moeten worden weggenomen op zoveel mogelijk plaatsen zodat over een voldoende grote oppervlakte het habitattype een voldoende goede kwaliteit kent om duurzaam in stand gehouden te kunnen worden.

In de toelichting van het kwaliteitsdoel wordt aangegeven welke de verbeter- en behoudsopgaven op vlak van kwaliteit zijn. Dat gebeurt aan de hand van kernbegrippen, die hieronder toegelicht worden.

  1. De verstoring van de waterhuishouding kan worden opgelost onder meer door het herstel van de natuurlijke hydrologie (waaronder de grondwaterinvloed) of door een aangepaste hydrologie, door het verminderen van de ont- en afwatering, door het herstel van of het aanpassen aan het natuurlijk peilregime en/of overstromingsregime of –dynamiek.
  2. De ongunstige waterkwaliteit kan worden opgelost door onder meer het herstellen van een voor de habitat goede waterkwaliteit, door het voorkomen, verminderen of stopzetten van rechtstreekse en/of diffuse lozingen en overstorten, door het herstel van de structuurkwaliteit of de geschikte morfologie van waterlopen en -lichamen, door het herstel van de hydrodynamische en hydrochemische randvoorwaarden. In het geval van een goede waterkwaliteit ligt de nadruk op het behoud van die goede waterkwaliteit, het behoud of herstel van de structuurkwaliteit of de geschikte morfologie.
  3. De eutrofiëring en/of verzuring kan worden opgelost door onder meer het vermijden van voedselaanrijking, door het beperken van de (naburige) bemesting, door het realiseren van effectgerichte maatregelen zoals het afvoeren organisch materiaal of slib, door het aanleggen van oeverzones en/of bufferstroken.
  4. Vervuiling kan worden opgelost door onder meer het opheffen of beperken van de bronnen van vervuiling, door bodemsanering, door het terugdringen van het gebruik van mogelijke vervuilende stoffen zoals pesticiden, door een effectgericht beheer.
  5. Versnippering kan worden opgelost door onder meer het lokaal uitbreiden van het habitat, door het met elkaar verbinden van bestaande habitatvlekken om te komen tot een minimale oppervlakte nodig voor een lokaal goede staat van instandhouding of door het opheffen van migratieknelpunten of –barrières voor de typische soorten.
  6. Niet afgestemd menselijk gebruik kan worden opgelost door onder meer een aangepaste inrichting en/of beheer van een gebied, door het creëren van rustgebieden en/of het reguleren van de toegankelijkheid, door het beperken van overbetreding of door bepaalde activiteiten bijvoorbeeld te verplaatsen of al dan niet tijdelijk af te bouwen, door het afstemmen van een maairegime.
  7. Het ontbreken van de natuurlijke dynamiek kan worden opgelost door onder meer het herstellen van of het creëren van ruimte voor de noodzakelijke natuurlijke dynamiek voor processen zoals erosie, sedimentatie, successie, zandverstuivingen of de knelpunten die deze dynamiek tegenhouden weg te nemen; of mocht die natuurlijke dynamiek bestaan door het behouden ervan.
  8. Voor habitats: Vegetatiewijziging kan worden opgelost door onder meer een aangepast of geschikt beheer en/of natuurtechnische ingrepen, door het herstel, behoud of ontwikkeling van de vegetaties (waaronder kleine landschapselementen), door het afremmen van successie en/of erosie, door het beperken of bestrijden van invasieve soorten.
  9. Voor soorten: Het tekort aan kwaliteit van het leefgebied kan worden opgelost door onder meer een aangepast of geschikt beheer en/of natuurtechnische ingrepen, door het herstel, behoud of ontwikkeling van de kwaliteit van het leefgebied, door het actief aanleggen van een leefgebied of verblijfplaats, door het creëren of stimuleren van voldoende voedselaanbod of door het beperken of bestrijden van invasieve soorten.

Behoud van de kwaliteit betekent dat de kwaliteit over heel Vlaanderen in globo in een goede staat is. Dat neemt niet weg dat het nodig kan zijn om gebiedsspecifiek toch maatregelen ter verbetering van de lokale kwaliteit te nemen om die goede toestand duurzaam te bewaren.