Kleine rietgans

Anser brachyrhynchus
Fauna
Vogels
Kleine rietgans, Anser brachyrhynchus
Vogelrichtlijngebieden voor Kleine rietgans. Rood: belangrijk broed-, trek- en/of overwinteringsgebied. Oranje: broed-, trek- en/of overwinteringsgebied met kleinere aantallen.
Kleine rietgans, Anser brachyrhynchus
Kleine rietgans, Anser brachyrhynchus

=

Behoud van het huidige graslandareaal

=

Behoud van de huidige populatie van minimaal 12.000 exemplaren

=

Oplossen van versnippering, niet afgestemd menselijk gebruik, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Uitbreiding van de oppervlakte leefgebied met 0 - 1.858 ha onder de vorm van permanent grasland of weilandcomplexen met veel sloten en/of microreliëf, naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid en dit naast het bestaande graslandareaal van 11.600 ha waarvan 8.000 - 10.000 ha permanent grasland of weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf in de Oostkustpolders.

De Kleine rietgans is een middelgrote gans, ongeveer even groot als de Kolgans. De kenmerkend gekleurde poten zijn diep roze, de korte snavel zwart met een roze middenband. Opvallende verenkleedkenmerken zijn de donkere kop en korte nek en de lichte, blauwgrijze bovendelen. Zoals de meeste ganzen zijn het schuwe vogels die niet dicht kunnen worden benaderd.

Het broedgebied omvat Spitsbergen, Groenland en IJsland. De volledige populatie van Spitsbergen (ca. 42.000 exemplaren) trekt via Noorwegen en Denemarken naar de overwinteringsgebieden in Nederland en Vlaanderen. De grootste aantallen vertoeven hier van november tot januari (30.000 tot 38.000 exemplaren). Op dat ogenblik bevindt zich in Vlaanderen geregeld niet minder dan 80% van deze populatie. Het is een zeer plaatstrouwe soort waarvan de verspreiding zich beperkt tot traditionele gebieden. Het overwinteringsgebied bij ons strekt zich uit binnen de kustpolders tussen Brugge, Oostende en Damme (Oostkustpolders). Elders in het land worden slechts enkelingen tot kleine groepjes waargenomen.

In de overwinteringsgebieden heeft de soort vooral te lijden onder habitatverlies, verstoring en intensivering van de landbouw.

De soort heeft in de overwinteringsgebieden behoefte aan uitgestrekte, historisch permanente graslanden met microreliëf en akkers met oogstresten voor aanvullend voedselaanbod. De aanwezigheid van poelen en depressies met water op de foerageerplaatsen is noodzakelijk. Essentieel is het voorzien van voldoende rust. In geval van verstoring moet een rustige slaapplaats voorhanden zijn.

Het broedgebied op Spitsbergen bestaat uit open, arctische toendra, soms in zeer bergachtig landschap. De overwinteringsgebieden zijn grote weilandcomplexen met microreliëf. Zoals de Kolgans heeft de Kleine rietgans een uitgesproken voorkeur voor graslanden, waar zij de bovenste delen van malse grassen en kruiden afgraast. De soort wordt echter meer en meer op akkers vastgesteld waar gefoerageerd wordt op oogstresten en wintertarwe. Zij komt bij ons meestal voor in grote gemengde groepen met de Kolgans. Binnen deze groepen zijn vaak wel Kleine rietganzen in kleine tot middelgrote entiteiten bijeen te zien.

Doortrekker/overwinteraar in internationaal belangrijke aantallen (geregeld >1% van de biogeografische populatie in 1 of meerdere gebieden)