U bent hier
- Home
- Habitattypes
- Slik- en zandplaten die droogvallen bij eb (1140)
Waarschuwingsbericht
Slik- en zandplaten die droogvallen bij eb (1140)
Dit habitattype omvat slikken en zandplaten langs de kust, die bij laag water droog vallen. Ook het laagstrand langs de kust wordt tot dit habitattype gerekend. Vanwege het minder hoge zoutgehalte worden slikwadden en zandplaten in estuaria ingedeeld bij het habitattype 1130 (estuaria). Zandafzettingen ontstaan op dynamische plaatsen die rechtstreeks aan de golfwerking blootgesteld zijn. In de branding worden voornamelijk zwaardere zandkorrels afgezet. Slikken ontstaan op meer beschutte plaatsen waar het fijn gesuspendeerde slib neerslaat zoals in slikken strandvlaktes achter de duinen (het Zwin) of achter strekdammen in zee (bv. Baai van Heist).
Dit habitattype omvat slikken en zandplaten langs de kust, die bij laag water droog vallen. Ook het laagstrand langs de kust wordt tot dit habitattype gerekend. Vanwege het minder hoge zoutgehalte worden slikwadden en zandplaten in estuaria ingedeeld bij het habitattype 1130 (estuaria). Zandafzettingen ontstaan op dynamische plaatsen die rechtstreeks aan de golfwerking blootgesteld zijn. In de branding worden voornamelijk zwaardere zandkorrels afgezet. Slikken ontstaan op meer beschutte plaatsen waar het fijn gesuspendeerde slib neerslaat zoals in slikken strandvlaktes achter de duinen (het Zwin) of achter strekdammen in zee (bv. Baai van Heist). De levensgemeenschappen bestaan hoofdzakelijk uit bodembewonende organismen, aangepast aan het extreem milieu onder invloed van de getijdencyclus. De primaire producenten zijn bacteriën, blauwwieren en algen. Zoute slikken zijn meestal bedekt met blauwwieren en diatomeeën, die bij eb een opvallende film op de oppervlakte vormen. Vegetaties van Klein zeegras zijn aan de Vlaamse kust verdwenen. In zoutwaterslikken en op zandplaten vindt men typische soorten zoals Borstelwormen (bv. Zeepier en Schelpkokerworm) en tweekleppige weekdieren (bv. Kokkel, Zaagje, Nonnetje en Wadslakjes). Andere organismen leven bij eb ondergedoken in het sediment en zwemmen vrij rond wanneer de zandplaten bij vloed overspoeld worden (bv. talrijke soorten pissebedden, vlokreeftachtigen en garnalen). Vele organismen zijn zo klein dat ze constant in de holten tussen de zandkorrels kunnen voortbewegen (bv. nematoden en roeipootkreeftjes). Bij eb foerageren vaak grote aantallen steltlopers op de slik- en zandplaten. De Gewone zeehond (een bijlage 2 en 4-soort) gebruikt de zandplaten bij eb om uit te rusten en bij vloed om te foerageren.
De gehele Vlaamse kust is afgezoomd door zandstranden. Zoutwaterslikken zijn echter “uiterst zeldzaam” en komen langs de Vlaamse kust alleen voor ter hoogte van het Zwin, de Baai van Heist en de IJzermonding.
Onder natuurlijke omstandigheden is geen beheer nodig. Aan onze kust is doorgaans een extern beheer wenselijk dat gericht is op een positieve sedimentbalans (zand- en slibafzettingen). Om kusterosie te beperken wordt uit veiligheidsoverwegingen en voor het toerisme plaatselijk overgegaan tot zandopspuiting. Het vermijden van rustverstoring is cruciaal voor soorten als Gewone zeehond en foeragerende of rustende vogels.
De belangrijkste knelpunten zijn waterverontreiniging en verstoring door menselijke activiteiten: recreatie, strandvisserij, strandophoging en suppletie van zand met afwijkende korrelgrootte. Door veranderingen in dynamiek leidt dit tot verlies van geschikt substraat voor de typische fauna. Bepaalde slikgebieden zijn verdwenen door de aanleg van havens, andere zijn onderhevig aan erosie door baggerwerken. De introductie van niet inheemse soorten zoals de Amerikaanse zwaardschede, de Japanse oester (die slikken in oesterriffen verandert) en verschillende exotische krabbensoorten, zorgt voor belangrijke habitatwijzigingen en grote veranderingen in de biodiversiteit.
Bij een verbetering van de waterkwaliteit zal de soortenrijkdom stijgen. Het toelaten van een natuurlijke dynamiek met erosie en sedimentatie is in principe de beste manier voor herstel en ontwikkeling van dit habitattype. Het creëren van rustgebieden schept kansen voor fauna.
De belangrijkste voorwaarden zijn een goede waterkwaliteit en ruimte voor natuurlijke erosie en sedimentatie. Het grofkorrelig, mobiel sediment (diameter ca. 0,2 mm) biedt weinig houvast aan organismen, zeker niet aan wortelende hogere planten.
** Voor advisering in het kader van de passende beoordeling wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de referentiewaarden die in de praktische wegwijzers zijn opgenomen.**
Natuur en Bos maakt enkel gebruik van functionele cookies op deze website. Lees onze privacyverklaring en ontdek ons cookiebeleid.