Bosbeekvallei

Algemene info

Natura 2000 gebied
BE2200043 - Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As-Opglabbeek-Maaseik
Habitatrichtlijn gebieden Vogelrichtlijn gebieden Habitat- en vogelrichtlijn gebieden
Oppervlakte
572.94ha
Algemene Beschrijving
De Bosbeek is een natte ader doorheen het landschap. In sommige delen zijn er grote hoogteverschillen, met enerzijds in de vallei de natte vegetaties met elzenbroekbossen en natte ruigtes, en anderzijds op de hogere delen de droge vegetaties zoals de heidevegetaties of de droge bossen.
Identificatie

Dit gebied ligt in de provincie Limburg verspreid over de gemeenten Maaseik, Opglabbeek, As en Genk. Het habitatrichtlijngebied loopt van het Kempens Plateau tot in de Vlakte van Bocholt. Maar liefst 93% van het gebied heeft momenteel als bestemming 'natuur'.

Landelijke Beschrijving
De Bosbeek ontspringt op het Kempens Plateau, waarna die na een vrij groot verval de Vlakte van Bocholt bereikt en uiteindelijk uitmondt in de Maas. Daardoor verandert de vallei sterk van karakter: in de Hoge Kempen is hij snelstromend en diep in het landschap ingesneden, maar vanaf Neeroeteren is hij eerder traag stromend door het vlakke gebied van het midden-terras van het Kempens plateau. Zo stroomt hij uiteindelijk naar de Maasvallei voorbij Maaseik. Op deze beek zijn nog tal van watermolens aanwezig die een zicht geven op het verleden. Ook de terrils zijn een overblijfsel van de vroegere steenkoolmijnen, die het landschap tekenen. De vallei is gekenmerkt door natte bossen met nog een beperkt aandeel natte ruigtes en graslanden. De hogere droge delen worden gekenmerkt door verschillende heidevegetateis. Die liggen vaak nog omringd door dennenbossen die in de tijd van de steenkoolmijnen werden aangeplant in functie van de voorziening van hout om de ondergrondse gangen te ondersteunen.
Actief in Gebied

In de Bosbeekvallei zelf is Natuurpunt actief om de natuur te beheren, maar ook nog tal van privé-eigenaars hebben er eigendommen liggen waarop waardevolle natuurwaarden voorkomen. De drinkwatervoorziening is een belangrijk medegebruik in de vallei. In het Heiderbos, Klaverberg en Ruwmortelven is het voornamelijk het Agentschap voor Natuur en Bos die samen met de gemeenten As en Genk de natuurgebieden beheren. Veel wandelaars en fietsers genieten mee van deze prachtige natuurparels. Landbouw, industrie en wonen is nauwelijks aanwezig binnen dit gebied. Enkel het vliegveld van Zwartberg ligt nog binnen deze afbakening

Gemeenten

Maaseik (3680), Opglabbeek (3660), As (3665), Genk (3600)

Inspanningen

Met waterbeheerders en omliggende kan er gezocht worden naar geschikte maatregelen voor het behoud en/of verbetering van de waterkwaliteit en kwantiteit, maar ook naar de optimalisatie van structuurkenmerken van de beek in functie van soorten zoals beekprik. Daarnaast kunnen in de vallei de verschillende privé-eigenaars betrokken worden om samen te werken aan een gezamenlijk beheerplan. Voor de heidegebieden moet er ook met de omliggende eigenaars van de bestaande heidekernen gekeken worden waar er mogelijkheden zijn om grote aaneengesloten kwalitatieve heidekernen te realiseren in functie van dieren als gladde slang en heikikker.

Achterstallig beheer en exotenbestrijding uitvoeren
Achterstallig beheer en exotenbestrijding uitvoeren

Exoten met een negatieve invloed op de staat van instandhouding van bepaalde habitattypes en habitattypische soorten, dienen aangepakt te worden. Zo komt Reuzebalsemien reeds verspreid voor in de Bosbeekvallei en is er massaal veel Amerikaanse vogelkers aanwezig in het gebied Klaverberg.

Herstel amfibieën en reptielenpopulaties
Herstel amfibieën en reptielenpopulaties

Er moeten op korte termijn inspanningen geleverd worden voor het herstel van de voortplantingsbiotopen (Rugstreeppad, Hei- en Poelkikker) door herstel van de hydrologie, het tegengaan van eutrofiëring en verzuring en het visvrij houden van de poelen. Hierbij is het herstellen van het Ruwmortelven van groot belang.Het herstellen van het landbiotoop is cruciaal voor Rugstreeppad (in de Klaverberg), de Heikikker en Poelkikker (in Ruwmortelven) en Gladde slang (in het Heiderbos). Hiervoor moeten de heidehabitats uitgebreid worden.

Om dit te realiseren zal samen met de terreinbeherende verenigingen, de provincie, de gemeenten, private eigenaars en ANB naar oplossingen gezocht moeten worden.

Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap
Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap

De SBZ is van groot belang voor typische beekbegeleidende en grondwater gevoede habitats (Elzenbroekbossen, Moerasspirearuigtes, venige vegetaties). Een goede staat van instandhouding van deze habitats kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke hydrologie: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Om deze essentiële prioriteit te realiseren zal naar samenwerking met de provincie, de gemeenten, de waterloopbeheerders zoals VMM, de private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.

Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.

Omvorming van bossen
Omvorming van bossen

De Criteria Duurzaam Bosbeheer (CDB) zullen leiden tot omvorming van bepaalde bossen naar boshabitats, maar volstaan niet volledig om de doelstellingen inzake bossen, vooral 91E0, te realiseren. Gelet op de versnippering van bosareaal en de private eigenaars, zal een stimulerend kader moeten ontwikkeld worden.

Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei
Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei

Voor de afwisseling van open en gesloten landschap en tevens voor de goede staat van instandhouding van een aantal Europees te beschermen habitats en soorten, zal het nodig zijn om voldoende structuurvariatie te voorzien binnen het prioritair habitattype van de ELzenbroekbossen. Op een aantal zones is uitbreiding van actief beheer nodig om voldoende open plekken te realiseren voor ontwikkeling van beekvegetaties en de oppervlakte goed ontwikkelde natte ruigten en hooilanden uit te breiden.

Deze mozaïek is nodig voor de goede staat van instandhouding van een aantal Europees te beschermen habitats en soorten te kunnen realiseren. Regionaal belangrijke biotopen vervullen in die mozaïek een bufferende functie. Daarenboven vormt dit mozaïeklandschap voor een aantal vleermuizensoorten een leefgebied met structuurrijke bossen die dienen als nest- of overwinteringsplaats en insectenrijke leefgebieden die nodig zijn voor hun foerageergebieden.

In dit mozaieklandschap is er ook een uitbreiding van overgangs- en trilveen voorzien tot een totaal van 12 ha ingebed in een complex van ca. 40 ha open moeraslandschap.

Het habitatrichtlijngebied is volgens de G-IHD belangrijk voor dit habitattype van overgangs- en trilveen. Er zijn potenties tot uitbreiding (lees gedeeltelijk herstel) van dit habitattype. Uitbreiding van de oppervlakte is noodzakelijk voor het bereiken van een minimale oppervlakte nodig voor een goede staat van instandhouding. Een essentiële voorwaarde is het herstel van een voor dit habitattype gunstige waterhuishouding (=natuurlijke waterhuishouding met voldoende voedselarme waterlichamen). De realisatie van 12 ha laagveen is pas haalbaar wanneer dit is ingebed in een complex van ca. 40 ha open moerasgebied.

Soortbeschermingsprogramma voor de gladde slang
Soortbeschermingsprogramma voor de gladde slang

Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de gladde slang met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbindingen tussen de populatie van het Heiderbos met deze van het militair domein Meeuwen-Helchteren, zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.

Soortbeschermingsprogramma voor de heikikker
Soortbeschermingsprogramma voor de heikikker

Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de Heikikker met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbinding tussen de populaties van de Bosbeekvallei (deelgebied Ruwmortelven) met deze van het Heuvelsven (SBZ2200035), zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.

Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van het heidelandschap en jeneverbesstruweel
Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van het heidelandschap en jeneverbesstruweel

Om de doelstellingen voor het heidelandschap te behalen is het realiseren van oppervlakte-toename én een kwaliteitsverbetering cruciaal. De toename van 14 ha heide gebeurt via omvorming van bos, voornamelijk naaldbos. Daarnaast dient de verbossing van de bestaande heide en pioniersbiotopen op de terril teruggedrongen te worden door kappen van opslag.

In het Heidebos wordt het beheer afgestemd op de ecologische vereisten van Jeneverbes. Blijvend onderzoek en gepaste maatregelen voor het behoud van jeneverbesstruweel zijn noodzakelijk om een voldoende verjonging op termijn te realiseren. Het beperken van de bronnen van verzuring en vermesting door atmosferische depositie onder meer door buffering, milderende maatregelen zoals plaggen, maaien, om de effecten van verzuring en vermesting te verminderen zijn andere belangrijke maatregelen.

Verbetering oppervlakte- en grondwaterkwaliteit en streven naar een goede beekstructuur
Verbetering oppervlakte- en grondwaterkwaliteit en streven naar een goede beekstructuur

Een andere essentiële prioriteit voor het beekddallandschap is een goede waterkwaliteit. Een verdere verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater is noodzakelijk voor de meeste habitats en soorten in de valleien. Dit gebeurt door de combinatie van volgende inspanningen: het optimaliseren van de waterzuiveringsinfrastructuur, het verminderen van de lozingen in oppervlaktewater en het vermijden van inspoeling van vervuild en/of nutriëntenrijk water in de waterlopen en grondwater. Dit ondermeer in functie van het kunnen realiseren van een een goede staat van instandhouding van waterhabitats van beken en rivieren, de beekbegeleidende habitats (Elzenbroekbossen, Moerasspirearuigtes en venige vegetaties) en de hieraan gebonden soorten zoals Vleermuizen en Beekprik. Een belangrijke parameter is het minimaal behoud van een goede BBI van de Bosbeek zelf. De oppervlaktewaterkwaliteitsnormen die nu vaak niet gehaald worden zijn: NH4+, NO2-, Fe O, Ptotaal , de temperatuur, het zuurstofgehalte en de pH.

Voor een goede staat van instandhouding van Beekprik dient er gewerkt te worden aan het opheffen van vismigratieknelpunten.

Om tot concrete oplossingen te komen moet samengewerkt worden met de waterbeheerders VMM, Aquafin, provincie, de gemeenten, private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.

Specifieke natuurdoelen

De leefgebieden en dieren en planten binnen dit gebied kunnen worden gegroepeerd in twee natuurclusters: het natte beekdallandschap en het drogere heidelandschap. Voor het beekdallandschap streven we naar een verbetering van de natuurlijke hydrologie met een goede waterkwaliteit en kwantiteit en voldoende structuurkenmerken. Voor de heidegebieden streven we naar grote aaneensluitende kwalitatieve leefgebieden voor tal van heidesoorten die er voorkomen.

Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • beekhabitat (3260)
  • boshabitats (91E0, 9190, 9120)
  • open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
  • vissen (Beekprik)
  • vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)

Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).

Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.

Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.

Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.

Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…

Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
  • eikenbossen op zandgronden (9190) )
  • amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
  • reptielen zoals Gladde slang)
  • vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis

Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.

Beekdallandschap

details ...

Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • beekhabitat (3260)
  • boshabitats (91E0, 9190, 9120)
  • open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
  • vissen (Beekprik)
  • vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)

Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).

Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.

Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.

Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.

Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…

Habitat - Beekdallandschap
  • Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
    habitattype_naam
    Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
    Beekdallandschap
    3260 - Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachion
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel komt er een oppervlakte voor van minder dan 1 ha. Er wordt hier een uitbreiding voorzien door omvorming zodat dit habitattype over vrijwel geheel de loop van de Bosbeek voorkomt (binnen deelgebied 1). Een kwantificatie van de oppervlakte is moeilijk (ongeveer 1- 8 ha).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede LSVI nagestreefd. Belangrijkste kwaliteitsvereisten zijn: helder water met een hoge stroomdiversiteit, zonder invasieve soorten en met voldoende zonbeschenen delen. Vereisten voor waterkwaliteit vallen samen met die van de beekprik (zie verder)

    habitat
  • Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    Beekdallandschap
    6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Minimaal behoud van de actuele oppervlakte: ongeveer 2 ha.
    Toename met 3 ha tot een totaal van 5 ha. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er ook zo’n 3-7 ha toename voorzien.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    De kwaliteit van de aanwezige oppervlaktes dient verbeterd te worden, vooral door het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding. Indien de kwaliteit van het habitattype 91E0 groot is onder meer door de aanwezigheid van open plekken, zal zich daar deels 6430 ontwikkelen.

    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    Beekdallandschap
    7140 - Overgangs- en trilveen
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel komt er ongeveer 2 ha voor. Hier is een toename door omvorming voorzien van 10 ha tot een totaal van 12 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede LSVI nagestreefd. Natuurlijke hydrologie, voldoende voedselarme waterlichamen, beperkte aanwezigheid bomen (70% kennen, met slechts zeer plaatselijk verruiging (

    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Beekdallandschap
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel komt er ongeveer 96 ha 91E0 voor in deelgebied 1. Het doel is een toename naar ongeveer 246 ha met als richtcijfer 94 ha bosuitbreiding.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    • Een gevarieerde bosstructuur met veel open plekken (waar o.a. volgende habitattypes 3260, 6430, 7140 kunnen voorkomen) en met voldoende dood hout en sleutelsoorten van het oligo- of mesotrofe subtype.
    • Behoud en/of herstel van een voor dit habitattype gunstige waterhuishouding (kwantitatief en kwalitatief) zodat grote kernen van het oligotrofe subtype en mesotroof subtype zich kunnen ontwikkelen.
    • Daarenboven zijn structuurrijke bosranden van belang.
    habitat
Soorten - Beekdallandschap
  • Beekprik
    Beekdallandschap
    Beekprik
    Populatiedoelstelling

    Ontwikkeling van een populatie die
    voldoet aan een voldoende staat van
    instandhouding in de Bosbeek en zijbeken (50- 200 ind/ha)

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Bijkomende kwaliteitseisen ten opzichte van het habitattype 3260 inzake BZV, zuurstofgehalte en temperatuur en afwezigheid migratieknelpunten.

    soort
  • Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Beekdallandschap
    Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

    Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Gericht beheer van bossen volgens de Criteria voor Duurzaam Bosbeheer voor privé-boseigendommen en via de beheervisie waar ANB het beheer voert. Bijzondere aandacht dient gegeven aan oude bomen (toekomstbomen), open plekken en geleidelijke bosranden, en hun bereikbaarheid onderling in functie van deze soorten.

    soort
  • Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Beekdallandschap
    Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

    Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud en versterken van landschapelementen en structuren die dienen als corridor voor deze soorten.

    soort
  • Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
    Beekdallandschap
    Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

    Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    • Waterplassen die voor vleermuizen bereikbaar zijn vanuit de bosgebieden.
    • Bosgebieden met een goede horizontale en verticale structuur.
    • Bijzondere aandacht dient gegeven aan open plekken en geleidelijke bosranden, vooral nabij deze open waterpartijen en hun bereikbaarheid hiernaartoe.
    soort

Heidelandschap

details ...

Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:

  • heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
  • eikenbossen op zandgronden (9190) )
  • amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
  • reptielen zoals Gladde slang)
  • vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis

Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.

Habitat - Heidelandschap
  • Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
    habitattype_naam
    Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
    Heidelandschap
    2310_2330 - Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Actueel ongeveer 1 ha in deelgebied 1 en 17 ha in deelgebied 2. Behoud van de actuele oppervlakte.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Een goede structuurvariatie van de habitats met zoveel mogelijk open (stuivend) zand en behoud van de buntgrasvegetatie, mostapijtjes en korstmosvegetaties afgewisseld met een gevarieerde ouderdom van struikheide in psammofiele heide. Zo’n beperkt mogelijke boomopslag (maximum 20%) voorzien.

    habitat
  • Vochtige tot natte heide (4010)
    habitattype_naam
    Vochtige tot natte heide (4010)
    Heidelandschap
    4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel komt er ongeveer 1 ha voor in de verschillende deelgebieden. Doelstelling is een toename naar het einddoel van 8 ha. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt zo’n 3-5ha toename voorzien.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Zorgen voor een beperkte aanwezigheid van boomopslag en pijpenstrootje. Verwijderen van naaldbomen in deelgebied 3, deze zorgen voor een verdroging en verzuring van het habitat.

    habitat
  • Droge heide (4030)
    habitattype_naam
    Droge heide (4030)
    Heidelandschap
    4030 - Droge Europese heide
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Actueel komt er 66 ha verspreid voor in de verschillende deelgebieden. Doel is de versterking vanuit bestaande kernen van droge heide en/of het verbinden van kernen van andere habitats in de heidesfeer tot een einddoel van ongeveer 80 ha. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt zo’n 2-5ha toename voorzien.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Met het oog op een hoge structuurrijkdom dienen alle ouderdomsstadia (van pionier- tot degeneratiestadium) aanwezig te zijn. Het aandeel Pijpenstrootje (

    habitat
  • Jeneverbesstruweel (5130)
    habitattype_naam
    Jeneverbesstruweel (5130)
    Heidelandschap
    5130 - Juniperus communis-formaties in heidevelden of op kalkgrasland
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de huidige oppervlakte van ongeveer 11 ha met ongeveer 4 ha door omvorming van naaldbossen tot een totaal van 15ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Populatie jeneverbes die zich voldoende verjongt om op lange termijn een duurzame populatie te handhaven en voorkomt in heidevegetatie met een verbossing

    habitat
  • Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)
    habitattype_naam
    Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)
    Heidelandschap
    9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actueel komt er ongeveer 16 ha verspreid voor over de deelgebieden 1, 2 en 4. Het doel is toename tot een totaal van 61 ha met als richtcijfer voor bosuitbreiding 12 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede ontwikkelde, oude inheemse bosbestanden met voldoende structuurrijkdom en open plekken, max 10% invasieve exoten en met goed ontwikkelende mantel-zoomvegetaties. Bovendien moet er voldoende dood hout aanwezig zijn (> 10%). Vooral in deelgebied 2 streven we naar zeer ijle bossen, waardoor er voldoende open plekken zijn voor de ontwikkeling van heidehabitats (2330, 4030).

    habitat
Soorten - Heidelandschap
  • Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Heidelandschap
    Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

    Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Gericht beheer van bossen volgens de Criteria voor Duurzaam Bosbeheer voor privé-boseigendommen en via de beheervisie waar ANB het beheer voert. Bijzondere aandacht dient gegeven aan oude bomen (toekomstbomen), open plekken en geleidelijke bosranden, en hun bereikbaarheid onderling in functie van deze soorten.

    soort
  • Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Heidelandschap
    Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

    Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud en versterken van landschapelementen en structuren die dienen als corridor voor deze soorten.

    soort
  • Gladde slang
    Heidelandschap
    Gladde slang
    Populatiedoelstelling

    Streven naar een populatie met meer dan
    50 adulte dieren die zich uitstrekt over het volledige heidelandschap in deelgebied 2, 3 en 4.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsverbetering in hoofdzaak door het creëren van ijle bossen en structuurrijke overgangen naar open landschap. In de droge heide voldoende oppervlakte oude structuurrijke heide met vrij losse ondergrond en strooisellaag behouden.

    soort
  • Heikikker
    Heidelandschap
    Heikikker
    Populatiedoelstelling

    Streven naar een populatie van 50 roepende mannetjes, die zich in één grote (Ruwmortelven) en in de nabijgelegen waterpartijen (buiten SBZ) kunnen voorplanten. Dit vereist buiten de voorziene oppervlakteuitbreidingen en kwaliteitsverbeteringen voor het heidelandschap in deelgebied 3 geen extra oppervlakte leefgebied.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Vennen zonder beschaduwing en niet te verzuurd ifv ontwikkeling eieren.
    Geschikt landbiotoop bestaande uit vochtige heide op 200-500m van het waterbiotoop.

    soort
  • Poelkikker
    Heidelandschap
    Poelkikker
    Populatiedoelstelling

    Instandhouding van de huidige populaties van minimum 200 roepende mannetjes

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Deze kwaliteitseisen worden grotendeels gedekt door deze van Heikikker (zie Heikikker). Voortplantingswateren dienen jaarrond water te houden.

    soort
  • Rugstreeppad
    Heidelandschap
    Rugstreeppad
    Populatiedoelstelling

    Uitbreiding van de huidige populatie tot een kernpopulatie (=minimaal 200 roepende mannetjes). Er is buiten de voorziene uitbreidingen in functie van het heidelandschap en de kwaliteitsverbetering, geen extra leefgebied nodig.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Er dient een complex van geschikte water- en landhabitats te worden gerealiseerd in de omgeving van de terril. Het waterhabitat bestaat uit minstens 5 geschikte ondiepe, zonbeschenen poelen met nauwelijks waterplanten. Het landhabitat bestaat uit de open terril (bedekking door bomen

    soort
  • Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
    Heidelandschap
    Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is onmogelijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is over de populaties in de SBZ. Het is echter wel zinvol om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden van de vleermuissoorten in de SBZ kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de leefgebieden maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen of kunnen verkeren.

    Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, foerageergebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de foerageerbiotopen aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in de SBZ-H geformuleerd worden.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    • Waterplassen die voor vleermuizen bereikbaar zijn vanuit de bosgebieden.
    • Bosgebieden met een goede horizontale en verticale structuur.
    • Bijzondere aandacht dient gegeven aan open plekken en geleidelijke bosranden, vooral nabij deze open waterpartijen en hun bereikbaarheid hiernaartoe.
    soort

Planten en dieren

In de Bosbeekvallei zelf is beekprik de topindicator voor de goede waterkwaliteit en structuurkenmerken van de Bosbeek. Voor de heidegebieden zijn dat dieren zoals gladde slang, poelkikker, rugstreeppad en heikikker. Maar ook de boomleeuwerik en de nachtzwaluw vinden er een geschikt leefgebied. Dan zijn er nog de verschillende soorten vleermuizen die in al deze gebieden gebruik maken van de aanwezige variatie van natuurwaarden. Ook veel habitattypische soorten zijn in deze gebieden aanwezig. In de heidegebieden zijn dat onder andere heivlinder, kommavlinder, groentje, zadelsprinkhaan, heidesabelsprinkhaan,veldkrekel… En in de valleigebieden vind je bijvoorbeeld gevlekte glanslibel, kleine ijsvogelvlinder, bermpje, riviergrondel en veel meer.

Habitattypes

Openstaande taakstelling

Gebied Naam
Bosbeekvallei
/gebied/bosbeekvallei
Gebied Referentie
bosbeekvallei
ID
2
BE2200043