

Bosbeekvallei
Algemene info
Dit gebied ligt in de provincie Limburg verspreid over de gemeenten Maaseik, Opglabbeek, As en Genk. Het habitatrichtlijngebied loopt van het Kempens Plateau tot in de Vlakte van Bocholt. Maar liefst 93% van het gebied heeft momenteel als bestemming 'natuur'.
In de Bosbeekvallei zelf is Natuurpunt actief om de natuur te beheren, maar ook nog tal van privé-eigenaars hebben er eigendommen liggen waarop waardevolle natuurwaarden voorkomen. De drinkwatervoorziening is een belangrijk medegebruik in de vallei. In het Heiderbos, Klaverberg en Ruwmortelven is het voornamelijk het Agentschap voor Natuur en Bos die samen met de gemeenten As en Genk de natuurgebieden beheren. Veel wandelaars en fietsers genieten mee van deze prachtige natuurparels. Landbouw, industrie en wonen is nauwelijks aanwezig binnen dit gebied. Enkel het vliegveld van Zwartberg ligt nog binnen deze afbakening
Maaseik (3680), Opglabbeek (3660), As (3665), Genk (3600)
Inspanningen
Met waterbeheerders en omliggende kan er gezocht worden naar geschikte maatregelen voor het behoud en/of verbetering van de waterkwaliteit en kwantiteit, maar ook naar de optimalisatie van structuurkenmerken van de beek in functie van soorten zoals beekprik. Daarnaast kunnen in de vallei de verschillende privé-eigenaars betrokken worden om samen te werken aan een gezamenlijk beheerplan. Voor de heidegebieden moet er ook met de omliggende eigenaars van de bestaande heidekernen gekeken worden waar er mogelijkheden zijn om grote aaneengesloten kwalitatieve heidekernen te realiseren in functie van dieren als gladde slang en heikikker.
Achterstallig beheer en exotenbestrijding uitvoeren
Exoten met een negatieve invloed op de staat van instandhouding van bepaalde habitattypes en habitattypische soorten, dienen aangepakt te worden. Zo komt Reuzebalsemien reeds verspreid voor in de Bosbeekvallei en is er massaal veel Amerikaanse vogelkers aanwezig in het gebied Klaverberg.
Herstel amfibieën en reptielenpopulaties
Er moeten op korte termijn inspanningen geleverd worden voor het herstel van de voortplantingsbiotopen (Rugstreeppad, Hei- en Poelkikker) door herstel van de hydrologie, het tegengaan van eutrofiëring en verzuring en het visvrij houden van de poelen. Hierbij is het herstellen van het Ruwmortelven van groot belang.Het herstellen van het landbiotoop is cruciaal voor Rugstreeppad (in de Klaverberg), de Heikikker en Poelkikker (in Ruwmortelven) en Gladde slang (in het Heiderbos). Hiervoor moeten de heidehabitats uitgebreid worden.
Om dit te realiseren zal samen met de terreinbeherende verenigingen, de provincie, de gemeenten, private eigenaars en ANB naar oplossingen gezocht moeten worden.
Herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de waterhuishouding en natuurlijke hydrologie in het beeklandschap
De SBZ is van groot belang voor typische beekbegeleidende en grondwater gevoede habitats (Elzenbroekbossen, Moerasspirearuigtes, venige vegetaties). Een goede staat van instandhouding van deze habitats kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke hydrologie: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Om deze essentiële prioriteit te realiseren zal naar samenwerking met de provincie, de gemeenten, de waterloopbeheerders zoals VMM, de private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.
Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Omvorming van bossen
De Criteria Duurzaam Bosbeheer (CDB) zullen leiden tot omvorming van bepaalde bossen naar boshabitats, maar volstaan niet volledig om de doelstellingen inzake bossen, vooral 91E0, te realiseren. Gelet op de versnippering van bosareaal en de private eigenaars, zal een stimulerend kader moeten ontwikkeld worden.
Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei
Voor de afwisseling van open en gesloten landschap en tevens voor de goede staat van instandhouding van een aantal Europees te beschermen habitats en soorten, zal het nodig zijn om voldoende structuurvariatie te voorzien binnen het prioritair habitattype van de ELzenbroekbossen. Op een aantal zones is uitbreiding van actief beheer nodig om voldoende open plekken te realiseren voor ontwikkeling van beekvegetaties en de oppervlakte goed ontwikkelde natte ruigten en hooilanden uit te breiden.
Deze mozaïek is nodig voor de goede staat van instandhouding van een aantal Europees te beschermen habitats en soorten te kunnen realiseren. Regionaal belangrijke biotopen vervullen in die mozaïek een bufferende functie. Daarenboven vormt dit mozaïeklandschap voor een aantal vleermuizensoorten een leefgebied met structuurrijke bossen die dienen als nest- of overwinteringsplaats en insectenrijke leefgebieden die nodig zijn voor hun foerageergebieden.
In dit mozaieklandschap is er ook een uitbreiding van overgangs- en trilveen voorzien tot een totaal van 12 ha ingebed in een complex van ca. 40 ha open moeraslandschap.
Het habitatrichtlijngebied is volgens de G-IHD belangrijk voor dit habitattype van overgangs- en trilveen. Er zijn potenties tot uitbreiding (lees gedeeltelijk herstel) van dit habitattype. Uitbreiding van de oppervlakte is noodzakelijk voor het bereiken van een minimale oppervlakte nodig voor een goede staat van instandhouding. Een essentiële voorwaarde is het herstel van een voor dit habitattype gunstige waterhuishouding (=natuurlijke waterhuishouding met voldoende voedselarme waterlichamen). De realisatie van 12 ha laagveen is pas haalbaar wanneer dit is ingebed in een complex van ca. 40 ha open moerasgebied.
Soortbeschermingsprogramma voor de gladde slang
Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de gladde slang met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbindingen tussen de populatie van het Heiderbos met deze van het militair domein Meeuwen-Helchteren, zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.
Soortbeschermingsprogramma voor de heikikker
Er wordt een soortbeschermingsprogramma opgemaakt voor de Heikikker met daarin een aanpak voor de realisatie van de ecologische verbinding tussen de populaties van de Bosbeekvallei (deelgebied Ruwmortelven) met deze van het Heuvelsven (SBZ2200035), zoals beschreven in de motiveringsnota in bijlage aan het onderbouwende rapport.
Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van het heidelandschap en jeneverbesstruweel
Om de doelstellingen voor het heidelandschap te behalen is het realiseren van oppervlakte-toename én een kwaliteitsverbetering cruciaal. De toename van 14 ha heide gebeurt via omvorming van bos, voornamelijk naaldbos. Daarnaast dient de verbossing van de bestaande heide en pioniersbiotopen op de terril teruggedrongen te worden door kappen van opslag.
In het Heidebos wordt het beheer afgestemd op de ecologische vereisten van Jeneverbes. Blijvend onderzoek en gepaste maatregelen voor het behoud van jeneverbesstruweel zijn noodzakelijk om een voldoende verjonging op termijn te realiseren. Het beperken van de bronnen van verzuring en vermesting door atmosferische depositie onder meer door buffering, milderende maatregelen zoals plaggen, maaien, om de effecten van verzuring en vermesting te verminderen zijn andere belangrijke maatregelen.
Verbetering oppervlakte- en grondwaterkwaliteit en streven naar een goede beekstructuur
Een andere essentiële prioriteit voor het beekddallandschap is een goede waterkwaliteit. Een verdere verbetering van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater is noodzakelijk voor de meeste habitats en soorten in de valleien. Dit gebeurt door de combinatie van volgende inspanningen: het optimaliseren van de waterzuiveringsinfrastructuur, het verminderen van de lozingen in oppervlaktewater en het vermijden van inspoeling van vervuild en/of nutriëntenrijk water in de waterlopen en grondwater. Dit ondermeer in functie van het kunnen realiseren van een een goede staat van instandhouding van waterhabitats van beken en rivieren, de beekbegeleidende habitats (Elzenbroekbossen, Moerasspirearuigtes en venige vegetaties) en de hieraan gebonden soorten zoals Vleermuizen en Beekprik. Een belangrijke parameter is het minimaal behoud van een goede BBI van de Bosbeek zelf. De oppervlaktewaterkwaliteitsnormen die nu vaak niet gehaald worden zijn: NH4+, NO2-, Fe O, Ptotaal , de temperatuur, het zuurstofgehalte en de pH.
Voor een goede staat van instandhouding van Beekprik dient er gewerkt te worden aan het opheffen van vismigratieknelpunten.
Om tot concrete oplossingen te komen moet samengewerkt worden met de waterbeheerders VMM, Aquafin, provincie, de gemeenten, private eigenaars en ANB gezocht moeten worden.
Specifieke natuurdoelen
De leefgebieden en dieren en planten binnen dit gebied kunnen worden gegroepeerd in twee natuurclusters: het natte beekdallandschap en het drogere heidelandschap. Voor het beekdallandschap streven we naar een verbetering van de natuurlijke hydrologie met een goede waterkwaliteit en kwantiteit en voldoende structuurkenmerken. Voor de heidegebieden streven we naar grote aaneensluitende kwalitatieve leefgebieden voor tal van heidesoorten die er voorkomen.
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.
Beekdallandschap
details ...
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
Habitat - Beekdallandschap
-
Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
habitattype_naamOndiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)Beekdallandschap3260 - Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachionhabitat -
Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
habitattype_naamVoedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)Beekdallandschap6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zoneshabitat -
Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
habitattype_naamVoedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)Beekdallandschap7140 - Overgangs- en trilveenhabitat -
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
habitattype_naamValleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)Beekdallandschap91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)habitat
Soorten - Beekdallandschap
-
Beekprik
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
BeekdallandschapBeekpriksoort -
Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
BeekdallandschapGewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
BeekdallandschapGewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het beekdallandschap, dat binnen dit SBZ voorkomt in deelgebied 1, is belangrijk voor een lange reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- beekhabitat (3260)
- boshabitats (91E0, 9190, 9120)
- open grasland- en heidehabitats (4010, 4030, 6230, 6430, 7140)
- vissen (Beekprik)
- vleermuizen (Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis)
Determinerend voor de oppervlakte en kwaliteitsdoelstellingen zijn de waterafhankelijke habitats en soorten, waarbij de Elzenbroekbossen (91E0) voor het gebied vanuit de G-IHD als zeer belangrijk worden bestempeld. De doelstelling bestaat er in om grote aaneengesloten elzenbroekbossen te creëren afgewisseld met open vegetaties. Deze open vegetaties kunnen bestaan uit de open grasland- en heidehabitats, maar ook uit regionaal belangrijke biotopen (zoals wilgenstruwelen (rbb so, rbb sf), moerasspirearuigtes (rbb hf), veldrusgraslanden en dotterbloemgraslanden (rbb hc), kleine (rbb ms) en grote (rbb mc) zeggevegetatie, riet (rbb mr) of structuurrijke bloemrijke graslanden en poelen. Dit mozaïeklandshap vormt bovendien voor een aantal vleermuizensoorten een belangrijk leefgebied (structuurrijke bossen als nest- of overwinteringsplaats) en een belangrijk foerageergebied (insectenrijke leefgebieden). Wanneer deze open vegetaties langs de beek komen te liggen, biedt dit ook voldoende zonlicht noodzakelijk voor het beekhabitat (3260).
Voor de bossen is er een toename van 150 ha voorzien met richtwaarde voor bosuitbreiding 94 ha. De open plekken binnen deze bossen zorgen ook voor een toename van de verschillende open biotopen (zie hierboven). Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er zo’n 3-7 ha toename voorzien van de ruigtes.
Een goede staat van instandhouding van deze habitattypes en soorten kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke waterhuishouding: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime …. Voor de bovenloop zal in het mijnverzakkingsgebied de hydrologie (wegpompen van water) zo geregeld moeten worden dat minstens stroomafwaarts van het mijnverzakkingsgebied een natuurlijke waterhuishouding mogelijk wordt.
Met het oog op een goede waterkwaliteit dient men de inspoeling van nutriëntenrijk water zoveel mogelijk te vermijden of te beperken. Dit kan bepaalde maatregelen in de infiltratiegebieden vereisen.
Deze doelstellingen komen ook verschillende habitattypische soorten ten goede waaronder Europees te beschermen soorten zoals Ijsvogel, Blauwborst, Wespendief, Kleine bonte specht, Houtsnip, Kwabaal, Kopvoorn, Serpeling, Bosbeekjuffer, Weidebeekjuffer, Bronlibel, Gevlekte glanslibel, Spaanse vlag, Kleine ijsvogelvlinder, Nachtpauwoog, Zompsprinkhaan, Boskrekel, Bramensprinkhaan, Gouden sprinkhaan,…
BeekdallandschapRuige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuissoort
Heidelandschap
details ...
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.
Habitat - Heidelandschap
-
Droge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.habitattype_naamDroge heide en open grasland op jonge zandafzettingen (2310_2330)Heidelandschap2310_2330 - Psammofiele heide met Calluna- en Genistasoorten en Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinenhabitat -
Vochtige tot natte heide (4010)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.habitattype_naamVochtige tot natte heide (4010)Heidelandschap4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralixhabitat -
Droge heide (4030)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.habitattype_naamDroge heide (4030)Heidelandschap4030 - Droge Europese heidehabitat -
Jeneverbesstruweel (5130)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.habitattype_naamJeneverbesstruweel (5130)Heidelandschap5130 - Juniperus communis-formaties in heidevelden of op kalkgraslandhabitat -
Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.habitattype_naamOude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)Heidelandschap9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlaktenhabitat
Soorten - Heidelandschap
-
Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.HeidelandschapGewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.HeidelandschapGewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvliegersoort -
Gladde slang
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.HeidelandschapGladde slangsoort -
Heikikker
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.HeidelandschapHeikikkersoort -
Poelkikker
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.HeidelandschapPoelkikkersoort -
Rugstreeppad
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.HeidelandschapRugstreeppadsoort -
Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van soorten en habitattypes waaronder:
- heidehabitats (2310, 2330, 4010, 4030 en 5130) )
- eikenbossen op zandgronden (9190) )
- amfibieën zoals Heikikker, rugstreeppad en Poelkikker)
- reptielen zoals Gladde slang)
- vleermuizen zoals Ruige en Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Watervleermuis
Het heidelandschap omvat in dit habitatrichtlijngebied ook open, warmteminnende en bloemenrijke vegetaties op de terrils.
De heidefragmenten komen versnipperd voor in bijna alle deelgebieden van deze SBZ-H. Verdere knelpunten zijn verzuring en vermesting en spontane successie. In het Heidebos te As is de natuurlijke verjonging van Jeneverbes actueel te laag, wat op langere termijn een knelpunt vormt om dit habitattype te behouden.
Het open houden van de poelen en plassen en de warmteminnende vegetatie op de terrils is van belang voor een aantal Europees te beschermen soorten; onder meer Rugstreeppad. Deze doelen dienen gerealiseerd te worden in de deelgebieden 2 (Klaverberg), 3 (Ruwmortelven) en 4 (Heiderbos). In totaal is er een uitbreiding binnen SBZ voorzien van ongeveer 65 ha in functie van de goede staat van instandhouding van de heidehabitats en de habitattypische soorten Gladde slang, Heikikker en Rugstreeppad en de boshabitats. Via het LIFE-project Itter en Oeter wordt er hier bovenop ook nog zo’n 3-5ha uitbreiding van natte heide en 2-5ha droge heide voorzien.HeidelandschapRuige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuissoort
Planten en dieren
In de Bosbeekvallei zelf is beekprik de topindicator voor de goede waterkwaliteit en structuurkenmerken van de Bosbeek. Voor de heidegebieden zijn dat dieren zoals gladde slang, poelkikker, rugstreeppad en heikikker. Maar ook de boomleeuwerik en de nachtzwaluw vinden er een geschikt leefgebied. Dan zijn er nog de verschillende soorten vleermuizen die in al deze gebieden gebruik maken van de aanwezige variatie van natuurwaarden. Ook veel habitattypische soorten zijn in deze gebieden aanwezig. In de heidegebieden zijn dat onder andere heivlinder, kommavlinder, groentje, zadelsprinkhaan, heidesabelsprinkhaan,veldkrekel… En in de valleigebieden vind je bijvoorbeeld gevlekte glanslibel, kleine ijsvogelvlinder, bermpje, riviergrondel en veel meer.