Bruine kiekendief
Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied, zowel wat betreft het vijver- en moerascomplex als wat betreft de heide- en graslandhabitats. Voor de eerste verwijzen we naar de kwaliteitsdoelstellingen voor het leefgebied van de roerdomp en woudaap. Daarnaast is de noodzakelijke belangrijke kwaliteitsverbetering in de grasland en/of akkercomplexen die aansluitend op de twee vijver- en moerascomplexen van grote betekenis als foerageergebied (zie andere doelen). In concreto komt dit neer op een herstel van vochtige weilanden (rbbhc, rbbhf, rbbmc, rbbms), bloemrijke graslanden en cultuurlanden (met voorkeur voor korenvelden) met veel voedsel.
Additioneel dient vanuit deze soort als kwaliteitseis te worden meegegeven: voldoende rust en landschappelijke openheid, niet enkel voor het vijver- en moerascomplex maar ook voor wat betreft de foerageergebieden op graslanden en heiden.
Minimaal 5 broedparen waarvan 4 in het vijvergebied Midden-Limburg en 1 broedpaar in Bokrijk- Het Wik. Hiervoor is een minimaal leefgebied van 500 ha nodig. Tot het leefgebied kan worden gerekend: voldoende grote entiteiten van vijver- en moerascomplexen en open vegetaties (heiden en graslanden), en voldoende kwalitatieve open ruimte rond de broedgebieden als foerageergebied.
De realisatie van deze leefgebieden behoeft geen extra leefgebied ten opzichte van wat reeds nodig is om andere doelen te bereiken.