9120 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)
Toename van de huidige oppervlakte (1849 ha) naar 1989 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 27 ha. Bosuitbreidingen zijn ook nodig voor buffering en om verbindingen tussen bestaande boscomplexen te realiseren (bv. “verbindingsgebied “ Heverleebos-Meerdaalwoud). en vooral voor verbinding – en dus vergroting - en buffering van kleinere boskernen.
Globaal wordt een goede tot uitstekende staat van instandhouding nagestreefd over de volledige bosoppervlakte binnen SBZ. Het bosbeheer wordt gericht op de verdere ontwikkeling van dit habitat, met als prioriteit de best ontwikkelde zones (oude eiken- en beukenbestanden). In deze zones is het aangewezen dat de ecologische bosfunctie primeert en zullen alle beheeringrepen er in eerste plaats gericht zijn op de verdere ontwikkeling van dit boshabitat, zodat een goede staat van instandhouding kan bereikt worden. Ook in de andere, sterker gedegradeerde habitatvlekken wordt gestreefd naar een substantiële verbetering via volgende verbeteropgaven:
- terugdringen van naaldhout en exoten;
- verbeteren van de horizontale en verticale structuur, met bijzondere aandacht voor open plekken en interne en externe bosranden (verbindingen voor fauna van habitats 4030 en 6230);
- verhogen aandeel oude bomen en staand en liggend dood hout;
- voorkomen van verruiging en vergrassing.
Voor het habitat typische soorten voor een goede habitatkwaliteit: Havik, Boommarter, Das, Wespendief, Zwarte specht, Middelste bonte specht, Vleermuizen, Fluiter, Levendbarende hagedis, Hazelworm, Kleine ijsvogelvlinder, Vliegend hert [*].
[*] Onderstreepte soorten zijn soorten van bijlage I, II, III of IV van het natuurdecreet.