Polders

Algemene info

Natura 2000 gebied
BE2500002 - Polders
Habitatrichtlijn gebieden Vogelrichtlijn gebieden Habitat- en vogelrichtlijn gebieden
Oppervlakte
1866.00ha
Algemene Beschrijving
De Polders liggen in het noorden van de provincies West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen. Het habitatrichtlijngebied overlapt met de vogelrichtlijngebieden Poldercomplex, Krekengebied en Het Zwin.
Identificatie

Typisch voor de Polders zijn het ontbreken van (macro)reliëf, de lage bebouwingsgraad en het landbouwgebruik.

Landelijke Beschrijving
Het vlakke en laaggelegen polderlandschap is typisch voor dit gebied. Die laaggelegen gronden staan onder invloed van brakke tot zoute kweldruk vanuit de zee of kanalen. Vele gronden zijn op de zee gewonnen door kunstmatige drooglegging. De unieke vegetatie zorgt voor een ideaal broed- en overwinteringsgebied voor talrijke vogelsoorten. Waardevolle graslanden, depressies en grachten in het landbouwgebied zorgen voor belangrijke leefgebieden.
Actief in Gebied

Landbouw is in dit poldergebied heel belangrijk: maar liefst 72% van het gebied heeft een landbouwbestemming. Het betreft vooral landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Groene bestemmingen beslaan ongeveer een vierde van het gebied.

Gemeenten

Knokke Heist (8300), Brugge (8000), Damme (8340), Blankenberge (8370), Oostende (8400), Bredene (8450), De Haan (8420), Oudenburg (8460), Jabbeke (8490), Zuienkerke (8377), Sint-Laureins (9980), Assenede (9960)

Inspanningen

Een toename van 20 hectare zilte vegetatie is nodig. Daarvoor is een geschikt waterpeil en begrazingsbeheer noodzakelijk. Een voldoende groot graslandareaal is nodig voor de overwinterende vogelsoorten zoals bijvoorbeeld de kleine rietgans. Het behoud van het microreliëf en de aanwezigheid van water in en rond de percelen is cruciaal. In het Meetjeslandse Krekengebied is een goed natuurbeheer vereist. Ook een geschikt waterpeilbeheer gekoppeld aan een goede waterkwaliteit zijn erg belangrijk.

Behoud poldergraslanden
Behoud poldergraslanden

Met het oog op de duurzame instandhouding van de populaties overwinterende soorten in de SBZ en in Vlaanderen, in het bijzonder de kleine rietgans, is herstel van het leefgebied van de soort vereist. Dit impliceert minimaal het behoud van een graslandareaal van 11.600 ha waarvan 8.000-10.000 ha permanent grasland of weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf in de Oostkustpolders (zie G-IHD [*] ).

De belangrijkste kerngebieden voor de poldergraslanden zijn de Uitkerkse Polders, de Meetkerse Moeren, Klemskerke-Vlissegem en de omgeving van Damme. De realisatie van kerngebieden zilte graslanden zal eveneens bijdragen aan en is compatibel met de doelstelling voor poldergraslanden.

Met het oog op het behoud van een goede kwaliteit van deze graslanden voor de aangemelde soorten is het behoud van het microreliëf en de aanwezigheid van water in en rond de percelen cruciaal. Nulbemesting is geen strikte vereiste op deze poldergraslanden. In die zin kunnen deze graslanden in landbouwgebruik blijven.

[*] Uitbreiding van de oppervlakte leefgebied met 0 - 1.858 ha onder de vorm van permanent grasland of weilandcomplexen met veel sloten en/of microreliëf, naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid en dit naast het bestaande graslandareaal van 11.600 ha waarvan 8.000 - 10.000 ha permanent grasland of weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf in de Oostkustpolders.

Implementatieplan haven Zeebrugge
Implementatieplan haven Zeebrugge

Er wordt een implementatieplan opgemaakt dat de vrijwaring van de ontwikkelingsmogelijkheden van de Haven binnen de afspraken van het strategisch plan voor de haven Brugge-Zeebrugge, waarvan akte genomen werd door de VR op 22 september 2006, koppelt aan garanties dat een duurzame staat kan bereikt worden voor de soorten en habitats die tot doel zijn gesteld in de betrokken SBZ.

Kreken en begeleidende vegetaties
Kreken en begeleidende vegetaties

In het Meetjeslandse Krekengebied worden enkele robuuste kernen beoogd waarin goed ontwikkelde krekenecosystemen voorkomen met een mix van riet, ruigtes (6430), veenmosvegetaties (7140), broekbossen (91E0) en zilte graslanden (1310/1330) met lokaal overgangen naar glanshaverhooilanden (6510), grote zeggenvegetaties en zilverschoongraslanden. Met het oog op ruimtebesparing is het combineren van verschillende doelen in enkele kerngebieden de beste oplossing. Ook naar Europese soorten leveren deze kerngebieden een belangrijke bijdrage: bruine kiekendief en blauwborst (riet als broedbiotoop), meervleermuis (insectenrijke kreekbegeleidende ruigtes en graslanden) en zeggekorfslak (grote zeggenvegetaties). Robuuste kernen leveren voldoende rust voor moerasvogels, o.a. de bruine kiekendief en blauwborst. Essentiële kerngebieden zijn enerzijds de Rode en Grote Geul (ca. 100 ha) in Assenede en anderzijds de kreken in St.-Laureins (met o.a. de Roeselarekreek, Boerekreek, Oostpolderkreek, Hollandersgat/Blokkreek, Bentillekreek, Molenkreek, Spletkreek en de kreken aan de Noorddijk; samen ca. 200 ha). Beide kerngebieden zijn grotendeels groen ingekleurd op het gewestplan.

Belangrijke voorwaarden voor goed ontwikkeld krekensysteem zijn het instellen van een geschikt waterpeilbeheer gekoppeld aan een goede waterkwaliteit. Zoals uit recente gegevens van de VMM blijkt (zie Bijlage 10 van het onderbouwende rapport) is de waterkwaliteit in verschillende kreken actueel een knelpunt. Peilafspraken die beter afgestemd zijn op de natuurdoelen in deze gebieden zijn noodzakelijk. De mogelijkheid van hydrologische isolatie moet verder onderzocht, maar dit lijkt in eerste instantie heel moeilijk omdat de omliggende gebieden afwateren via de kreken.

Met het oog op de instandhouding van de populatie bruine kiekendief in de SBZ zijn volgende gebieden van belang:

  • Krekencomplex Assenede
  • Krekengebied omgeving Noorddijk
  • Krekengebied St. Margritte – St. Jan
  • Polders te Hoeke & Lapscheure
  • ’t Pompje en Kwetshaege
  • Uitkerkse Polder

De grootte van de gebieden kan sterk variëren, maar vnl. een belangrijk aandeel van het kwalitatief broedgebied dient in deze kerngebieden gerealiseerd te worden. Gezien de bruine kiekendief een verstoringsgevoelige soort is, is het van belang binnen een straal van 100 m rond de geschikte broedgebieden verstoring tot een minimum te beperken. De belangrijkste maatregel hiertoe is het realiseren van een peilbeheer dat de duurzame instandhouding van rietvegetaties garandeert, in overleg met de andere gebruikers. Naast het in stand houden van rietvelden kan met beheerovereenkomsten met lokale landbouwers gewerkt worden, gezien de soort ook broedt in graanvelden.

Soorten die meeliften op de doelen – wat betreft broedhabitat (rietvegetaties) – zijn roerdomp en woudaapje. Deze soorten worden echter niet afzonderlijk tot doel gesteld.

Overwinterende vogels
Overwinterende vogels

Overwinterende vogelsoorten maken gebruik van de grote kerngebieden rond o.a. Damme en Meetkerke/Uitkerke. Gepaard met de overwinterende watervogels profiteren ook ganzen (kolgans, kleine rietgans en grauwe gans) van de kerngebieden. In dat opzicht is de afbakening van grote kerngebieden een prioriteit voor zowel vegetaties als daarop overwinterende vogelsoorten. Onder meer blauwe kiekendief, velduil, kleine zwaan en smient zijn jaarlijkse wintergasten die gebruik maken van het gebied. Robuuste kerngebieden waar de verstoring minimaal is, genieten de voorkeur. De kerngebieden hoeven geen exclusieve natuurgebieden te worden, een combinatie met landbouwgebied en landbouwgebruik is hierin geen hinder, wel een aandachtspunt.

De belangrijkste kerngebieden voor overwinterende vogels gebonden aan de poldergraslanden zijn de Uitkerkse Polders, de Meetkerse Moeren, Klemskerke-Vlissegem en de omgeving van Damme. In tweede instantie gaat het om het Krekengebied, de Zwaanhoek en Ter Doest.

Realisatie kerngebieden zilte graslanden
Realisatie kerngebieden zilte graslanden

Met het oog op een duurzame instandhouding van de zilte graslanden (1310 en 1330) in de polders en om lange termijn garanties te bieden voor de habitattypische soorten, o.a. kluut en steltkluut, wordt een toename van de actuele oppervlakte zilt grasland met 20 ha binnen SBZ-H vooropgesteld. Daarnaast is een kwaliteitsverbetering van de actuele oppervlakte noodzakelijk samen met een toename van het aantal en de bedekking van habitattype soorten en het tegengaan van verruiging en verdroging. Een belangrijk deel van deze doelstelling kan gerealiseerd worden door omvorming van graslanden die reeds een natuurbeheer kennen.

Een groot aandeel van deze doelstelling moet gerealiseerd worden in kerngebieden, gekoppeld aan een geschikt waterpeilbeheer en aangepast begrazingsbeheer. In hydrologisch geïsoleerde kerngebieden kan het voor de natuurdoelen geschikte peil mits een aantal ingrepen ingesteld worden in functie van de doelstellingen, waarbij de hoofdafwatering niet in het gedrang mag komen. Hiervoor is gebiedsgericht hydrologisch onderzoek noodzakelijk en dient rekening gehouden te worden met het omliggende landbouwgebruik, wonen en veiligheid. In gebieden met versnipperd en langgerekt voorkomen i.c. het Meetjeslandse krekengebied, waar de kreken ook de hoofdafwatering vormen voor het landbouwgebruik, is een betere afstemming van het peilbeheer noodzakelijk – hydrologische isolatie van de gebieden is hier waarschijnlijk niet mogelijk – verder hydrologisch onderzoek is vereist.

Essentiële kerngebieden waar een belangrijk deel van deze doelstelling gerealiseerd moet worden zijn: Uitkerkse Polder, Ter Doest, Zwaanhoek, Klemskerke-Vlissegem, Meetjeslandse krekengebied. Buiten deze kerngebieden is het van belang de kleinere oppervlaktes zilt grasland te behouden en lokaal uit te breiden waar mogelijk als kleine stapstenen tussen de kerngebieden binnen SBZ.

Specifieke natuurdoelen

In de polders streven we ernaar om volgende biotopen met de daarbij horende soorten te behouden of te versterken: zilte graslanden, niet zilte poldergraslanden, rietvegetaties en ruigtes, venen en alluviale bossen en ten slotte poelen en plassen (zoet en brak).

Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied

details ...
Habitat - Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
  • Slikken met Zeekraal (1310)
    habitattype_naam
    Slikken met Zeekraal (1310)
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    1310 - Eénjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere zoutminnende planten
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actueel: 20 ha, waarvan 10 ha binnen SBZ-H Polders. Buiten SBZ-H: 10,8 ha binnen SBZ-V Poldercomplex en 0,2 ha binnen SBZ-V Het Zwin.
    Doel: Behoud van de actuele oppervlakte in SBZ-H.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding van de actuele habitatvlekken:

    • Winter inundaties (= minimaal plas en dras) in de periode november t.e.m. april.
    • Geschikte grondwaterstanden het overige deel van het jaar.
    habitat
  • Schorren (1330)
    habitattype_naam
    Schorren (1330)
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    1330 - Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 120 ha, waarvan ca. 99 ha binnen SBZ-H Polders. Buiten SBZ-H: 16 ha binnen SBZ-V Poldercomplex, 2 ha binnen SBZ-V Het Zwin en 2 ha binnen SBZ-V Krekengebied
    Doel: + 20 ha binnen SBZ-H naar een oppervlakte van 119 ha; richtwaarde voor uitbreiding is 7 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding van de actuele en nieuwe habitatvlekken:

    • Winter inundaties (= minimaal plas en dras) in de periode november t.e.m. april;
    • Geschikte grondwaterstanden het overige deel van het jaar;
    • Goede staat van de indicatoren habitatstructuur, verstoring en vegetatie.
    habitat
  • Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actueel: 28 ha, waarvan ca. 20 ha subtype rietlanden met Heemst
    Doel: behoud van de actuele oppervlakte.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van de indicatoren habitatstructuur, verstoring en vegetatie.

    habitat
  • Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
    habitattype_naam
    Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    6510 - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis)
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actueel: 35 ha waarvan 5,6 ha binnen SBZ-H
    Doel: binnen SBZ-H: behoud van de actuele oppervlakte.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voldoende staat van de indicatoren habitatstructuur, verstoring en vegetatie.

    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    7140 - Overgangs- en trilveen
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actueel: 1,5 ha, waarvan de helft binnen SBZ-H, overige helft binnen SBZ-V.
    Doel: behoud van de actuele oppervlakte, zowel binnen SBZ-H als SBZ-V.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding van de actuele habitatvlekken, waarbij voldaan wordt aan volgende kwaliteit:

    • geschikte grondwaterstanden;
    • beperkte atmosferische N depositie;
    • goede staat van de indicatoren habitatstructuur, verstoring en vegetatie.
    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actueel: 25 ha, waarvan 11 ha binnen SBZ-V.
    Doel: behoud van de actuele oppervlakte, zowel binnen SBZ-H als SBZ-V.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding van de actuele habitatvlekken, waarbij voldaan wordt aan volgende kwaliteit:

    • voldoende hoge grondwaterstanden;
    • beperkte grondwaterschommelingen;
    • goede staat van de indicatoren habitatstructuur, verstoring en vegetatie.
    habitat
Soorten - Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
  • Blauwborst
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Blauwborst
    Populatiedoelstelling

    Actueel: in het SBZ-V Poldercomplex de laatste jaren gemiddeld 200 bp., met als maximum 290 bp. in 2010. In het SBZ-V Krekengebied gemiddeld 85 à 130 bp. de laatste jaren. In het SBZ-V Het Zwin 40 bp.
    Doel: behoud van de actuele populaties:
    - SBZ-V Poldercomplex: gemiddeld 200 bp.
    - SBZ-V Krekengebied: gemiddeld 85 à 130 bp.
    - SBZ-V Het Zwin: gemiddeld 40 bp.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Behoud van rietvelden, rietsloten en gevarieerde moerassen (o.a. habitattype 6430).

    soort
  • Blauwe kiekendief
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Blauwe kiekendief
    Populatiedoelstelling

    Actueel: Jaarlijks enkele tot 10 ex. in SBZ-V Poldercomplex, ca. 5 ex. in SBZ-V Het Zwin en ca. 10 ex. in SBZ-V Krekengebied
    Doel: behoud van de populatiegemiddelden in de SBZ-V’s

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving:

    • Het garanderen van de nodige rust op slaapplaatsen
    • Het bevorderen van voedselaanbod in agrarische gebieden (bv. door aanleg onbewerkte randstroken langs akkers, hier en daar verruigd grasland, braaklegging akkers, …)
    • Behoud van de openheid van het landschap in belangrijke overwinteringsgebieden
    soort
  • Bruine kiekendief
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Bruine kiekendief
    Populatiedoelstelling

    Actueel: 7 tot 10 bp. in Poldercomplex en 10 tot 15 bp. in Krekengebied. In het SBZ-V Het Zwin broedt de soort de laatste jaren niet meer.
    Doel: behoud actuele populatie.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voorzien goede kwaliteit broedgebieden:

    • Uitgestrekte, ononderbroken rietvelden en moerassen met dichte bedden van vegetatie en weinig bomen;
    • Instandhouding van voldoende kwalitatieve open ruimte rond de broedgebieden;
    • Actieve nestbescherming van in cultuurland broedende paren.

    Deze doelstelling is deels compatibel met en lift mee op de kwaliteitsdoelstelling voor habitattypes 6430 en 7140. Voorzien goede kwaliteit foerageergebied. De soort verkiest vochtige weilanden, maar ook cultuurland – bij voorkeur korenvelden – komen in aanmerking indien deze veel vogels en kleine zoogdieren herbergen. Volgende kerngebieden zijn essentieel met het oog op de instandhouding van de populatie Bruine kiekendief in het gebied:

    • Krekencomplex Assenede
    • Krekengebied omgeving Noorddijk
    • Krekengebied St. Margriete – St. Jan
    • Polders te Hoek & Lapscheure
    • Uitkerkse Polder
    • ’t Pompje en Kwetshaege
    soort
  • Goudplevier
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Goudplevier
    Populatiedoelstelling

    Actueel: Laatste jaren seizoensgemiddelde in de oostkustpolder van 500 tot 1.000 exemplaren. Gemiddeld bevindt zich hiervan 85 à 90% binnen het SBZ-V Poldercomplex.
    Doel: Toename van de winterpopulatie (seizoensgemiddelde) in het SBZ-V Poldercomplex tot gemiddeld 1.500 à 2.000 ex.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied:

    • Het toelaten van gedeeltelijke en ondiepe overstromingen van graslanden binnen overstromingsgebieden, in winter en vroege voorjaar (hebben gunstig effect)
    • Opwaardering van voor (water)vogels minderwaardige graslanden door aangepast maai of graasbeheer en/of inrichting. Zo moeten bijvoorbeeld de graslanden met een korte grasmat de winter ingaan (tegengaan van verruiging)
    • Het beperken van verstoring in belangrijke overwinteringsgebieden

    De soort lift ook deels mee op de doelen voor de kleine rietgans, kolgans en smient. De soort foerageert ook op stoppelvelden en kale akkers.

    soort
  • Grote zilverreiger
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Grote zilverreiger
    Populatiedoelstelling

    Actueel: De soort foerageert regelmatig in het SBZ-V Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied, maar het gaat om slechts enkele exemplaren.
    Doel: behoud van de populatiegemiddelden in de SBZ-V’s

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    • Instandhouden van ondiepe plassen met goede waterkwaliteit en goed ontwikkeld visbestand
    • Het garanderen van de nodige rust op slaapplaatsen en in foerageergebieden
    soort
  • Ijsvogel
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Ijsvogel
    Populatiedoelstelling

    Actueel: 0 tot 5 bp. in Poldercomplex en 1 tot 3 bp. in het Krekengebied
    Doel: behoud van de actuele populatie

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud van potentiële nestlocaties. De soort lift mee op de algemene verbeterde waterkwaliteit (o.a. i.f.v. habitats 6430 en 91E0).

    soort
  • Kemphaan
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Kemphaan
    Populatiedoelstelling

    Actueel: In de SBZ-V’s Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied bedragen de maxima de laatste jaren enkele tientallen tot enkele honderd exemplaren. De laatste jaren bedraagt het seizoensgemiddelde in het SBZ-V Poldercomplex ca. 100 ex.
    Doel: behoud van een seizoensgemiddelde van 50-150 ex. in SBZ-V Poldercomplex, 50-100 ex. in het SBZ-V Het Zwin en 50-100 in het SBZ-V Krekengebied

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied:

    • Het garanderen van de nodige rust op slaapplaatsen
    • Verhoging van waterpeilen in graslandengebieden
    soort
  • Kleine rietgans
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Kleine rietgans
    Populatiedoelstelling

    Actueel: De laatste jaren wintermaxima van 30.000-40.000 ex. en seizoensgemiddelde van ca. 12.000 ex. in de volledige Oostkustpolders. Ca. 75% daarvan bevond zich binnen het SBZ-V Poldercomplex.
    Doel: behoud van een seizoensgemiddelde van 12.000 ex [*]. Dit impliceert minimaal het behoud van een graslandareaal van 11.600 ha waarvan 8.000-10.000 ha permanent grasland of weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf in de Oostkustpolders.

    *] Dit is een gemiddeld aantal over de maanden oktober tot en met maart.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied:

     

    • Behoud van microreliëf in de poldergraslanden
    • Het tegengaan van versnippering van graslandcomplexen
    • Opwaardering van voor (water)vogels minderwaardige graslanden door aangepast beheer en/of inrichting
    • Behoud van grootschalig open polderlandschap (geen toename van bebouwing, bossen, houtkanten enz. in belangrijkste overwinteringsgebieden)
    • Beperken van menselijke verstoring.

     

    soort
  • Kleine zwaan
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Kleine zwaan
    Populatiedoelstelling

    Actueel: In het Meetjeslandse Krekengebied worden de laatste jaren maxima waargenomen van 350 tot 600 ex. In het SBZ-V Poldercomplex en Het Zwin is de soort veel zeldzamer, met onregelmatig voorkomen tot maximum een tiental exemplaren.
    Doel: behoud van het seizoensgemiddelde in de SBZ-V Krekengebied

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Instandhouden van overwinteringsgebieden:

    • Lokaal oogstresten op akkers laten liggen in de winter
    • Voldoende goede waterkwaliteit in ondiepe wateren zodat zich weelderige onderwatervegetaties kunnen ontwikkelen
    • Beperken van menselijke verstoring op foerageer- en slaapplaatsen
    soort
  • Kluut
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Kluut
    Populatiedoelstelling

    Actueel: 150-170 bp. in SBZ-V Poldercomplex, ca. 5 bp. in SBZ-V Krekengebied en geen bp. meer in SBZ-V Het Zwin.
    Doel: behoud van de actuele populaties in de SBZ-V’s.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    In stand houden van de kwaliteit van het leefgebied van de actuele populaties, ook op langere termijn: in stand houden van open, slikkige oevers in combinatie met zandige, schaars begroeide terreinen. Stabiel waterpeil: fluctuaties De soort lift mee op de doelstellingen voor de zilte graslanden 1310 en 1330.

    soort
  • Kolgans
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Kolgans
    Populatiedoelstelling

    Actueel: De laatste jaren wintermaxima van 30.000-40.000 ex. en seizoensgemiddelde van 10.000-11.000 ex. in de volledige Oostkustpolders. Ca. 80-85% daarvan bevond zich binnen het SBZ-V Poldercomplex.
    Doel: behoud van een seizoensgemiddelde van min. 8.000-9.000 ex. in het SBZ-V Poldercomplex, een seizoensgemiddelde van 2.000 ex. in het SBZ-V Het Zwin en een seizoensgemiddelde van 2.000 ex. in het SBZ-V Krekengebied.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    De soort lift mee op de doelen voor de kleine rietgans.

    soort
  • Meervleermuis
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Meervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Actueel: geen populatie binnen SBZ, wel belangrijke aantallen foeragerende individuen.
    Doel: behoud van de actuele populatie.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwaliteitsverbetering:

    • open water met een goede waterkwaliteit met natuurlijke vegetatie- en insectenrijke oevers, als foerageerhabitat. ;
    • Behoud en herstel van lijnvormige landschapselementen als verbinding tussen kolonies en foerageergebieden.
    soort
  • Pijlstaart
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Pijlstaart
    Populatiedoelstelling

    Actueel: In de Oostkustpolders bedraagt het seizoensgemiddelde de laatste jaren 50-60 ex., met maxima van rond de 150-200 ex. Beperkt aandeel daarvan in SBZ-V Poldercomplex, nl. ca. 1/3.
    Doel: behoud van de seizoensgemiddelden in het SBZ-V Poldercomplex

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied:

     

    • Het beperken van (menselijke) verstoring in belangrijke overwinteringsgebieden
    • Stagnerend oppervlaktewater in reliëfrijke graslanden

     

    soort
  • Porseleinhoen
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Porseleinhoen
    Populatiedoelstelling

    Actueel: onregelmatige broedvogel over de volledige SBZ.
    Doel: behoud van de Porseleinhoen als broedvogel in SBZ-V Poldercomplex en SBZ-V Krekengebied, met 1 à 2 bp. als satellietpopulatie. Dit vereist een extra leefgebied van 5-10 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    In stand houden van grote zeggenvegetaties en rietmoerassen.
    De soort lift deels mee op de doelen voor habitattype 6430 en soorten zeggekorfslak en bruine kiekendief.

    soort
  • Rietgans
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Rietgans
    Populatiedoelstelling

    Actueel: Jaarlijkse maxima van 1.000 à 2.000 ex. in het Meetjeslandse Krekengebied. Seizoensgemiddelde de laatste jaren ca. 400 ex. Ca. 25% van de waarnemingen binnen het SBZ-V Krekengebied.
    Doel: behoud van het seizoensgemiddelde van 400 ex.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van de kwaliteit van het leefgebied:

     

    • Beperken van verstoring
    • Behoud van de openheid van het landschap

     

    soort
  • Slobeend
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Slobeend
    Populatiedoelstelling

    Actueel: de laatste jaren seizoensgemiddelde van 300 à 350 ex. in de volledige Oostkustpolders. Daarvan bevindt zich gemiddeld 70% (ca. 200 ex.) binnen het SBZ-V Poldercomplex
    Doel: behoud van de seizoensgemiddelden in het SBZ-V Poldercomplex

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied:

    • Plassen met een goede waterkwaliteit en veel waterplanten (en ongewervelden)
    • Het beperken van (menselijke) verstoring in belangrijke overwinteringsgebieden
    • Stagnerend oppervlaktewater in reliëfrijke graslanden
    soort
  • Smient
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Smient
    Populatiedoelstelling

    Actueel: De laatste jaren wintermaxima van 15.000-40.000 ex. en seizoensgemiddelde van ca. 11.000 à 12.000 ex. in de volledige Oostkustpolders. 80-85% daarvan bevond zich binnen het SBZ-V Poldercomplex.
    Doel: behoud van een seizoensgemiddelde van min. 9.000 à 10.000 ex. in het SBZ-V Poldercomplex.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    De soort lift mee op de doelen voor de kleine rietgans.

    soort
  • Steltkluut
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Steltkluut
    Populatiedoelstelling

    Actueel: Vanaf 2005 0-9 bp. in de Uitkerkse Polder. Aantallen jaarlijks sterk variërend, soms geen broedgevallen.
    Doel: behoud van de actuele populatie van 0-9 bp. in het SBZ-V Poldercomplex.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    In stand houden van de kwaliteit van het leefgebied van de actuele populaties, ook op langere termijn: in stand houden van open, slikkige oevers in combinatie met zandige, schaars begroeide terreinen. Stabiel waterpeil: fluctuaties De soort lift net als de kluut mee op de doelstellingen voor de zilte graslanden 1310 en 1330.

    soort
  • Wulp
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Wulp
    Populatiedoelstelling

    Actueel: De laatste jaren bedraagt het seizoensgemiddelde in de Oostkustpolders 1.300 tot 2.400 exemplaren. De wintermaxima lopen op tot 3.000 ex., in de winter 2010-2011 zelfs 4.500 ex. Gemiddeld komt van de waargenomen aantallen in de Oostkustpolders 85-90% voor in het SBZ-V Poldercomplex.
    Doel: behoud van de seizoensgemiddelden in het SBZ-V Poldercomplex

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied:

    • Het garanderen van de nodige rust op slaapplaatsen
    • Stagnerend oppervlaktewater in reliëfrijke graslanden
    soort
  • Zeggekorfslak
    Polders, incl. Poldercomplex, Het Zwin en Krekengebied
    Zeggekorfslak
    Populatiedoelstelling

    Actueel: De soort is in de SBZ enkel gekend van het Krekengebied (Rode Geul en Grote Geul).
    Doel: behoud van de actuele populaties in de Rode en Grote Geul.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    In stand houden grote zeggenvegetaties en zeggenrijk elzenbroek:

    • voldoende hoge grondwaterstand in de percelen; ;
    • geen overstromingen met vervuild water
    soort

Planten en dieren

Het gebied is erg belangrijk voor de kluut. Typische broedvogels van rietvegetaties zijn de blauwborst en de bruine kiekendief. In de winter overwinteren de kleine rietgans, de kolgans, de grauwe gans, de kemphaan, de goudplevier en de smient. De polders zijn ook belangrijk als foerageergebied voor onder andere de bruine kiekendief (broedvogel), de blauwe kiekendief (overwinteraar) en de velduil (overwinteraar).

Habitattypes

Openstaande taakstelling

Gebied Naam
Polders
/gebied/polders
Gebied Referentie
polders
ID
31
BE2500002
vogelrichtlijngebied
BE2500932, BE2301134