Bechsteins vleermuis
Zomerverblijfplaats: soort is sterk aan bos gebonden: Belangrijke kwaliteitseis zijn holle bomen (aandeel dood hout/ zieke bomen cfr. vliegend hert). Foerageergebied moet bestaan uit oude, structuurrijke loofbossen met een weelderige ondergroei. Poelen en bosbeken zijn belangrijk. Een geschikt mantel-zoombeheer en kwalitatieve open plekken (graslandhabitats) zorgen voor een verrijking van het insectenaanbod. Doel winter: zie kwaliteitseis overige vleermuizengroep.
Aanwezigheid van zomerkolonies van deze soort met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen. De aanwezigheid van een duurzame populatie wordt nagestreefd op deze plaatsen waar een populatie werd vastgesteld, met name in deelgebieden 2, 18, 19 en 20. Wanneer in andere deelgebieden populaties worden vastgesteld (kennislacune) wordt hier hetzelfde populatiedoel naar voren geschoven (mogelijks in deelgebieden 16, 24)
Optimalisatie overwinteringsplaatsen (vleermuisgrot Vechmaal: deelgebied 22)