Mangelbeek

Algemene info

Natura 2000 gebied
BE2200030 - Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode
Habitatrichtlijn gebieden Vogelrichtlijn gebieden Habitat- en vogelrichtlijn gebieden
Oppervlakte
3768.00ha
Algemene Beschrijving
In het hart van Limburg ligt een kern met Europese topnatuur. Het is een natuurketting van uitgestrekte, deels beboste landuinen met vennen, die uitdeint in een open heidegebied op het militair schietveld en ten slotte uitloopt in de weelderige broekbossen in de Mangelbeekvallei.
Identificatie

Dit gebied ligt centraal in de provincie Limburg. Het is een langgerekte reeks landduinen, waarvan de Oudsberg de hoogste in Limburg is. Het Schietveld Houthalen-Helchteren is door de vennen, venige heide, gentiaanblauwtje, gevlekte witsnuitlibel en grauwe kiekendief een bijzonder heidegebied. De Mangelbeek ontspringt er, een beekvallei met weelderige elzenbroek- en venige berkenbossen, waterplassen en open moeras.

Landelijke Beschrijving
Van Maaseik tot Hechtel-Eksel strekt zich een lange landduinengordel uit. Die duinen zijn de afgelopen eeuw grotendeels bebost. De Oudsberg en de vennen zijn open vensters in dat boscomplex. Het Schietveld van Houthalen-Helchteren is door het militair gebruik sinds het begin van de 20ste eeuw een relatief ongeschonden heidegebied gebleven. De natte heide is het brongebied van vier belangrijke beken, waaronder de Mangelbeek. Die vallei is een mozaïeklandschap van ruigten, zeggenvegetaties, dottergraslanden en rietland. Op Den Aenhof en de Schansbeemden zijn trekpleisters voor water- en moerasvogels.
Actief in Gebied

De Duinengordel, het Schietveld van Houthalen-Helchteren, de Mangelbeek en Op de Aenhof zijn in beheer bij het Agentschap voor Natuur en Bos. Het beheer gebeurt in samenspraak met eigenaars, gebruikers en beheerders namelijk de gemeentebesturen, Defensie en Vrienden van de Mangelbeek. Op den Aenhof is een bosreservaat van 36 hectare. De Vallei van de Mangelbeek, dat van Schansbeemden tot Kasteel van Meylandt maar liefst 146 hectare beslaat, wordt beheerd door Limburgs Landschap.

Gemeenten

Houthalen-Helchteren (3530), Meeuwen-Gruitrode (3670), Opglabbeek (3660)

Inspanningen

In de kern van de Duinengordel wordt 200 hectare open duin hersteld. Een ingrijpende verandering, waar veel typische duinsoorten beter van worden. De heide wordt vernat zonder het militair gebruik te hinderen. De oppervlakte heide en schrale vegetaties wordt uitgebreid voor de grauwe kiekendief, velduil, grauwe klauwier, kommavlinder en heivlinder. Die uitbreiding zal ook bijdragen aan de migratie van dieren naar aansluitende heidegebieden. Naaldhoutbossen worden omgevormd tot structuurrijke, gemengde bossen. In de Mangelbeekvallei ten slotte wordt de kwaliteit verbeterd zodat de watersnip er wil broeden.

Afstemming van recreatie op de ecologische waarden
Afstemming van recreatie op de ecologische waarden

Om de verstoringsgevoelige broedvogels van grootschalig open heideterreinen kansen te geven, zijn grote, onverstoorde terreinen noodzakelijk, wat al in belangrijke mate het geval is door de functie als militair domein. Toch zijn een aantal bijkomende inspanningen nodig. De illegale avondvluchten met parapentemotoren op het Schietveld en de omliggende terreinen hebben een sterk negatieve invloed op de avifauna in de SBZ-V en dienen in de toekomst vermeden te worden. Bijkomende recreatieve activiteiten zijn niet gewenst op het militair domein gezien zijn belang voor tal van verstoringsgevoelige soorten; een sturing via toegankelijkheidsreglementering en afstemming op ecologische waarden kan via het overleg op de lokale Natuur- en bosbeheercommissie (ANB en militaire overheid). Voor weekendverblijven die buiten de zones voor verblijfsrecreatie gelegen zijn moet een consequent uitdovingsbeleid gevolgd worden. Het project Limburgse duinengordel dient een goed evenwicht te vinden tussen de recreatieve ontwikkeling van het gebied en de natuurwaarden die in het gebied zullen ontwikkeld worden.

Buffering van voedselarme habitats
Buffering van voedselarme habitats

Het grote heidelandschap op het Schietveld is voor een groot deel omgeven door grootschalige intensief gebruikte landbouwgebieden. De inwaai en instroming van nutriënten en bestrijdingsmiddelen heeft een negatieve invloed op de habitats en soorten die gebonden zijn aan voedselarme standplaatsvereisten. De aanleg van een buffer in deze landbouwgebieden zal naast zijn bufferende functie, gezien de verwevenheid met de omliggende heide en boshabitats tevens de algemene kwaliteit van het heide en boslandschap ten goede komen, door enerzijds het voorkomen van de rechtstreekse uitspoeling en inwaai van nutriënten in de aangrenzende habitats, en anderzijds door het herstel van het leefgebied van vele habitattypische soorten, oppervlakte behoevende vogelrichtlijnsoorten als grauwe kiekendief, velduil en de vleermuizen. In het kader van buitengebiedregio Limburgse Kempen en Maasland werd het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in 2008 goedgekeurd. In de visie is “Behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in valleien van Zwarte beek, Bollisserbeek, Dommel” opgenomen. In het proces voor de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Landbouwgebieden en beekvalleien tussen Helchteren, Peer, Meeuwen en Bree” in de regio Limburgse Kempen en Maasland dient de buffering verder uitgewerkt te worden. Om deze essentiële prioriteit te realiseren zal samengewerkt moeten worden met de landbouwsector en de militaire overheid aangezien een grote oppervlakte van deze gronden op militair domein gelegen zijn.

Exotenbestrijding uitvoeren.
Exotenbestrijding uitvoeren.

Het uitvoeren van een exotenbestrijding in de boscomplexen moet opnieuw kansen bieden aan de typische soorten in de kruid- en struiklaag van de bossen. Het herstellen van de hydrologie in de beekvalleien moet een invasie van reuzenbalsemien voorkomen.

Herstel foerageergebied van de grauwe kiekendief
Herstel foerageergebied van de grauwe kiekendief

Naast de vergroting van het open heidelandschap dient tevens opnieuw een geschikt foerageergebied ontwikkeld te worden in de SBZ-V ten noorden van het militair domein. In deze zone kwamen tot voor kort grauwe- en blauwe kiekendieven jagen, overwinterden de korhoenders en groepen goudplevieren en was één van de grootste Limburgse populatie grutto’s (kwetsbaar op lijst UICN) aanwezig. Het droogtrekken van het gebied, het nagenoeg verdwijnen van al de permanente graslanden en de omschakeling van extensief grasland en graanakkers naar maïs hebben geleid tot het verdwijnen van al deze soorten. Om te komen tot een geschikt leefgebied voor de grauwe kiekendief moeten de omliggende landbouwgronden, die gelegen zijn binnen SBZ-V, opnieuw kunnen fungeren als foerageergebied. Middelen hiervoor zijn de aanleg van gemengde grasstroken rond de aanwezige percelen en waar mogelijk het herstellen van de oppervlakte historisch permanent grasland. Deze maatregelen zullen niet alleen de grauwe kiekendief maar tevens de andere akker- en weidevogels die in dit voormalige kerngebied voorkwamen ten goede komen. Deze inspanning kan ten dele geïntegreerd worden met het herstellen van de hydrologie op het militair domein en de buffering op de overgang tussen het heidelandschap en het landbouwgebied. Het herstellen van het foerageergebied is de verantwoordelijkheid van de sector landbouw en de VLM. Het effectief terugkeren van de soort als broedvogel zal echter niet enkel afhangen van de maatregelen die binnen deze SBZ-V genomen worden. Het zal ook afhangen van de realisatie van de andere doelstellingen die binnen deze SBZ-H geformuleerd staan en de realisatie van de doelstellingen die voor de grauwe kiekendief in de G-IHD opgesomd staan voor heel Vlaanderen.

Herstel geschikte standplaatsvereisten van vennen, natte en venige heide
Herstel geschikte standplaatsvereisten van vennen, natte en venige heide

De standplaatsvereisten van een groot aandeel van de vennen en voormalige natte en/of venige heide op het Schietveld zijn gewijzigd door het droogtrekken van het militaire domein en de omliggende landbouwgronden. Het dempen van ontwateringsgrachten, rekening houdende met de militaire operationaliteit, moet ertoe leiden dat de vele grondwatertafelafhankelijke habitats zich opnieuw kwalitatief kunnen herstellen en actueel bedreigde habitattypische soorten, zoals bv het gentiaanblauwtje en de watersnip, zich kunnen herstellen. Ecohydrologische inzichten moeten uitwijzen welke maatregelen dienen genomen te worden om deze inspanning te realiseren. Daarnaast dienen naaldbossen omgevormd te worden naar heide of loofbos (afhankelijk van de locatie) zodat de kweldruk naar de omliggende habitats opnieuw kan toenemen. Om deze essentiële prioriteit te realiseren zal samengewerkt moeten worden met de militaire overheid en de landbouwsector die actief is in de zones die onmiddellijk aan het militaire domein grenzen. Een grondwatermodellering van het militair domein met de mogelijke scenario’s om tot herstel van de vochtige, venige heidevegetaties en venoevervegetaties te komen is in uitvoering. De studie wordt uitgevoerd door VUB in samenwerking met INBO in opdracht van ANB. De studie dient afgerond te zijn eind mei 2011. Er zal in overleg met de betrokken actoren uitgeklaard worden welke van de onderzochte scenario’s uit de hydrologische studie het meest wenselijk is, rekening houdend met de socio-economische factoren in het gebied.

Omvormen van naaldbossen en voorzien structuurrijke bosranden
Omvormen van naaldbossen en voorzien structuurrijke bosranden

Naaldbossen moeten door gericht beheer worden omgevormd naar loofbossen op droge zandgronden. Preferentieel op gronden die een verdrogende of verzurende impact kunnen hebben op open habitats of waar doelsoorten in de bossfeer aanwezig zijn. Daarnaast moet op overgangen naar heide of graslanden (preferentieel waar doelsoorten als nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, wespendief) een structuurrijke overgang gerealiseerd worden. Structuurrijke bosranden en open plekken als onderdeel van het bos zijn van belang voor habitattypische soort kleine ijsvogelvlinder. Voor de bossen, beheerd door het ANB wordt er van uitgegaan dat op termijn minimaal 80% van de bosoppervlakte zal evolueren in de gewenste richting door de toepassing van de bestaande beheervisie van het ANB. In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond het schietveld en de duinengordel” kan een aanzienlijke oppervlakte gerealiseerd worden; enerzijds conform het geïntegreerd natuur- en bosbeheerplan op het militair domein en anderzijds in de aangrenzende en omliggende bossen beheerd door, of in eigendom van ANB. In totaal betreft het een oppervlakte van 287 ha door omvorming en lokaal 33 ha bosuitbreiding. Voor de alluviale bossen wordt gestreefd naar een ecologisch beheer en een bijkomende omvorming van 10 ha en 5 ha bosuitbreiding in de vallei van de Mangelbeek. In de private bossen kan door toepassing van Criteria Duurzaam Bosbeheer de kwaliteit verbeteren. Via gebundelde aanpak van de bosgroepen kunnen beheerplannen opgemaakt worden.

Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei.
Ontwikkelen van een mozaïeklandschap in de beekvallei.

De Mangelbeekvallei is gekenmerkt door een afwisseling van open en gesloten landschap. Naast alluviaal bos wordt deze vallei actueel gekenmerkt door een aanzienlijke oppervlakte moerasspirearuigten, kleine zeggenvegetaties en regionaal belangrijke biotopen als dottergraslanden, rietland en grote zeggenvegetaties. Behoud en kwaliteitsverbetering van deze habitats en regionale belangrijke biotopen staat voorop. Het plaatselijk herstellen van de natuurlijke beekstructuur en opheffen van de verdrogende werking van de beek (door de te diepe ligging) op de omliggende habitats is samen met een herstelbeheer (door de recente verbossingen of verruigingen tegen te gaan) noodzakelijk om een belangrijke kwaliteitsverbetering te realiseren. Dit moet op termijn ook opnieuw kansen bieden voor tal van habitattypische soorten zoals bv watersnip. Het uitvoeren van aankoopbeleid binnen de perimeters van de terreinbeherende verenigingen en ANB draagt bij tot versterking van kleinschalige beekvalleien.

Robuust ecologisch netwerk doorheen de SBZ voor amfibieën- en reptielenpopulaties en soorten van het heidecomplex
Robuust ecologisch netwerk doorheen de SBZ voor amfibieën- en reptielenpopulaties en soorten van het heidecomplex

Om duurzame populaties te bekomen van kritische habitatrichtlijnsoorten in heel de SBZ, zoals knoflookpad, heikikker en gladde slang is het belangrijk dat ze vrij kunnen migreren tussen geschikt habitat. De populatie van knoflookpad en de oostelijke populatie van gladde slang zijn bovendien zo klein dat op korte termijn de samenhang, niet alleen bewaard, maar grondig hersteld moet worden. Momenteel staan soorten als knoflookpad zelfs in hun laatste Vlaamse stronghold op de rand van het uitsterven. Op korte termijn moeten inspanningen genomen worden voor versterking van het leefgebied van de knoflookpad rond Kelchterhoef. Het herstellen en uitbreiden van land- en voortplantingsbiotoop is er cruciaal voor de knoflookpad, met rond de laatste stronghold aanleg van nieuwe voortplantingsbiotopen. Als kwaliteitsdoel voor de voortplantingsbiotopen is essentieel het tegengaan van eutrofiëring en het visvrij houden van de poelen. Het vergroten van het leefgebied van heikikker en gladde slang in de omgeving van het vennencomplex Turfven en Ruiterskuilen en het verbinden van deze populaties met de bronpopulaties op het militair domein moet deze soorten, en tal van andere habitattypische soorten (zoals bv maanwaterjuffer) de kans geven om duurzame populaties te vormen. Om dit te realiseren zal naar samenwerking met dienst wegen en verkeer, de gemeenten, private eigenaars en de provincie Limburg gezocht moeten worden.

Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van landduin- en heidevegetaties
Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van landduin- en heidevegetaties

De SBZ is voor Vlaanderen essentieel voor landduin- en heidehabitats, de grootste landduingordel van Vlaanderen is actueel echter grotendeels onder bos gelegen. Hierdoor zijn tal van habitattypische soorten actueel reeds uit het gebied verdwenen. Het herstellen van deze landduin- en heidevegetaties enerzijds en het versterken en zorgvuldig beheren van het grote heidecomplex op het Schietveld is een belangrijke doelstelling. Dit vergt een nauwgezette samenwerking tussen alle betrokken partijen en gebruikers (project Limburgse duinengordel) en de inzet van financiële middelen en mankracht voor uitvoering van het ecosysteembeheer van de heide (tegengaan vergrassing en verbossing, behoud successiestadia van de heide, …). Het duurzaam beheren vergt samenwerking tussen ANB, militaire overheid, gemeenten en terreinbeherende verenigingen.

Verder zetten samenwerking met de militaire overheid
Verder zetten samenwerking met de militaire overheid

Een aanzienlijke oppervlakte van de SBZ is eigendom van de federale overheid als militair domein. In het kader van de overeenkomst over de samenwerking tussen het Agentschap voor Natuur en Bos en het ministerie van Landsverdediging worden op terrein afspraken gemaakt over het natuurbeheer. Een geïntegreerd natuur- en bosbeheerplan is opgemaakt voor de zones onder protocol. Daarnaast worden afspraken gemaakt over de zones, waarbij het beheer zelf wordt uitgevoerd door de militaire overheid. In de periode 2004-2010 werden herstelmaatregelen van achterstallig beheer uitgevoerd (Life project DANAH). Het verder zetten en volhouden van de beheersinspanningen is noodzakelijk voor de goede staat van instandhouding van tal van essentiële habitats en soorten in het heidecomplex. Daarnaast dient de goedgekeurde visie nog verder gerealiseerd te worden. Ook de knelpunten zoals geformuleerd in het geïntegreerd beheerplan dienen verder aangepakt te worden.

Vergroten van heidelandschap in functie van habitats met een te kleine oppervlakte en doelsoorten
Vergroten van heidelandschap in functie van habitats met een te kleine oppervlakte en doelsoorten

Actueel zijn tal van doelsoorten uit de SBZ verdwenen of staan ze op de rand van uitsterven. Door gerichte habitatuitbreidingen kunnen we deze soorten extra kansen bieden zodat de SBZ opnieuw als brongebied kan fungeren naar de omliggende kleinere SBZ. Deze habitatuitbreidingen kaderen grotendeels in de realisatie van de gebiedsvisie die is opgemaakt in samenwerking met de militaire overheid. Ten zuiden en oosten van het Schietveld dienen 155 ha landbouwgronden omgevormd te worden tot een bloemrijk heidelandschap. Dit zal opnieuw kansen bieden aan de knoflookpad die hier enkel nog voor komt op een aansluitend ven, het is noodzakelijk voor herstel van de natte voedselarme habitats in de bovenloop van de Laambeek en de Abeek, het zal een belangrijk aanvullend leefgebied zijn van de grauwe kiekendief, velduil, grauwe klauwier en tal van habitattypische heidesoorten die deze bloemrijkere habitats gebruiken zoals kommavlinder, heivlinder en tot slot zal het sterk de connectiviteit verbeteren met de SBZ die gelegen zijn ten zuiden van het Schietveld (Opglabbekerzavel en Tenhaagdoornheide). Op deze manier wordt binnen SBZ onder andere een invulling gegeven aan de noodzakelijke verbinding voor gladde slang (G-IHD) en tal van andere heidesoorten. Aansluitend op Sonnisheide willen we de laatste relicten heide en nat heischraal grasland vergroten door een oppervlaktetoename van 5ha nat heischraal grasland en 15ha natte heide. Op deze manier willen we enerzijds de oppervlakte nat heischraal grasland duurzaam herstellen en anderzijds voldoende kansen bieden aan de habitattypische “paraplu”-soort van de natte heide, het gentiaanblauwtje dat actueel, door de grootschalige droogtrekkingen, is teruggedrongen tot een smalle strook aan de rand van de SBZ.

Specifieke natuurdoelen

Landduinen met stuivend zand? In de Duinengordel gaan we ervoor. Op het Schietveld creëren we een uitgestrekte, kwaliteitsvolle natte heide met vennen, omgeven door structuurrijk bos en voedselrijke akkers waarin toppers een plek vinden: gentiaanblauwtje, heivlinder, kommavlinder, wulp, geoorde fuut, veldkrekel, maanwaterjuffer, noordse witsnuitlibel, levendbarende hagedis, grauwe kiekendief, grauwe klauwier, nachtzwaluw en boomleeuwerik. In de vallei van de Mangelbeek kiezen we voor herstel van kleine zeggenvegetaties en kwaliteitsvolle broekbossen.

Dit landschap heeft een oppervlakte van 3806 hectare en omvat de grote heidecomplex van het Schietveld en de bovenlopen van de Abeek en de Laambeek die er ontspringen. Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen het vennencomplex van Turfven en Ruiterskuilen, Ophovenderheide en Ophoverderbos en de Oudsberg. Daarnaast omvat dit landschap de omliggende landbouwgronden op het militair domein en in het noorden van het gebied.
Centraal in dit landschap staat het militair domein ‘het Schietveld’. Aangezien het leger uitgestrekte, open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, het vrijwel intact Kempens plateau met bovenstroomse beekdalen, behouden.Deze intacte, landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale, militaire overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH. Deze werden mee opgenomen bij de actuele toestand. Een goedgekeurde, geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Schietveld. Ten oosten van het militair domein is een zeer uitgestrekte duinengordel aanwezig die actueel echter voor het merendeel bebost of verbost is.

In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:

  • Landduinhabitats: 2310 en 2330
  • Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140, 7150
  • Halfnatuurlijke graslanden: 6230
  • Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3130, 3160
  • Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker, knoflookpad, poelkikker
  • Reptiel zoals gladde slang
  • Ongewervelden zoals gevlekte witsnuitlibel
  • Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw, grauwe klauwier, grauwe kiekendief, wespendief, zwarte specht
  • Loofbossen: eikenberkenbos (9190) en elzenbroekbos (91E0)

Binnen dit landschap staat de uitbreiding, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is één van de grootste heidekernen van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, boomleeuwerik, rugstreeppad) en habitattypische soorten als heivlinder leefbare populaties aanwezig. Anderzijds zijn er veel soorten in een kritieke toestand omdat er onvoldoende geschikt leefgebied is voor een duurzame populatie. Het gebied moet in de toekomst kunnen fungeren als Vlaams brongebied voor kritische soorten van heiden en vennen: dit vergt een sterke verbetering van de kwaliteit van landduinen, heiden en vennen en een uitbreiding van heidehabitats. Op die manier kan opnieuw één samenhangend leefgebied ontstaan van waaruit deze soorten omliggende SBZ gebieden kunnen koloniseren.

We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.

  • Natuurcluster van het heidecomplex:
    Actueel komt meer dan 1380 ha psammofiele en droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op militair domein. Naast kwaliteitsverbetering is uitbreiding voorzien van landduin- en heidehabitats om een groot heidecomplex te bekomen waar duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje, zadelsprinkhaan kunnen ontwikkelen of behouden blijven en kansen geboden worden aan ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen.
    Actuele kleinere landduinvegetaties en psammofiele heide in de omgeving van de Oudsberg worden vergroot, net als de droge en natte heide rondom de aanwezige vennen zodat hier opnieuw voldoende oppervlakte in een goede kwaliteit aanwezig is voor doelsoorten als gladde slang, heikikker en habitattypische soorten zoals maanwaterjuffer, kommavlinder, heivlinder e.v.a. Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk doorheen deze duinengordel en het functioneel verbinden via corridors en/of stapstenen met het militair domein. In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, knoflookpad en habitattypische soorten heivlinder, kommavlinder, zadelsprinkhaan is het versterken van de verbindende functie met de plas van Kelchterhoef, Tenhaagdoornheide en Opglabekerzavel essentieel.
    Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is een hydrologisch herstel van de intrekgebieden een belangrijke herstelopgave voor deze vennen en de andere watergebonden habitattypes (4010, 6230-hmo, 7140, 7150).
    Het heidecomplex op het militair domein is omzoomd met intensieve landbouwgebieden. Het voorzien van een bufferzone is noodzakelijk om opnieuw een goede kwaliteit te bereiken van de beoogde heide- en venhabitattypes in het complex. Over de volledige noordzijde van het Schietveld dient een buffer voorzien te worden om inwaaiing en/of instroming van nutriënten of bestrijdingsmiddelen te voorkomen. Ecohydrologische inzichten moeten uitwijzen welke hydrologische maatregelen dienen genomen te worden in deze zone om verdroging tegen te gaan en een gunstige ontwikkeling van de natte habitats mogelijk te maken.

  • Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
    De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eiken-berkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (76 ha) zijn terug te vinden. Het SBZ is op Vlaams niveau zeer belangrijk voor realisatie van grote samenhangende kernen van eiken-berkenbos. Grote aaneengesloten kernen bos zijn gelegen in de zuidoosthoek van het militair domein (Masy) en verder oostelijk, waar nog een aantal oude bossites voorkomen (eikenbos en naaldbos op ferrarisbossites) (Ophoverderbos en omgeving). De bossen vormen actueel het leefgebied van habitattypische soorten als bonte vliegenvanger, gekraagde roodstaart, fluiter en daarnaast zijn ze van belang voor vogelrichtlijnsoorten als zwarte specht, middelste bonte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en gladde slang. Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien.

Aansluitend met deze twee grote natuurclusters vinden we soortenrijke graslanden (ha, hp*,hr, hj) en 6 ha regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf die aanvullend een grootte waarde hebben als leefgebied van onder andere de vleermuizen, grauwe kiekendief, knoflookpad, grauwe klauwier en tal van habitattypische heidesoorten die komen foerageren op deze graslanden zoals wulp, kommavlinder, hooibeestje en vele anderen. Minimaal een behoud van de oppervlakte en een kwaliteitsverbetering tot bloemrijke graslanden met een hoger voedselaanbod is noodzakelijk. Daarnaast is tevens het behoud van minimum 2.5 ha wilgenstruwelen (rbbsf, rbbsm, rbbso) noodzakelijk. Deze hebben onder andere een belangrijke functie als nectarbron in het vroege voorjaar voor tal van ongewervelden (solitaire bijen, zweefvliegen, vlinders etc.) en als deel van het leefgebied van onder andere de vogelrichtlijnsoort blauwborst.

Dit landschap heeft een oppervlakte van 359 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Mangelbeek tot stroomafwaarts in het gebied Schansbeemden.

Het beekdallandschap van de Mangelbeek is een laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop.

In het “Landschap van het valleicomplex van de Mangelbeek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:

  • laagveenhabitats (7410_meso):
  • loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen (91E0) en bos op de hogere valleigronden (9120,9190)

Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem. Een natuurlijk hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit zijn primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten en het prioritair habitat van valleibossen. Knelpunten als te diepe ligging van de beek en verdroging, versnelde afvoer vanuit het brongebied worden opgelost.

Deze SBZ is zeer belangrijk voor valleibossen en bossen op hogere valleigronden. Vanuit de GIHD is een sterke toename van deze habitats voorzien. Binnen deze SBZ kunnen aan aantal grotere, aaneengesloten voedselarme loofboskernen gerealiseerd worden. Daarom streeft men naar een sterk uitbreiding van deze loofboshabitats, vooral door omvorming van naaldbossen en verdere successie in de beekdalen. Hierbij is het wel essentieel om voldoende open plekken en randzones voor soorten van open habitats te voorzien, zodat de beekdalen ook hiervoor kunnen functioneren als corridor. De vallei van de Mangelbeek heeft immers ook een belangrijke verbindingsfunctie aangezien ze aansluit bij de vallei van de Broekbeek (BE2200029) en de Laambroeken (BE2200031). In al deze aansluitende gebieden is tevens potentie tot ontwikkeling van gelijkaardige habitats en de habitattypische soorten die eraan gebonden zijn.

In functie van het leefgebied van habitattypische soorten als watersnip, moeras- en zompsprinkhaan, wekkertje, bosbeekjuffer, weidebeekjuffer, kleine ijsvogelvlinder e.v.a. is een kwaliteitsverbetering van de habitats noodzakelijk en dienen de habitats verweven te zijn met soortenrijke graslanden (ha, hp*,hr, hj) en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf. Minimaal een behoud van de oppervlakte en een kwaliteitsverbetering van deze soortenrijke graslanden en van de 14 ha regionaal belangrijke biotopen tot bloemrijke graslanden met een hoger voedselaanbod is noodzakelijk. Hiervan profiteert eveneens 1-2 bp porseleinhoen. Daarnaast is tevens het behoud van 24 ha wilgenstruwelen (rbbsf, rbbsm, rbbso) noodzakelijk. Deze hebben onder andere een belangrijke functie als nectarbron in het vroege voorjaar voor tal van ongewervelden en als deel van het leefgebied van onder andere grote vos en de vogelrichtlijnsoort blauwborst. Plaatselijk kan wilgenstruweel omgevormd worden in functie van de andere habitatdoelstellingen. Ter hoogte van op den Aenhof wordt 1 bp Roerdomp behouden. Dit vereist 20 ha extra leefgebied door omvorming.

Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel

details ...

Dit landschap heeft een oppervlakte van 3806 hectare en omvat de grote heidecomplex van het Schietveld en de bovenlopen van de Abeek en de Laambeek die er ontspringen. Aansluitend bij dit landschap zijn opgenomen het vennencomplex van Turfven en Ruiterskuilen, Ophovenderheide en Ophoverderbos en de Oudsberg. Daarnaast omvat dit landschap de omliggende landbouwgronden op het militair domein en in het noorden van het gebied.
Centraal in dit landschap staat het militair domein ‘het Schietveld’. Aangezien het leger uitgestrekte, open oefenterreinen nodig heeft, bleef het oorspronkelijk heidelandschap en geomorfologisch gezien, het vrijwel intact Kempens plateau met bovenstroomse beekdalen, behouden.Deze intacte, landschappelijke positionering is in, zowel het Vlaamse als Nederlandse landschap, steeds zeldzamer geworden. Typerend is het groot infiltratiegebied met heide, vennen en stuifzanden. Op meerdere plaatsen werd naaldhout aangeplant en sinds 1950 treedt verbossing op. Sinds 1999 wordt het natuur- en bosbeheer uitgevoerd in samenspraak tussen de lokale, militaire overheid en het Agentschap voor Natuur en Bos. Recent werden op grote schaal herstelwerkzaamheden uitgevoerd door het Life-project DANAH. Deze werden mee opgenomen bij de actuele toestand. Een goedgekeurde, geïntegreerde visie en beheerplan vormen de basis voor de doelen voor het Schietveld. Ten oosten van het militair domein is een zeer uitgestrekte duinengordel aanwezig die actueel echter voor het merendeel bebost of verbost is.

In het “Landschap van heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel” komen volgende habitattypen en soorten voor, waarvoor de SBZ op Vlaams niveau essentieel tot zeer belangrijk is:

  • Landduinhabitats: 2310 en 2330
  • Overgangen van droge naar natte heide: 4030, 4010, 7140, 7150
  • Halfnatuurlijke graslanden: 6230
  • Waterhabitats in de voedselarme sfeer: 3130, 3160
  • Amfibieën zoals rugstreeppad, heikikker, knoflookpad, poelkikker
  • Reptiel zoals gladde slang
  • Ongewervelden zoals gevlekte witsnuitlibel
  • Broedvogels: boomleeuwerik, nachtzwaluw, grauwe klauwier, grauwe kiekendief, wespendief, zwarte specht
  • Loofbossen: eikenberkenbos (9190) en elzenbroekbos (91E0)

Binnen dit landschap staat de uitbreiding, de kwaliteitsverbetering en het duurzaam beheren van heidehabitats en habitattypische soorten voorop. Dit gebied is één van de grootste heidekernen van Vlaanderen. Er zijn van verschillende habitatrichtlijnsoorten (nachtzwaluw, boomleeuwerik, rugstreeppad) en habitattypische soorten als heivlinder leefbare populaties aanwezig. Anderzijds zijn er veel soorten in een kritieke toestand omdat er onvoldoende geschikt leefgebied is voor een duurzame populatie. Het gebied moet in de toekomst kunnen fungeren als Vlaams brongebied voor kritische soorten van heiden en vennen: dit vergt een sterke verbetering van de kwaliteit van landduinen, heiden en vennen en een uitbreiding van heidehabitats. Op die manier kan opnieuw één samenhangend leefgebied ontstaan van waaruit deze soorten omliggende SBZ gebieden kunnen koloniseren.

We kunnen er twee type natuurclusters onderscheiden: natuurcluster van het heidecomplex en natuurcluster van de grote boshabitatkernen.

  • Natuurcluster van het heidecomplex:
    Actueel komt meer dan 1380 ha psammofiele en droge heide, vochtige en venige heide voor, hoofdzakelijk op militair domein. Naast kwaliteitsverbetering is uitbreiding voorzien van landduin- en heidehabitats om een groot heidecomplex te bekomen waar duurzame populaties van nachtzwaluw, boomleeuwerik, gladde slang, heikikker, rugstreeppad en habitattypische soorten zoals gentiaanblauwtje, zadelsprinkhaan kunnen ontwikkelen of behouden blijven en kansen geboden worden aan ruimtebehoevende soorten zoals grauwe kiekendief, velduil en korhoen.
    Actuele kleinere landduinvegetaties en psammofiele heide in de omgeving van de Oudsberg worden vergroot, net als de droge en natte heide rondom de aanwezige vennen zodat hier opnieuw voldoende oppervlakte in een goede kwaliteit aanwezig is voor doelsoorten als gladde slang, heikikker en habitattypische soorten zoals maanwaterjuffer, kommavlinder, heivlinder e.v.a. Essentieel is het verstevigen van het ecologisch netwerk doorheen deze duinengordel en het functioneel verbinden via corridors en/of stapstenen met het militair domein. In functie van de vorming van een meta-populatie heikikker, rugstreeppad, gladde slang, knoflookpad en habitattypische soorten heivlinder, kommavlinder, zadelsprinkhaan is het versterken van de verbindende functie met de plas van Kelchterhoef, Tenhaagdoornheide en Opglabekerzavel essentieel.
    Typerend zijn de verschillende type vennen in het heidelandschap. Naast kwaliteitsherstel, is een hydrologisch herstel van de intrekgebieden een belangrijke herstelopgave voor deze vennen en de andere watergebonden habitattypes (4010, 6230-hmo, 7140, 7150).
    Het heidecomplex op het militair domein is omzoomd met intensieve landbouwgebieden. Het voorzien van een bufferzone is noodzakelijk om opnieuw een goede kwaliteit te bereiken van de beoogde heide- en venhabitattypes in het complex. Over de volledige noordzijde van het Schietveld dient een buffer voorzien te worden om inwaaiing en/of instroming van nutriënten of bestrijdingsmiddelen te voorkomen. Ecohydrologische inzichten moeten uitwijzen welke hydrologische maatregelen dienen genomen te worden in deze zone om verdroging tegen te gaan en een gunstige ontwikkeling van de natte habitats mogelijk te maken.

  • Natuurcluster van de grote boshabitatkernen:
    De ontwikkeling van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen deze SBZ voor de boshabitats. Typerend voor dit landschap is, gezien de abiotische omstandigheden, het zuurminnende eiken-berkenbos. Slechts enkele goed ontwikkelde voorbeelden (76 ha) zijn terug te vinden. Het SBZ is op Vlaams niveau zeer belangrijk voor realisatie van grote samenhangende kernen van eiken-berkenbos. Grote aaneengesloten kernen bos zijn gelegen in de zuidoosthoek van het militair domein (Masy) en verder oostelijk, waar nog een aantal oude bossites voorkomen (eikenbos en naaldbos op ferrarisbossites) (Ophoverderbos en omgeving). De bossen vormen actueel het leefgebied van habitattypische soorten als bonte vliegenvanger, gekraagde roodstaart, fluiter en daarnaast zijn ze van belang voor vogelrichtlijnsoorten als zwarte specht, middelste bonte specht en wespendief, maar in een ijle matrix rond heide en landduinen ook voor nachtzwaluw en gladde slang. Omvorming van bestaande niet habitatwaardige bossen is voorzien.

Aansluitend met deze twee grote natuurclusters vinden we soortenrijke graslanden (ha, hp*,hr, hj) en 6 ha regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf die aanvullend een grootte waarde hebben als leefgebied van onder andere de vleermuizen, grauwe kiekendief, knoflookpad, grauwe klauwier en tal van habitattypische heidesoorten die komen foerageren op deze graslanden zoals wulp, kommavlinder, hooibeestje en vele anderen. Minimaal een behoud van de oppervlakte en een kwaliteitsverbetering tot bloemrijke graslanden met een hoger voedselaanbod is noodzakelijk. Daarnaast is tevens het behoud van minimum 2.5 ha wilgenstruwelen (rbbsf, rbbsm, rbbso) noodzakelijk. Deze hebben onder andere een belangrijke functie als nectarbron in het vroege voorjaar voor tal van ongewervelden (solitaire bijen, zweefvliegen, vlinders etc.) en als deel van het leefgebied van onder andere de vogelrichtlijnsoort blauwborst.

Habitat - Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
  • Droge heide op jonge zandafzettingen (2310)
    habitattype_naam
    Droge heide op jonge zandafzettingen (2310)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    2310 - Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten en 4030 - Droge Europese heide
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de actuele oppervlakte van 921 ha tot 1161 ha, met richtwaarde voor effectieve uitbreiding 45 ha op landbouwconcessies in het zuiden en oosten van het militaire Schietterrein.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkelde heidevegetaties met:

    • Een goede structuurvariatie van de habitat met op de psammofiele heiden een voldoende aanbod van de verschillende successiestadia;
    • Zo beperkt mogelijke boomopslag (maximum 10%) in de habitat. Het terugdringen van boomopslag is een belangrijke kwaliteitsopgave, voornamelijk op de spontaan verboste of beboste psammofiele heide op de oostelijke duinengordel;
    • Min 10% naakte,omgewoelde bodem, om mineraalrijkere situaties te bekomen en min 40% bloemrijke situaties op de droge heide die ontwikkeld vanuit de landbouwgronden in het oosten en het zuiden van het Schietveld in functie van soorten als knoflookpad, kommavlinder e.a.;
    • Niet verstoorde zones in broedseizoen (i.f.v. nachtzwaluw, boomleeuwerik, grauwe kiekendief…).
    habitat
  • Open graslanden op landduinen (2330)
    habitattype_naam
    Open graslanden op landduinen (2330)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    2330 - Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen, subtype 2330_bu - buntgrasverbond en 2330_dw - dwerghaververbond
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de actuele oppervlakte van 52 ha tot 115 ha, waarvan 10 ha omvorming vanuit naaldhout (realisatie gebiedsvisie VNR ‘de Oudsberg’) en 53 ha omvorming vanuit naaldhout in de oostelijke duinengordel.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkelde landduincomplexen met:

    • een goede structuurvariatie van de habitats met zoveel mogelijk open (stuivend) zand en behoud van de buntgrasvegetatie, mostapijtjes en korstmosvegetaties afgewisseld met een gevarieerde ouderdom van struikheide;
    • beperkte boomopslag (
    • voorzien van niet verstoorde zones tijdens broedseizoen voor nachtzwaluw en boomleeuwerik;
    • ingebed in open of halfopen landschap voor een maximale windwerking;
    • behoud oude hakhoutstoven van zomer- en wintereik.
    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojunctea, subtype 3130_aom oeverkruidgemeenschappen (Littorelletea)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 5 ha.
    Behoud actuele oppervlakte. Toename door omvorming in de kerngebieden schietveld-Sonnisheide en Monnikwyer-Den Damp met 10 ha.
    Einddoel: 15 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkeld oligotroof tot mesotroof ven met:

     

    • grotendeels vrij van slib en sediment;
    • helder, zeer zwak tot matig gebufferd en min of meer nutriëntenarm water met een lage stikstof- en fosforconcentratie en een matig zure tot circumneutrale pH;
    • natuurlijke hydrologie met aanvoer van lokaal grondwater;
    • voldoende open landschap, waar windwerking mogelijk is;
    • buffering tegen externe invloeden;
    • herstel tot gewenst trofieniveau.

     

    habitat
  • Zure bruingekleurde vennen (3160)
    habitattype_naam
    Zure bruingekleurde vennen (3160)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    3160 - Dystrofe natuurlijke poelen en meren
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 15.5 ha.
    Behoud actuele oppervlakte
    Toename door omvorming in de kerngebieden schietveld-Sonnisheide, Monnikwyer-Den Damp, en Ophovenerbos-Ruiterskuilen met 40 ha.
    Einddoel: 56 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkeld dystroof ven in open heidelandschap met:

    • geschikte waterhuishouding;
    • zuur tot zeer zwak gebufferd, oligotroof water met beperkingen qua totaalfosfor, conductiviteit en totaal stikstof helder, door humuszuren bruingekleurd water;
    • permanent waterhoudende vennen, die hoogstens kortstondig droogvallen;
    • 2-3 sleutelsoorten minstens frequent aanwezig.
    habitat
  • Vochtige tot natte heide (4010)
    habitattype_naam
    Vochtige tot natte heide (4010)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de actuele oppervlakte van 252 ha tot 324 ha, waarvan richtwaarde 4 ha effectieve uitbreiding en 54ha omvorming

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkelde vochtige heide vegetaties:

    • aanwezigheid van lokaal frequente veenmoslaag en meer dan 1 veenmossoort ;
    • beperkte boomopslag (
    • beperkte vergrassing met pijpenstrootje (
    • natuurlijke hydrologie (GHG: 20 cm-mv en 0(5) cm +mv, GLG 60-70 cm –mv, amplitude
    • oligotroof grondwater, met lage conductiviteit en voldoende lage waardes voor NO3-N en Po4-P buffering tegen externe invloeden.
    habitat
  • Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
    habitattype_naam
    Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hmo - Vochtige heischrale graslanden
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 2.27 ha
    Toename door effectieve uitbreiding van 5 ha aansluitend op de natte heide en de natte heischrale relicten op Sonnisheide.
    Einddoel: 7.27 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkeld vochtig heischraal grasland met:

    • beperkte strooisellaag, vervilting en verruigingsindicatoren;
    • bedekking van sleutelsoorten > 30%;
    • beperkte boomopslag (
    • buffering tegen externe invloeden.
    habitat
  • Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
    habitattype_naam
    Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), subtype 6230_hn - Droge heischrale graslanden
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de actuele oppervlakte van 20 ha tot 27 ha, waarvan een deel omvorming vanuit grasland of verboste situaties.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkeld droog heischraal grasland met:

    • korte vegetatie ( 30% van de sleutelsoorten en
    • buffering tegen externe invloeden;
    • zonbeschenen en weinig tot geen strooisellaag;
    • herstel bodems tot gewenst trofieniveau;
    • plaatselijk bocage landschap met zoomvegetaties, doornstruwelen i.f.v. leefgebied grauwe klauwier;
    • inbedding in matrix van soortenrijke graslanden en regionale belangrijke biotopen.
    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_oli - oligotroof en zuur overgangsveen
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de actuele oppervlakte van 15 ha tot 18 ha, door omvorming van 3 ha vanuit verruigde, verboste situaties en het herstellen van de hydrologie.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkeld zuur overgangsveen met:

    • aanwezigheid van hoogveenontwikkeling, met een veenmoslaag van > 50% en hoge bedekking van de sleutelsoorten;
    • beperkte boomopslag (
    • beperkte vergrassing met pijpenstrootje (
    • natuurlijke hydrologie met permanente grondwatertafel rond maaiveldniveau (GHG range 15 cm –mv / 0 cm +mv en GLG > 25 cm -mv, amplitude 25 cm);
    • oligotroof grondwater, met lage conductiviteit en voldoende lage waardes voor NO3-N en Po4-P beperkte strooisellaag met een bedekking van
    habitat
  • Slenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)
    habitattype_naam
    Slenken en plagplekken op vochtige bodems in de heide (7150)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    7150 - Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actueel: 2.58 ha.
    Behoud actuele oppervlakte in complex met habitattype 4010 + lichte toename van 2 ha na vernatting.
    Einddoel: 5 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkelde slenken in veengronden met:

    • verwevenheid binnen het heidelandschap met pionierstadia;
    • frequente aanwezigheid van meer dan 3 pioniersoorten ;
    • voldoende open plekken;
    • natuurlijke hydrologie (s’ winters boven maaiveld), die niet als plagplekken van natte heide te beschouwen zijn.
    habitat
  • Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
    habitattype_naam
    Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    9120_9190 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) en Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 57 ha.
    Behoud actuele oppervlakte + 295 ha met een richtwaarde van 33 ha bosuitbreiding.
    Einddoel: 353 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkelde zuurminnende eikenbossen met:

    • behoud oude bij voorkeur inheemse bomen (voor zwarte specht, vleermuizen);
    • voldoende structuurrijkdom;
    • streven naar ijle bossen met voldoende open plekken (voor nachtzwaluw, boomleeuwerik, wespendief, etc.) in aansluiting bij en rond de heidecomplexen ;
    • creëren van mantel-zoomvegetaties met de overgangen naar het open heidelandschap.
    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_meso - mesotrofe elzenbroekbossen, 91E0_oli oligotrofe elzenbroekbossen
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Actueel: 11.5 ha.
    Behoud van de actuele oppervlakte.
    Einddoel: 11.5 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    De ecologische bosfunctie primeert en alle beheeringrepen zijn gericht op de ontwikkeling en substantiële verbetering van dit habitattype:

    • gevarieerde bosstructuur met veel open plekken, voldoende dood hout en sleutelsoorten;
    • herstel van een voor dit habitattype gunstige waterhuishouding (kwantitatief en kwalitatief) zodat grote kernen van het oligotrofe subtype zich kunnen ontwikkelen;
    • ontwikkeling van structuurrijke bosranden.
    habitat
Soorten - Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
  • Blauwborst
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Blauwborst
    Populatiedoelstelling

    Herstel van een populatie van min 28-35 bp.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied bestaande uit:

    • moerassige vegetaties, rietlanden, laagveen-vegetaties met beperkte boomopslag of struweel;
    • natte heidevegetaties en vennen;
    • boorden van waterlopen met ruige vegetatie;
    • geen menselijke verstoring tijdens de broedperiode.
    soort
  • Blauwe kiekendief
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Blauwe kiekendief
    Populatiedoelstelling

    2-5 als wintergast. Deze doelstelling vraagt geen extra leefgebied maar spoort samen met de doelen voor habitattypes van heide en laagveen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied (als wintergast) met grootschalig open heidelandschap met heide en vennen en voldoende voedselaanbod op aangrenzende landbouwgronden.

    soort
  • Boomleeuwerik
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Boomleeuwerik
    Populatiedoelstelling

    Behoud tot lichte stijging van de kernpopulaties. Deze doelstelling spoort samen met de oppervlakte doelstelling voor 4030, 2310, 2330 en behoeft géén extra leefgebied.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied met:

    • open heide- en landduinenlandschap dat schaars begroeid is met bomen, overgangen naar soortenrijke graslanden en rbb;
    • beperken van recreatieve verstoring tijdens broedseizoen;
    • bosrandenbeheer voeren aan zones met buntgrasvegetaties.
    soort
  • Duinpieper
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Duinpieper
    Populatiedoelstelling

    Geen concreet populatiedoel.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied met:

    • warme droge zandige open heidegebieden;
    • behoud pioniersstadia van duinen met ijle begroeiing;
    • beperken van verstoring tijdens broedseizoen.

    Deze doelstelling spoort samen met herstel van landduinen – habitattypes 2310, 2330 en behoeft geen extra leefgebied.

    soort
  • Gevlekte witsnuitlibel
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Gevlekte witsnuitlibel
    Populatiedoelstelling

    >10 adulte ex per jaar en voortplantingsbewijs, en dit op minimum 2 locaties, ter hoogte van het Laambeekven en in de bovenloop van de Abeek. Herstel leefgebied ter hoogte van het vennencomplex Turfven en Ruiterskuilen

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Complex van geschikt water- en landhabitat in het heidelandschap. Kwaliteitsdoelen nagenoeg volledig gedekt middels doelen voor habitat 3130, 7140 en de heikikker. Nadruk op overgangen tussen verlandingsveen en waterhabitats en dekking met drijvende en ondergedoken waterplanten van 10-70%.

    soort
  • Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Geen concreet populatiedoel

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Gericht beheer van bossen volgens de Criteria voor Duurzaam Bosbeheer voor privé-boseigendommen en via de beheervisie waar ANB het beheer voert. Bijzondere aandacht dient gegeven aan oude bomen (toekomstbomen), open plekken en geleidelijke bosranden, en hun bereikbaarheid onderling in functie van deze soorten.

    soort
  • Gladde slang
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Gladde slang
    Populatiedoelstelling

    Bronpopulatie van minimum 200 adulte dieren die zich uitstrekt over het volledige Schietveld en een satellietpopulatie van minimum 50 adulte dieren over het vennencomplex Turfven en Ruiterskuilen en de oostelijke duinengordel.

    Om de populatie- en kwaliteitsdoelstelling te bereiken is een extra oppervlakte leefgebied nodig van 65ha bestaande uit de habitattypes 2310/4030. Deze oppervlakte is verrekend in de uitbreidings- en omvormingsdoelstelling van de betreffende habitattypes. Verder spoort de doelstelling samen met herstel van het heidelandschap-habitattypes 2310, 2330, 4030, 4010, 6230, waarbij de ontwikkeling van een heidecorridor tussen het Schietveld, het complex Turfven en Ruiterskuilen en de Oudsberg is voorzien.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Aanwezigheid van open droge terreinen (heide, open bossen) met structuurrijke vegetatie en open plekken. Het functioneel verbinden van de leefgebieden van gladde slang in het Schietveld met deze van de oostelijke duinengordel en het verbeteren van de connectiviteit met de zuidelijk gelegen heideterreinen (Opglabekerzavel, Tenhaagdoornheide en de plas van kelchterhoef) door geschikt leefgebied te voorzien tot op de grens van de SBZ-H.

    soort
  • Grauwe kiekendief
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Grauwe kiekendief
    Populatiedoelstelling

    Complex van 3 broedparen, in combinatie met het omliggende SBZ-V Militair domein en vallei van de Zwarte beek.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkeld leefgebied, bestaande uit:

    • open landschap bestaande uit heide (4030, 4010), heischrale graslanden (6230_hn en 6230_hmo) omgeven door matrix van soortenrijke graslanden;
    • voldoende geschikte broedplaatsen en verbeteren van de voedselbeschikbaarheid;
    • behoud van oppervlakte historisch permanente graslanden en voeren verschralingsbeheer;

    • aanleg van duo en trioranden in de omliggende landbouwgronden gelegen binnen SBZ-V in de zone ten noorden van het Schietveld;
    • beperken van verstoring tijdens het broedseizoen.
    soort
  • Heikikker
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Heikikker
    Populatiedoelstelling

    4 populaties van minimaal 200 roepende mannetjes op respectievelijk Sonnisheide, het centrale vennencomplex, de bovenloop van de Abeek en het vennencomplex Turfven en Ruiterskuilen.

    Deze doelstelling spoort samen met herstel van voedselarme vennen 3130, 3160 en vochtige/venige heide 4010, 7140_oli in het heidelandschap.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Complex van geschikt water- en landhabitat in het heidelandschap en verbinding van de verschillende populaties.

    soort
  • Knoflookpad
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Knoflookpad
    Populatiedoelstelling

    Versterking van de populatie, dat wil zeggen een toename van de actuele populatiegrootte tot een populatie van minimum 20 roepende mannetjes(binnen de SBZ) en aansluitend ontwikkelen van leefgebied op minimaal 5 voortplantingsplaatsen (binnen de SBZ).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkeld leefgebied bestaande uit:

    • qua landbiotoop de kwaliteit van de 2310 en 4030 verbeteren met de nadruk op creëren van open zandige plekken en het verbinden van deze heidetypes;
    • qua voortplantingsbiotoop: waterkwaliteit is belangrijk voor deze soort. Dit wordt gedekt middels de kwaliteitsvereisten voor oligo- tot mesotrofe wateren (habitattype 3130). Bijkomende eis is dat de plassen visvrij moeten zijn om predatie te voorkomen;
    • bijkomend voortplantingsbiotoop creëren onder de vorm van aanleg poelen in natte depressies in de directe omgeving van de huidige locatie;
    • functioneel verbinden van leefgebieden binnen de SBZ door corridors van landbiotoop of andere types bloemrijke en schrale graslanden of heiden.
    soort
  • Korhoen
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Korhoen
    Populatiedoelstelling

    Geen concreet populatiedoel

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied met:

    • mozaïek van uitgestrekt heide- en veengebieden, met open berkenbossen, extensief beheerde hooilanden, aansluitend bij extensief beheerde akkers;
    • overgangen naar soortenrijke graslanden en rbb;
    • aanwezigheid van bosbes in de bossen;
    • bedekking van jonge opslag van bomen en struiken in de heidevegetatie met 30%;
    • afwisseling met sommige hoogopschietende delen van de heide;
    • beperken van verstoring tijdens broedseizoen.

    Deze doelstelling spoort samen met herstel van droge en vochtige heide, heischrale graslanden – habitattypes 4030, 4010, 6230_hmo, soortenrijke graslanden en rbb en behoeft geen extra leefgebied.

    soort
  • Nachtzwaluw
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Nachtzwaluw
    Populatiedoelstelling

    4 kernpopulaties van > 30 broedparen. Behoud tot lichte stijging van de kernpopulatie . Deze doelstelling spoort samen met de oppervlakte doelstelling voor 4030, 2310, 2330 en behoeft géén extra leefgebied.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied met:

    • structuurrijke heidelandschap met een geleidelijke overgang naar open tot halfopen bossen, soortenrijke graslanden en rbb;
    • zandige ruimten en onbegroeide plekken;
    • beperkt aandeel verspreide bomen;
    • beperken van recreatieve verstoring tijdens broedseizoen.
    soort
  • Poelkikker
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Poelkikker
    Populatiedoelstelling

    5 populaties van minimaal 200 roepende mannetjes in complex van 3-5 permanente kleine plassen of één of meer grote plassen

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    De kwaliteitseisen worden grotendeels gedekt door deze van Heikikker. Voortplantingswateren dienen jaarrond water te houden.

    soort
  • Rugstreeppad
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Rugstreeppad
    Populatiedoelstelling

    3 populaties van >200 roepende man op telkens 5 voortplantingsplaatsen, gelegen in de bovenloop van de Abeek, het centrale vennencomplex/Sonnisheide en de omgeving van Kelchterhoef.

    Deze doelstelling spoort samen met herstel van het heidelandschap-habitattypes 2310, 2330, 3130 en 3160, 4030, 4010 en vereist geen extra leefgebied.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Complex van geschikt water- en landhabitat in het heidelandschap.

    soort
  • Wespendief
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Wespendief
    Populatiedoelstelling

    Minstens behoud van de actuele populaties (2bp).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Naast de doelstellingen voor de boshabitats en het toepassen van de CDB is een verbetering van het foerageergebied noodzakelijk door een behoud en kwaliteitsverbetering van extensieve graslanden.

    soort
  • Zwarte specht, Middelste bonte specht
    Heide, vennen en bossen op en rond het Schietveld en de duinengordel
    Zwarte specht, Middelste bonte specht
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de actuele populaties.

    Deze doelstelling spoort samen met de oppervlakte doelstelling voor 9190, 9120, en behoeft géén extra leefgebied.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Bossen met voldoende variatie aan (loof)boomsoorten, voldoende oude bomen en open plekken. Deze doelstelling spoort samen met de doelstellingen voor de habitats 9190 en 9120.

    soort

Valleicomplex van de Mangelbeek

details ...

Dit landschap heeft een oppervlakte van 359 hectare en strekt zich uit van het brongebied van de Mangelbeek tot stroomafwaarts in het gebied Schansbeemden.

Het beekdallandschap van de Mangelbeek is een laaglandbeekdalsysteem met overgangen van voedselarme infiltratiegebieden met bossen en heide naar natte beekdalgronden, die overgaan van zure, ongebufferde biotopen in de bovenloop naar meer gebufferde laagveensystemen in de middenloop.

In het “Landschap van het valleicomplex van de Mangelbeek” komen een reeks van soorten en habitattypes voor, waarvoor de SBZ op Vlaams essentieel tot zeer belangrijk is:

  • laagveenhabitats (7410_meso):
  • loofbossen: oligotrofe tot mesotrofe valleibossen (91E0) en bos op de hogere valleigronden (9120,9190)

Belangrijkste doelstelling is kwaliteitsverbetering door herstel van een hydrologisch intact beekdalsysteem. Een natuurlijk hydrologisch regime en beekwater van een goede waterkwaliteit zijn primordiaal. Kwaliteitsverbetering is niet alleen noodzakelijk voor habitattype 3260, maar ook voor de aan laagveen gebonden habitats en soorten en het prioritair habitat van valleibossen. Knelpunten als te diepe ligging van de beek en verdroging, versnelde afvoer vanuit het brongebied worden opgelost.

Deze SBZ is zeer belangrijk voor valleibossen en bossen op hogere valleigronden. Vanuit de GIHD is een sterke toename van deze habitats voorzien. Binnen deze SBZ kunnen aan aantal grotere, aaneengesloten voedselarme loofboskernen gerealiseerd worden. Daarom streeft men naar een sterk uitbreiding van deze loofboshabitats, vooral door omvorming van naaldbossen en verdere successie in de beekdalen. Hierbij is het wel essentieel om voldoende open plekken en randzones voor soorten van open habitats te voorzien, zodat de beekdalen ook hiervoor kunnen functioneren als corridor. De vallei van de Mangelbeek heeft immers ook een belangrijke verbindingsfunctie aangezien ze aansluit bij de vallei van de Broekbeek (BE2200029) en de Laambroeken (BE2200031). In al deze aansluitende gebieden is tevens potentie tot ontwikkeling van gelijkaardige habitats en de habitattypische soorten die eraan gebonden zijn.

In functie van het leefgebied van habitattypische soorten als watersnip, moeras- en zompsprinkhaan, wekkertje, bosbeekjuffer, weidebeekjuffer, kleine ijsvogelvlinder e.v.a. is een kwaliteitsverbetering van de habitats noodzakelijk en dienen de habitats verweven te zijn met soortenrijke graslanden (ha, hp*,hr, hj) en regionaal belangrijke biotopen zoals rbb_ms, rbb_hc, rbb_hf. Minimaal een behoud van de oppervlakte en een kwaliteitsverbetering van deze soortenrijke graslanden en van de 14 ha regionaal belangrijke biotopen tot bloemrijke graslanden met een hoger voedselaanbod is noodzakelijk. Hiervan profiteert eveneens 1-2 bp porseleinhoen. Daarnaast is tevens het behoud van 24 ha wilgenstruwelen (rbbsf, rbbsm, rbbso) noodzakelijk. Deze hebben onder andere een belangrijke functie als nectarbron in het vroege voorjaar voor tal van ongewervelden en als deel van het leefgebied van onder andere grote vos en de vogelrichtlijnsoort blauwborst. Plaatselijk kan wilgenstruweel omgevormd worden in functie van de andere habitatdoelstellingen. Ter hoogte van op den Aenhof wordt 1 bp Roerdomp behouden. Dit vereist 20 ha extra leefgebied door omvorming.

Habitat - Valleicomplex van de Mangelbeek
  • Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
    habitattype_naam
    Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
    Valleicomplex van de Mangelbeek
    3260 - Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachion
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 0 ha.
    Toename door omvorming van de actuele oppervlakte, zodat dit habitattype verspreid over de Mangelbeek voorkomt. Een kwantificatie van de oppervlakte is moeilijk (ongeveer 3 km).
    Einddoel: 3 km.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Dynamisch meanderend riviersysteem met:

    • natuurlijke beek- en oeverstructuur;
    • natuurlijke stromings- en waterpeildynamiek;
    • helder water met een hoge stroomdiversiteit, zonder invasieve soorten en met voldoende zonbeschenen delen;
    • voldoen aan de richtwaarden voor oppervlaktewaterkwaliteit ‘kleine Kempische beek’ (conform Besluit van de Vlaamse regering dd. 21 mei 2010 voor wat betreft de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewateren, waterbodems en grondwater);
    • voldoende brede bufferzones langsheen de waterloop.
    habitat
  • Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    Valleicomplex van de Mangelbeek
    6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones, subtype 6430_hf - moerasspireaverbond (moerasspirearuigten)
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Actueel: 20 ha.
    Behoud actuele oppervlakte.
    Einddoel: 20 ha

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Bloemrijke, jaarlijks gemaaide graslanden in de beekvalleien die overgangen vormen naar dottergraslanden en/of kleine zeggenvegetaties.

    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    Valleicomplex van de Mangelbeek
    7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_meso - mineraalarm circumneutraal overgangsveen kleine zeggenvegetaties
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de actuele oppervlakte van 4.3 ha tot 5.3 ha, door omvorming vanuit verruigde, verboste situaties en het herstellen van de hydrologie.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goed ontwikkelde laagveenvegetaties met:

    • natuurlijke hydrologie met grondwaterstanden schommelend rond het maaiveld;
    • minder dan 10% boom-of struikopslag in het habitat;
    • 5 sleutelsoorten met een bedekking van minstens 70%;
    • buffering tegen externe invloeden;
    • inbedding in matrix van regionale belangrijke biotopen rbbhc en rbbhf.
    habitat
  • Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
    habitattype_naam
    Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
    Valleicomplex van de Mangelbeek
    9120_9190 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) en Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten, subtype beekbegeleidend bos
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 19 ha.
    Toename door omvorming van 25 ha.
    Einddoel: 44 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    De ecologische bosfunctie primeert en alle beheeringrepen zijn gericht op de ontwikkeling en substantiële verbetering van dit habitattype via volgende verbeteropgaven:

    • terugdringen van naaldhout en verwijderen van exoten;
    • verhogen aandeel dood hout;
    • verbeteren van de horizontale en verticale structuur met bijzondere aandacht voor de bosranden aansluitend bij habitattype 7140_meso.
    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Valleicomplex van de Mangelbeek
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_meso - mesotrofe elzenbroekbossen, 91E0_oli oligotrofe elzenbroekbossen
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 79 ha .
    Toename +15ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 5 ha.
    Einddoel: 94 ha.
    De uitbreiding vindt bij voorkeur plaats in deelgebied 1 in de vallei van de Mangelbeek waar grote oppervlakte niet habitatwaardig bos actueel stukken habitat doorbreekt.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    De ecologische bosfunctie primeert en alle beheeringrepen zijn gericht op de ontwikkeling en substantiële verbetering van dit habitattype:

    • gevarieerde bosstructuur met veel open plekken bestaande uit dottergraslanden, ruigten, kleine zeggevegetaties;
    • voldoende dood hout en sleutelsoorten;
    • herstel van een voor dit habitattype gunstige waterhuishouding (kwantitatief en kwalitatief) zodat grote kernen van het oligotrofe subtype en mesotroof subtype zich kunnen ontwikkelen;
    • ontwikkeling van structuurrijke bosranden;
    • buffering tegen externe invloeden.
    habitat
Soorten - Valleicomplex van de Mangelbeek
  • Ijsvogel
    Valleicomplex van de Mangelbeek
    Ijsvogel
    Populatiedoelstelling

    Jaarlijkse broedvogel met 4-6 broedparen

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied bestaande uit:

    • natuurlijke oevers met plaatselijk steile bij voorkeur zandige wanden;
    • voldoende helder water;
    • groot aanbod aan kleine vissen;
    • geschikte foerageergebieden met visrijke waterhabitats.
    soort
  • Porseleinhoen
    Valleicomplex van de Mangelbeek
    Porseleinhoen
    Populatiedoelstelling

    Jaarlijkse broedvogel met 1-2 broedparen. Dit vereist een oppervlakte leefgebied van 15-45 ha. De soort lift mee op de doelen van de habitats.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld leefgebied bestaande uit:

    • afwisseling van lage kruidachtige vegetatie en ruigten;
    • inbedding van 7140_meso en 6430 in matrix van rbb en soortenrijke graslanden;
    • stabiel grondwaterpeil rond maaiveldniveau met weinig fluctuaties (op zijn minst in de eerste helft van het broedseizoen op of boven maaiveld);
    • voldoende rust.
    soort
  • Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis
    Valleicomplex van de Mangelbeek
    Ruige/Gewone/Kleine dwergvleermuis, Rosse vleermuis
    Populatiedoelstelling

    Geen concreet populatiedoel

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Waterplassen die voor vleermuizen bereikbaar zijn vanuit de bosgebieden. Bosgebieden met een goede horizontale en verticale structuur. Bijzondere aandacht dient gegeven aan open plekken en geleidelijke bosranden, vooral nabij deze open waterpartijen en hun bereikbaarheid hiernaartoe.

    soort

Planten en dieren

De uitgestrekte heide is het leefgebied van de gladde slang, nachtzwaluw en boomleeuwerik. In de natte heide en vennen leven toppers als heikikker, gevlekte witsnuitlibel, gentiaanblauwtje en blauwborst. Uitzonderlijk wordt de blauwe kiekendief zwevend over de heide gezien. Knoflookpad, woudaap en roerdomp zouden in de plassen en moerassen moeten voorkomen, maar dat vraagt nog een bijkomende inspanning. De combinatie van bos, water en open heidegebied maakt dat dit een ideaal vleermuizengebied is: de laatvlieger, rosse vleermuis en ruige vleermuis leven er. De zwarte specht en de wespendief zijn bijzondere bosbewoners.

Habitattypes

Openstaande taakstelling

Gebied Naam
Mangelbeek
/gebied/mangelbeek
Gebied Referentie
mangelbeek
ID
24
BE2200030
vogelrichtlijngebied
BE2220313