Aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden

5,4 miljoengeraamde waarde van de jaarlijkse houtoogst in Natura 2000

Op 17 oktober 1988 werden de Vlaamse Vogelrichtlijngebieden door de Vlaamse Regering definitief aangewezen, op enkele latere wijzigingen na. Die aanwijzing gebeurde volgens de criteria aangegeven in de richtlijn en op basis van de toenmalige kennis.

Na de inwerkingtreding van de Vogelrichtlijn in 1981 werd het toenmalige Instituut voor Natuurboud in samenwerking met de dienst Natuurbehoud van de toenmalige Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap belast met het opstellen van het voorstel voor de gevraagde speciale beschermingszones. Beide instellingen zijn vertrokken van het voorbereidende werk uitgevoerd door de International Council for Bird Preservation (nu Birdlife International), die de opdracht had de selectie van gebieden over de verschillende toen nog EG-landen te coördineren. In Vlaanderen gebeurde dit door onderzoekers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en de Rijksuniversiteit Gent.

Bij de afbakening werd vertrokken van de criteria zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn, dit wil zeggen de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van deze soorten meest geschikte gebieden waarbij rekening wordt gehouden met de tendensen en de schommelingen van het populatiepeil en dit zowel voor de hier voorkomende soorten van bijlage I van de richtlijn als de niet in bijlage I genoemde en geregeld voorkomende trekvogels ten aanzien van hun broed-, rui- en overwinteringsgebieden en rustplaatsen in hun trekzones. Voor dit laatste moet bijzondere aandacht besteed worden aan de bescherming van watergebieden en in het bijzonder aan de watergebieden van internationale betekenis (de zogenaamde Ramsar-gebieden). Om te bepalen of een soort geregeld voorkomt, werd gebruik gemaakt van de internationale norm van de International Waterfowl Research Bureau (nu Wetlands International). Dat is 1% van een betrokken populatie, in dit geval de Noordwest-Europese en Baltische populatie.

Bij de afbakening werd, naast de gegevens van het ICBP-vooronderzoek, vertrokken van het archief van het International Waterfowl Research Bureau, de gegevens verzameld voor de Atlas van de Belgische Broedvogels (KBIN), de Atlas van de broedvogels in Limburg, en tal van andere rapporten en publicaties. Meer achtergrondinformatie over de toenmalige afbakening vind je hier.

De aanwijzing werd definitief door de Vlaamse Regering vastgesteld op 17 oktober 1988. Sindsdien werden op dezelfde wijze wijzigingen en aanvullingen aan de afbakening aangebracht:

  • 20 september 1996: het habitat ‘poldergraslanden en hun microreliëf’ werd bijgevoegd voor de gebieden ‘IJzervallei’, ‘Het Zwin’ en ‘Poldercomplex’
  • 23 juni 1998: begrenzingen van de 'Durme en middenloop van de Schelde' en 'Schorren en polders van de Beneden-Schelde' werden aangepast in het kader van de uitbreiding van de haven van Antwerpen
  • 17 juli 2000: de begrenzing van het 'Poldercomplex' werd aangepast in het kader van de uitbreiding van de achterhaven van Zeebrugge.