U bent hier
- Home
- Planten en dieren
- Tafeleend
Waarschuwingsbericht
Tafeleend
De Tafeleend is een middelgrote duikeend met een korte staart, een vrij lange hals en een lange snavel die overgaat in een schuin voorhoofd, zodat het kopprofiel driehoekig is. Het mannetje heeft een roestbruine kop, zwarte borst en anaalstreek en grijze rug en flanken. Het oog is rood, de snavel met donkergrijze basis, blauwgrijs middenstuk en zwarte top. Het vrouwtje is bruingrijs met iets grijzere rug en flanken. De snavel is dofgrijs met zwarte top. In de vlucht is een vrij egaal grijze bovenvleugel zichtbaar.
Het broedareaal strekt zich uit over heel Europa met het grootste deel van de populatie in een band van West-Europa tot in Rusland. In Vlaanderen is de Tafeleend een vrij talrijke broedvogel (600 tot 800 paren), met enkele kernen in o.a. het Vijvergebied Midden-Limburg, het Antwerpse (Blokkersdijk, De Kuifeend) en de Dijlevallei. De Tafeleend overwintert van Noordwest-Europa tot in Noord-Afrika. De grootte van de Vlaamse winterpopulatie kan aanzienlijk variëren van winter tot winter (maxima tussen 10.000 en 25.000 ex.). Vooral de Zeeschelde tussen Gent en Zandvliet is de voorbije 10 tot 15 jaar geëvolueerd tot een internationaal belangrijk overwinteringsgebied (tussen 5.000 en ruim 13.000 ex.). Andere gebieden waar de 1%-norm zeer regelmatig overschreden wordt zijn het rivierengebied te Mechelen-Willebroek-Lier en de Gentse kanaalzone (vooral in strenge winters).
De voornaamste bedreigingen zijn habitatverlies, verstoring en watervervuiling.
Het beheer moet gericht zijn op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waterrijke gebieden, vooral relatief ondiepe en vegetatierijke plassen als broedgebied en grote, open waterplassen en rivieren als overwinteringsgebied. Essentieel is het voorzien van voldoende rust in de overwinteringsgebieden.
De Tafeleend is een broedvogel van grote vijvergebieden en opspuitterreinen. Er hoeft voor deze soort niet echt veel randvegetatie voor te komen. Tijdens het broeden ziet men enkel het mannetje. Vanaf het uitkippen van de eieren is het vrouwtje met haar toom kuikens in open omgeving goed waarneembaar. s Winters zit deze soort op rivieren, kanalen, dokken en grote waterplassen. Foerageren gebeurt s nachts op kleinere plassen en kanalen waar de soort overdag niet of nauwelijks te zien is. Ze duiken tot op een diepte van 2 meter naar allerlei plantaardig of dierlijk materiaal, maar er wordt ook gegrondeld.
Doortrekker/overwinteraar in internationaal belangrijke aantallen (geregeld >1% van de biogeografische populatie in 1 of meerdere gebieden)
Natuur en Bos maakt enkel gebruik van functionele cookies op deze website. Lees onze privacyverklaring en ontdek ons cookiebeleid.