Wat betreft open graslandhabitats en ruigtes (6210, 6230, 6410, 6430, 6510) wordt er in de hele SBZ een extra oppervlakte van 55ha tot doel gesteld. Het grootste deel hiervan wordt gerealiseerd op de kanaalbermen. Deze open habitats worden versterkt, verbonden en gebufferd door regionaal belangrijke biotopen (bloemrijke graslandtypes, doornig struweel, kamgraslanden). In geval van intensief landbouwgebruik naast de graslandhabitats is het aangewezen voldoende bufferende maatregelen te nemen onder de vorm van kleine landschapselementen (houtkanten, heggen, boom- of struikschermen of struwelen).
Deze complexen van graslandhabitats zijn zonbeschenen en kennen slechts een zeer beperkte bladinval. Om dit te realiseren op deze steile hellingen kan het noodzakelijk zijn om rond de graslandhabitats ruimte te voorzien om beschaduwing te voorkomen, best in de vorm van korte graslandvegetaties.
Kleinschalige, structuurrijke landschappen bestaande uit een mozaïek van open, bloemrijke graslandcomplexen afgewisseld met ruigtes, goed ontwikkelde bosranden, (doorn)struwelen en kleine landschapselementen vormen het geschikt leefgebied voor allerhande dagvlinders (o.a. boswitje, heideblauwtje, klaverblauwtje, bruin dikkopje, Spaanse vlag, kleine ijsvogelvlinder, sleedoornpage, …) en andere insecten. Insectivore soorten als grauwe klauwier en verschillende vleermuissoorten zullen mee profiteren van de realisatie van een dergelijk landschap gekoppeld aan een op insecten gericht beheer, in combinatie met een extra oppervlakte van 5-10 ha regionaal belangrijke biotopen (kamgrasland en doornstruweel).