Het Blak

Algemene info

Natura 2000 gebied
BE2100019 - Het Blak, Kievitsheide, Ekstergoor en nabijgelegen kamsalamanderhabitats
Habitatrichtlijn gebieden Vogelrichtlijn gebieden Habitat- en vogelrichtlijn gebieden
Oppervlakte
698.00ha
Algemene Beschrijving
Typisch in dit gebied zijn de waterplassen die ontstaan zijn na de ontginning van klei. Die hebben nu een belangrijke natuurfunctie als leefgebied voor amfibieën zoals de kamsalamander en de heikikker. Ook zeldzame oeverplanten zoals vlottende bies en oeverkruid kun je er ontdekken.
Identificatie

Het Blak situeert zich in de Noorderkempen in de provincie Antwerpen, aan weerszijden van het kanaal Dessel-Schoten. Met zijn ongeveer 700 hectare is het een van de kleinste habitatrichtlijngebieden in Vlaanderen. Het bestaat uit zeven deelgebieden in de gemeenten Beerse, Rijkevorsel, Malle en Brecht.

Landelijke Beschrijving
Typisch voor deze streek is de baksteen- en non-ferro-industrie. Een groot deel van de regio is ontginningsgebied voor klei voor de baksteenindustrie. Tegenwoordig is er vooral aan de rand van de Kempense kleiputten industriële activiteit. In de verschillende deelgebieden liggen waterplassen die ontstaan zijn door kleiwinningen in het verleden. Het kanaal Dessel-Schoten snijdt recht door het gebied.
Actief in Gebied

Het Agentschap voor Natuur en Bos beheert 140 hectare van het gebied, Natuurpunt 23 hectare. Het grootste deel van de Kempense kleiputten is dus privé-eigendom. Een groot deel is bestemd voor kleiontginning met nabestemming natuur. Er is weinig landbouw, industrie, recreatie of woongebied, enkel aan de randen van de deelgebieden komt dat beperkt voor.

Gemeenten

Brecht (2960), Rijkevorsel (2310), Malle (2390), Beerse (2340)

Inspanningen

De leefgebieden van heikikker en kamsalamander moeten prioritair beschermd en versterkt worden. Voor alle amfibieën is het zeer belangrijk dat er contact is tussen de verschillende populaties. Het creëren van verbindingen staat dan ook hoog op het lijstje. Landbouwactiviteiten zorgen voor een vermesting van de plassen, wat dringend een halt moet worden toegeroepen.

Beperking van de invloed vanuit landbouwenclaves aanpalend aan Volharding en de Abtsheide.
Beperking van de invloed vanuit landbouwenclaves aanpalend aan Volharding en de Abtsheide.

Instroom van nutriënten (vermesting) naar de, van nature mineraal- en voedselarme, plassen van de Volharding dient opgeheven te worden. Verder is de landbouwenclave in de Abtsheide volledig omgeven door habitatrichtlijngebied (de landbouwenclave maakt ook deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk). De invloed van dit gebied op de tot doel gestelde natuurwaarden in het habitatrichtlijngebied dient in kaart te worden gebracht. Indien de landbouwenclave de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied – en in het bijzonder de heidedoelstellingen – in het gedrang zou brengen, zijn specifieke acties nodig. Indien impact op landbouwgebruik voorkomt, zou dit via bestaande instrumenten vergoed kunnen worden. Bovendien kan in sommige gevallen ook de landbouw een bijdrage leveren aan de realisatie van de natuurdoelen (dus niet alleen probleemoplossend) en hiervoor een vergoeding ontvangen. Sowieso dient steeds in overleg met belanghebbenden een oplossing gezocht.

Kwaliteitsverbetering oeverzones plassen
Kwaliteitsverbetering oeverzones plassen

Voor het verhogen van natuurwaarden in de plassen is een herprofilering van één of meerdere kleiputten noodzakelijk. Het resultaat moet een toename van het Europees habitat 3130 (de oeverkruidvegetaties) zijn. De grote plassen in het habitatrichtlijngebied lenen zich hiertoe het best. Ze zijn gedeeltelijk in eigendom van het Agentschap voor Natuur en Bos (Volharding) en gedeeltelijk in private handen (De Leeuwerik, Het Blak). Om de doelstelling te bereiken moet naar samenwerking gezocht worden.

Omvorming bestaande naaldbossen naar zuurminnende eikenbossen
Omvorming bestaande naaldbossen naar zuurminnende eikenbossen

Naaldbossen in deelgebieden Blak-Abtsheide (boscomplex Blakheide) en Hoge Bergen-Ekstergoor, moeten door gericht beheer worden omgevormd naar de nagestreefde loofbossen op droge zandgronden. Voor de bossen, beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos (Hoge Bergen en Abtsheide), wordt er van uitgegaan dat op termijn minimaal 80% van de bosoppervlakte zal evolueren in de gewenste richting door de toepassing van de bestaande beheervisie van het Agentschap. In de private bossen gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk kan omvorming gerealiseerd worden via de toepassing van de Criteria Duurzaam Bosbeheer. Minimaal 20% Europees boshabitat wordt hierdoor gerealiseerd in deze naaldbossen.

Ontsnipperende maatregelen voor amfibieën
Ontsnipperende maatregelen voor amfibieën

Voor het duurzaam voorkomen van amfibieën is het belangrijk dat deze vrij kunnen migreren. De samenhang tussen populaties moet zo goed mogelijk worden bewaard en waar mogelijk worden hersteld of versterkt. Mogelijkerwijze moeten ontsnipperende maatregelen genomen worden t.h.v. bestaande wegen of bij de aanleg van nieuwe weginfrastructuur. Beter inzicht is nodig in het voorkomen van populaties van de tot doel gestelde amfibieën zodat de meest efficiënte ontsnipperende maatregelen kunnen worden genomen.

Ontwikkeling van heidekernen
Ontwikkeling van heidekernen

Voor de realisatie van de twee beoogde heidekernen – samen met een oppervlakte van 55 ha – wordt gemikt op de deelgebieden: (a) Klokkeven-Volharding en (b) Blak-Abtsheide. Beide vereisen samenwerkingsverbanden (Voor a/ tussen ANB, Natuurpunt en de wildbeheereenheid actief te Klokkeven, voor b/ tussen het Agentschap voor Natuur en Bos en kleiontginners).

Reddingsmaatregelen voor het leefgebied van de heikikker
Reddingsmaatregelen voor het leefgebied van de heikikker

De versterking van de resterende populaties van heikikker (Ekstergoor-Hoge Bergen en Volharding-Klokkeven) zodat ze voor de toekomst kan worden behouden. In deelgebied Volharding dienen specifieke acties te worden overwogen door het Agentschap voor Natuur en Bos (Volharding) en de wildbeheereenheid actief in de omgeving van ‘Klokkeven’.Voor het nemen van maatregelen in deelgebied Ekstergoor-Hoge Bergen zal de aandacht liggen op de omgeving van de voormalige startbaan. Het gebied is in eigendom van het Agentschap voor Natuur en Bos. Maatregelen kunnen in principe op korte termijn worden opgestart.

Uitbreiding van het leefgebied voor de Kamsalamander
Uitbreiding van het leefgebied voor de Kamsalamander

Met het oog op het duurzaam behoud van de kamsalamander dienen de beste leefgebieden gericht te worden versterkt. O.m. dienen clusters van poelen te worden gerealiseerd die omgeven zijn door geschikt landhabitat (bosjes en houtkanten). Het Agentschap voor Natuur en Bos nam al een eerste initiatief in het deelgebied Hoge Bergen–Ekstergoor door het aanleggen van enkele poelen. Bijkomende inspanningen zijn nog nodig in andere delen van het habitatrichtlijngebied i.h.b. in de deelgebieden Blak-Abtsheide en De Leeuwerik. De mogelijkheden voor samenwerking met privé-eigenaars (o.a. landbouwers) dient hierbij onderzocht.

Specifieke natuurdoelen

De kwaliteit van de oevervegetaties van de plassen moet verbeterd en uitgebreid worden. Bij de poelen en vennen is het behoud en de versterking belangrijk, omdat die leefgebieden cruciaal zijn voor de rijke amfibieënfauna. Het is voor de kamsalamander ook noodzakelijk dat de bestaande populaties met elkaar worden verbonden. Er wordt gestreefd naar grotere, aaneengesloten stukken heide met een vermindering van de huidige verbossing en vergrassing. Ten slotte moeten de jonge loofbossen zich verder kunnen ontwikkelen en zal er 40 hectare naaldbos worden omgevormd tot loofbos.

Een 250 ha in het gebied bestaat uit bos. In de deelgebieden Kievitsheide, Blak-Blakheide en Hoge Bergen-Ekstergoor gaat het vooral om naaldbos. In de andere deelgebieden overweegt loofhout. Zowel op droge als op natte gronden kunnen zich geleidelijk boshabitats ontwikkelen die behoren tot de Europees te beschermen boshabitats.
Op de natste gedeelten van het gebied treft men vooral “alluviale” bostypes aan. Deze bostypes komen verspreid in het gebied voor, maar meestal wel nabij of op oude ontginningslocaties waar de lagere ligging in het landschap een hogere bodemvochtigheid verklaart. Voor de alluviale boshabitats wordt het behoud van de oppervlakte en de kwaliteit van de bestaande habitatvlekken beoogd.
De zogenaamde oude, zuurminnende eikenbossen hebben de meeste kansen op de drogere gronden. De huidige droge boshabitats zijn nog relatief jong en danken hun ontstaansgeschiedenis indirect aan de kleiontginning. Langs de randen van de ontginningslocaties groeiden spontaan inheemse boomsoorten. De (korte) ontstaansgeschiedenis verklaart ook de relatief beperkte ontwikkeling van flora en fauna en het enigszins versnipperde karakter van deze bossen. De verdere ontwikkeling van deze jonge loofbossen wordt tot doel gesteld (circa 50 ha). Daarnaast wordt een toename met 80 ha naar voor geschoven, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 23 ha. De totale doelstelling van 130 ha kwalitatief oud zuurminnend eikenbos wordt beoogd in de deelgebieden Blak-Abtsheide (boscomplex Blakheide) en Hoge Bergen-Ekstergoor.

In de Kempense kleiputten komen verschillende droge heidevegetaties, vochtige heide en stuifduinen voor. Het betreft de Europees beschermde habitats:

  • Habitattype 2330 - Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen;
  • Habitattype 4030 - Droge Europese heide;
  • Habitattype 4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix en
  • Habitattype 7150 - Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion.

De totale oppervlakte van deze habitattypes bedraagt momenteel ca. 26 ha. Deze oppervlakte komt gefragmenteerd voor in bijna alle deelgebieden van deze speciale beschermingszone behalve in deelgebied De Leeuwerik. Buiten het gegeven dat de totale oppervlakte aan heidehabitats klein is, is vooral het gegeven dat deze habitats heel gefragmenteerd voorkomen (eenheden doorgaans kleiner dan 2 ha) problematisch. Doordat de voorkomende heiderelicten sterk versnipperd voorkomen en weinig samenhangend zijn, ontbreken de habitattypische soorten of zijn deze erg zeldzaam.De kwaliteit van de heidegebieden dient ook sterk te worden verbeterd. Verbossing en vergrassing door vegetatiesuccessie, waardoor voortdurend oppervlakte- en kwaliteitsverlies dreigt, zijn belangrijke aandachtspunten.

Om de heidehabitats voor het gebied te behouden en te voorzien in een goede kwaliteit wordt gestreefd naar grotere, aaneengesloten kernen. Binnen de grenzen van het habitatrichtlijngebied worden twee kerngebieden tot doel gesteld, samen met een oppervlakte van ca. 40 tot 50 ha. De totale beoogde oppervlakte van de heidehabitats in het gebied bedraagt:55 ha, zijnde 29 ha meer dan nu aanwezig is.Hierbij wordt vertrokken van de belangrijkste heiderelicten. Deze zijn gelegen in deelgebied 5 Volharding-Klokkeven en in deelgebied 2a Blak-Abtsheide. Dit is vanuit beheeroogpunt gemakkelijker en kosten efficiënter dan volledig in te zetten op (louter) het behoud van de bestaande heiderelicten en zal ook kansen bieden aan habitattypische heidesoorten als klokjesgentiaan, groentje, levendbarende hagedis, boomleeuwerik en nachtzwaluw.

Onder ‘poelen en vennen’ verstaan we kleine, ondiepe wateren. In het gebied betreft het onder meer waterlichamen die ontstaan zijn door oude, artisanale kleiontginningen, veedrinkpoelen, natuurlijke poelen en met het oog op natuurontwikkeling gegraven poelen. Anderzijds zijn er de plassen die groter en dieper zijn en allemaal ontstaan zijn door kleiontginning. Aan beide zijn specifieke Europees beschermde natuurwaarden (habitattypes en soorten) verbonden.

De poelen en vennen zijn vooral belangrijk voor de rijke amfibieënfauna: heikikker, poelkikker en kamsalamander. Voor het duurzaam voorkomen van deze soorten dient in eerste instantie gewerkt te worden aan inrichting en beheer van kerngebieden waar kwalitatief goed ontwikkelde voortplantingsgebieden en landhabitats samen voorkomen. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor migratiemogelijkheden tussen populaties. De kamsalamander vraagt bijzondere aandacht omdat dit gebied ‘zeer belangrijk’ is voor het behoud van de Kamsalamander in Vlaanderen. Maar ook voor heikikker is aandacht nodig aangezien het voorkomen van de soort in het gebied wellicht nog niet ten volle gekend is en wellicht grote populaties voorkomen.

De oevers van heel wat plassen herbergen typische vegetaties die behoren tot het Europees beschermde habitattype 3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflorae en/of de Isoëto-Nanojuncetea. Het habitatrichtlijngebied is ‘essentieel’ voor dit habitattype en heeft dus een grote bijdrage aan het realiseren van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen voor dit habitat in Vlaanderen. Binnen het gebied is er meer dan 102 ha van dit habitat aanwezig. Hierin zijn zowel de eigenlijke oevervegetaties als de grote wateroppervlakken van de betreffende plassen begrepen. De kwalitatieve verbetering en de toename van de eigenlijke oevervegetaties vormen de basis bij het formuleren van doelen.

In het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het habitattype spelen ook de bossen of heidegebieden er omheen een belangrijke rol aangezien deze als buffer/scherm fungeren ten aanzien van negatieve invloeden uit te omgeving.

De plassen spelen daarnaast ook een belangrijke rol voor eenden, ganzen, zwanen en steltlopers. Dit heeft vooral te maken met de rust op en nabij de plassen. Door het verbeteren van de kwaliteit van de plassen en het behoud van de rust kan de waarde van de plassen voor deze watervogels nog verhogen. De plassen zijn ook belangrijk voor vleermuizen die foerageren boven waterpartijen en hun zomerverblijfplaatsen hebben in bosgebieden.

Boslandschap

details ...

Een 250 ha in het gebied bestaat uit bos. In de deelgebieden Kievitsheide, Blak-Blakheide en Hoge Bergen-Ekstergoor gaat het vooral om naaldbos. In de andere deelgebieden overweegt loofhout. Zowel op droge als op natte gronden kunnen zich geleidelijk boshabitats ontwikkelen die behoren tot de Europees te beschermen boshabitats.
Op de natste gedeelten van het gebied treft men vooral “alluviale” bostypes aan. Deze bostypes komen verspreid in het gebied voor, maar meestal wel nabij of op oude ontginningslocaties waar de lagere ligging in het landschap een hogere bodemvochtigheid verklaart. Voor de alluviale boshabitats wordt het behoud van de oppervlakte en de kwaliteit van de bestaande habitatvlekken beoogd.
De zogenaamde oude, zuurminnende eikenbossen hebben de meeste kansen op de drogere gronden. De huidige droge boshabitats zijn nog relatief jong en danken hun ontstaansgeschiedenis indirect aan de kleiontginning. Langs de randen van de ontginningslocaties groeiden spontaan inheemse boomsoorten. De (korte) ontstaansgeschiedenis verklaart ook de relatief beperkte ontwikkeling van flora en fauna en het enigszins versnipperde karakter van deze bossen. De verdere ontwikkeling van deze jonge loofbossen wordt tot doel gesteld (circa 50 ha). Daarnaast wordt een toename met 80 ha naar voor geschoven, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 23 ha. De totale doelstelling van 130 ha kwalitatief oud zuurminnend eikenbos wordt beoogd in de deelgebieden Blak-Abtsheide (boscomplex Blakheide) en Hoge Bergen-Ekstergoor.

Habitat - Boslandschap
  • Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)
    habitattype_naam
    Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)
    Boslandschap
    9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel 50 ha
    Toename
    Doelstelling tot 130 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 23 ha. Deze toename zal gerealiseerd worden in de grotere aaneengesloten boscomplexen van de Blakheide (deelgebied 2a) en Hoge Bergen-Ekstergoor (deelgebied 2b).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voor de bestaande bossen met reeds een zekere affiniteit tot dit habitatype (ca. 50 ha) is het doel op middellange termijn (ca. 50 jaar) te komen tot een goede ontwikkelde, oude inheemse bosbestanden met voldoende structuurrijkdom. Voor de bijkomende 80 ha worden binnen genoemde termijn gemengde bestanden beoogd met oude bomen (toekomstbomen), open plekken, geleidelijke bosranden.

    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Boslandschap
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Minimaal het behoud van de bestaande oppervlakte (8,21 ha). De doelstelling kan gerealiseerd kunnen worden op domeinen van het ANB en private natuurvereniging.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Minimaal het behoud van de bestaande kwaliteit.

    habitat
Soorten - Boslandschap
  • Gewone dwergvleermuis
    Boslandschap
    Gewone dwergvleermuis
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de bestaande populaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Behoud van de bestaande kwaliteit van de leefgebieden, behoud van de connectiviteit tussen de gebieden.

    soort
  • Laatvlieger
    Boslandschap
    Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de bestaande populaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Behoud van de bestaande kwaliteit van de leefgebieden, behoud van de connectiviteit tussen de gebieden.

    soort
  • Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Boslandschap
    Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Minstens het behoud van de totale oppervlakte
    aan (zomer)verblijfplaatsen (=bossen) en foerageergebieden (=alle waterplassen, poelen en vennen in het gebied).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Waterplassen die voor vleermuizen bereikbaar zijn vanuit de bosgebieden. Bosgebieden met een goede horizontale en verticale structuur. Gericht beheer van bossen volgens de Criteria voor Duurzaam Bosbeheer (voor privé-boseigendommen gelegen in VEN) en via de beheervisie (voor het Agentschap voor Natuur en Bos) speelt hier in principe voldoende op in. Bijzondere aandacht dient gegeven aan oude bomen , open plekken en geleidelijke bosranden, vooral nabij open waterpartijen.

    soort

Heidelandschap

details ...

In de Kempense kleiputten komen verschillende droge heidevegetaties, vochtige heide en stuifduinen voor. Het betreft de Europees beschermde habitats:

  • Habitattype 2330 - Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen;
  • Habitattype 4030 - Droge Europese heide;
  • Habitattype 4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix en
  • Habitattype 7150 - Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion.

De totale oppervlakte van deze habitattypes bedraagt momenteel ca. 26 ha. Deze oppervlakte komt gefragmenteerd voor in bijna alle deelgebieden van deze speciale beschermingszone behalve in deelgebied De Leeuwerik. Buiten het gegeven dat de totale oppervlakte aan heidehabitats klein is, is vooral het gegeven dat deze habitats heel gefragmenteerd voorkomen (eenheden doorgaans kleiner dan 2 ha) problematisch. Doordat de voorkomende heiderelicten sterk versnipperd voorkomen en weinig samenhangend zijn, ontbreken de habitattypische soorten of zijn deze erg zeldzaam.De kwaliteit van de heidegebieden dient ook sterk te worden verbeterd. Verbossing en vergrassing door vegetatiesuccessie, waardoor voortdurend oppervlakte- en kwaliteitsverlies dreigt, zijn belangrijke aandachtspunten.

Om de heidehabitats voor het gebied te behouden en te voorzien in een goede kwaliteit wordt gestreefd naar grotere, aaneengesloten kernen. Binnen de grenzen van het habitatrichtlijngebied worden twee kerngebieden tot doel gesteld, samen met een oppervlakte van ca. 40 tot 50 ha. De totale beoogde oppervlakte van de heidehabitats in het gebied bedraagt:55 ha, zijnde 29 ha meer dan nu aanwezig is.Hierbij wordt vertrokken van de belangrijkste heiderelicten. Deze zijn gelegen in deelgebied 5 Volharding-Klokkeven en in deelgebied 2a Blak-Abtsheide. Dit is vanuit beheeroogpunt gemakkelijker en kosten efficiënter dan volledig in te zetten op (louter) het behoud van de bestaande heiderelicten en zal ook kansen bieden aan habitattypische heidesoorten als klokjesgentiaan, groentje, levendbarende hagedis, boomleeuwerik en nachtzwaluw.

Habitat - Heidelandschap
  • Open graslanden op landduinen (2330)
    habitattype_naam
    Open graslanden op landduinen (2330)
    Heidelandschap
    2330 - Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    De huidige oppervlakte in deelgebied 2c Duivelskuil wordt behouden (=1ha). Binnen de grenzen van het SBZ-H wordt geen verdere toename voorzien.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Korte vegetaties, geen boomopslag en met voldoende dynamiek.

    habitat
  • Vochtige heide met slenken en plagplekken (4010_7150)
    habitattype_naam
    Vochtige heide met slenken en plagplekken (4010_7150)
    Heidelandschap
    4010_7150 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix en Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte is 10 ha.
    Doelstelling is toename met 25 ha tot een totale oppervlakte van 35 ha. Toename (middels omvorming) wordt gezocht binnen deelgebied 2a (Lage heide-Abtsheide) deelgebied 2b Hoge Bergen-Ekstergoor en deelgebied 5 Klokkeven-Volharding .

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkelde heidegebieden: beperkte boomopslag, aandeel pijpenstrootje beperkt en pioniersstadia aanwezig (=habitattype 7150). Behoud van de bestaande goede lokale staat van instandhouding in de Duivelskuil (deelgebied 2c) en De Bonte Klepper (deelgebied 5).

    habitat
  • Droge heide (4030)
    habitattype_naam
    Droge heide (4030)
    Heidelandschap
    4030 - Droge Europese heide
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte is 15 ha, verspreid over vele habitatvlekken en vele deelgebieden.
    Doel is de versterking vanuit bestaande kernen van droge heide en/of kernen van andere habitats in de heidesfeer. Het doel is een totale oppervlakte van 19 ha droge heide met twee belangrijke kernen nl. in deelgebieden: (a) 2a (Lage heide-Abtsheide) (b) 5 Klokkeven-Volharding .

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Met het oog op een hoge structuurrijkdom dienen alle ouderdomsstadia (van pionier- tot degeneratiestadium) aanwezig te zijn. Het aandeel Pijpenstrootje en de verbossingsgraad dienen beperkt te zijn (overeenkomstig voldoende tot goede locale staat van instandhouding).

    habitat
Soorten - Heidelandschap
  • Gewone dwergvleermuis
    Heidelandschap
    Gewone dwergvleermuis
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de bestaande populaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Behoud van de bestaande kwaliteit van de leefgebieden, behoud van de connectiviteit tussen de gebieden.

    soort
  • Heikikker
    Heidelandschap
    Heikikker
    Populatiedoelstelling

    Het voorkomen van de soort hangt niet enkel af van de oppervlakte van vennen, poelen en plassen maar ook van de heidehabitats en bossen (landhabitat). De oppervlaktedoelstellingen die vermeld zijn onder deze twee laatste habitatclusters zijn in principe toereikend en dekkend voor de populatiedoelstellingen van deze soort.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Het voorkomen van de soort hangt niet enkel af van de kwaliteit van vennen, poelen en plassen maar ook van de heidehabitats en bossen (landhabitat). De oppervlaktedoelstellingen die vermeld zijn onder deze habitatclusters zijn in principe toereikend en dekkend voor de doelstellingen van deze soort.

    soort
  • Laatvlieger
    Heidelandschap
    Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de bestaande populaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Behoud van de bestaande kwaliteit van de leefgebieden, behoud van de connectiviteit tussen de gebieden.

    soort
  • Poelkikker
    Heidelandschap
    Poelkikker
    Populatiedoelstelling

    Het voorkomen van de soort hangt niet enkel af van de oppervlakte van vennen, poelen en plassen maar ook van de heidehabitats en bossen (landhabitat). De oppervlaktedoelstellingen die vermeld zijn onder deze twee laatste habitatclusters zijn in principe toereikend en dekkend voor de populatiedoelstellingen van deze soort.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Het voorkomen van de soort hangt niet enkel af van de kwaliteit van vennen, poelen en plassen maar ook van de heidehabitats en bossen (landhabitat). De oppervlaktedoelstellingen die vermeld zijn onder deze habitatclusters zijn in principe toereikend en dekkend voor de doelstellingen van deze soort.

    soort

Poelen, vennen en plassen

details ...

Onder ‘poelen en vennen’ verstaan we kleine, ondiepe wateren. In het gebied betreft het onder meer waterlichamen die ontstaan zijn door oude, artisanale kleiontginningen, veedrinkpoelen, natuurlijke poelen en met het oog op natuurontwikkeling gegraven poelen. Anderzijds zijn er de plassen die groter en dieper zijn en allemaal ontstaan zijn door kleiontginning. Aan beide zijn specifieke Europees beschermde natuurwaarden (habitattypes en soorten) verbonden.

De poelen en vennen zijn vooral belangrijk voor de rijke amfibieënfauna: heikikker, poelkikker en kamsalamander. Voor het duurzaam voorkomen van deze soorten dient in eerste instantie gewerkt te worden aan inrichting en beheer van kerngebieden waar kwalitatief goed ontwikkelde voortplantingsgebieden en landhabitats samen voorkomen. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor migratiemogelijkheden tussen populaties. De kamsalamander vraagt bijzondere aandacht omdat dit gebied ‘zeer belangrijk’ is voor het behoud van de Kamsalamander in Vlaanderen. Maar ook voor heikikker is aandacht nodig aangezien het voorkomen van de soort in het gebied wellicht nog niet ten volle gekend is en wellicht grote populaties voorkomen.

De oevers van heel wat plassen herbergen typische vegetaties die behoren tot het Europees beschermde habitattype 3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflorae en/of de Isoëto-Nanojuncetea. Het habitatrichtlijngebied is ‘essentieel’ voor dit habitattype en heeft dus een grote bijdrage aan het realiseren van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen voor dit habitat in Vlaanderen. Binnen het gebied is er meer dan 102 ha van dit habitat aanwezig. Hierin zijn zowel de eigenlijke oevervegetaties als de grote wateroppervlakken van de betreffende plassen begrepen. De kwalitatieve verbetering en de toename van de eigenlijke oevervegetaties vormen de basis bij het formuleren van doelen.

In het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het habitattype spelen ook de bossen of heidegebieden er omheen een belangrijke rol aangezien deze als buffer/scherm fungeren ten aanzien van negatieve invloeden uit te omgeving.

De plassen spelen daarnaast ook een belangrijke rol voor eenden, ganzen, zwanen en steltlopers. Dit heeft vooral te maken met de rust op en nabij de plassen. Door het verbeteren van de kwaliteit van de plassen en het behoud van de rust kan de waarde van de plassen voor deze watervogels nog verhogen. De plassen zijn ook belangrijk voor vleermuizen die foerageren boven waterpartijen en hun zomerverblijfplaatsen hebben in bosgebieden.

Habitat - Poelen, vennen en plassen
  • Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
    Poelen, vennen en plassen
    3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojunctea
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Doel is behoud van de actuele oppervlakte van het habitattype van 102 ha. Een verdubbeling van de feitelijke oppervlakte aan oeverkruidvegetaties wordt beoogd.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voor minstens 2 van de grote plassen waar het habitat voorkomt (deelgebied 2a, deelgebied 4, deelgebied 5) geleidelijk hellende oevers (verhouding 1:10). Dit in het bijzonder voor de zuidoostelijk gelegen oever van deze plassen. Kwalitatieve doelstelling is ook een natuurlijke trofie voor de betreffende plassen.

    habitat
  • Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150)
    Poelen, vennen en plassen
    3150 - Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Behoud van de huidige oppervlakte van 1 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Helder, matig nutriëntenrijk (niet hypertroof) water met een matige stikstof- en fosforconcentratie en een min of meer neutrale tot matig alkalische pH. Een vollediger ecosysteem met meer typische soorten.

    habitat
Soorten - Poelen, vennen en plassen
  • Drijvende waterweegbree
    Poelen, vennen en plassen
    Drijvende waterweegbree
    Populatiedoelstelling

    Doelstelling is één grote aaneengesloten populatie of verschillende structureel samenhangende groeiplaatsen, samen meer dan 50 m2 en met meer dan 1.000 planten per populatie. Deze doelstelling dient behaald in deelgebied 5 Klokkeven-Volharding.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Initiëren van dynamische processen en voldoende zonlicht ter hoogte van de groeiplaatsen. Waterkwaliteit overeenkomstig de vereisten van het habitatype.

    soort
  • Gewone dwergvleermuis
    Poelen, vennen en plassen
    Gewone dwergvleermuis
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de bestaande populaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Behoud van de bestaande kwaliteit van de leefgebieden, behoud van de connectiviteit tussen de gebieden.

    soort
  • Heikikker
    Poelen, vennen en plassen
    Heikikker
    Populatiedoelstelling

    Uitbreiding van de huidige populatie van Hoge Bergen-Ekstergoor (deelgebied 2b) tot een kernpopulatie (= minimaal 200 roepende mannetjes). Realisatie van satellietpopulaties hierrond. In geval dat aanwezigheid van deze soort in deelgebied 5 Klokkeven-Volharding wordt bevestigd, wordt ook hier een kernpopulatie (= minimaal 200 roepende mannetjes) voorop gesteld.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Er dient een complex van geschikte water- en landhabitats te worden gerealiseerd in de omgeving van Hoge Bergen-Ekstergoor. Dit dient een complex te zijn van vochtige heide, vochtig bos en oligotrofe wateren (minstens 5 geschikte poelen). Als richtcijfers moeten al deze habitats, inclusief het complex aan vennen, gelegen zijn op een onderlinge afstand van minder dan 1km. Een oppervlakte van ongeveer 10 ha dient optimaal ingericht te worden ten behoeve van deze soort. Uitbreidingskansen naar andere potentiële leefgebieden (satelietpopulaties) dienen behouden te worden (geen versnipperende ingrepen op een afstand van minder dan 1 km rond het leefgebied. Mocht blijken dat de soort effectief ook voorkomt in Volharding wordt ook daar een leefgebied, voornamelijk bestaande uit vochtige heiden en vennen, tot doel gesteld.

    soort
  • Kamsalamander
    Poelen, vennen en plassen
    Kamsalamander
    Populatiedoelstelling

    Minimaal 3 populaties moeten uitgroeien tot voldoende grote kernpopulaties waar de soort duurzaam kan voorkomen. Dit wordt beoogd voor deelgebied 2b Hoge Bergen-Ekstergoor, deelgebied 2a Blak-Abtsheide ter hoogte van Pomp-Poelberg en deelgebied 4 De Leeuwerik.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Er worden complexen beoogd van minstens 3 tot 5 geschikte poelen in de hiernaast genoemde deelgebieden. Hierbij zijn de poelen ingebed in een kleinschalig landschap met bossen, ruigtevegetaties, houtwallen en niet tot weinig bemeste graslanden. Binnen de kernpopulaties dient eutrofiëring te worden vermeden.

    soort
  • Laatvlieger
    Poelen, vennen en plassen
    Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de bestaande populaties

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Behoud van de bestaande kwaliteit van de leefgebieden, behoud van de connectiviteit tussen de gebieden.

    soort
  • Poelkikker
    Poelen, vennen en plassen
    Poelkikker
    Populatiedoelstelling

    Voor huidige populaties worden duurzame kernpopulaties beoogd (minimaal 200 roepende mannetjes) in deelgebied 5 Volharding-Klokkeven en in de omgeving van deelgebied 2a Blak-Abtsheide. Deze laatste meer specifiek in de Abtsheide en in de Lage Heide (respectievelijk ten zuiden en ten noorden van de Rijkevorselseweg).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Er dienen maatregelen getroffen op de locaties waar de soort voorkomt zoals aanleg van nieuwe of de herstel van bestaande voortplantingsbiotopen. Een cluster van minimaal 3 tot 5 geschikte poelen dient gerealiseerd worden beoogd. Onderlinge verbondenheid van populaties die voorkomen binnen eenzelfde deelgebied (ihb deelgebied 2a).

    soort
  • Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Poelen, vennen en plassen
    Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Minstens het behoud van de totale oppervlakte aan (zomer)verblijfplaatsen (=bossen) en foerageergebieden (= alle waterplassen, poelen en vennen in het gebied).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Waterplassen die voor vleermuizen bereikbaar zijn vanuit de bosgebieden. Bosgebieden met een goede horizontale en verticale structuur. Gericht beheer van bossen volgens de Criteria voor Duurzaam Bosbeheer (voor privé-boseigendommen gelegen in VEN) en via de beheervisie (voor het Agentschap voor Natuur en Bos) speelt hier in principe voldoende op in. Bijzondere aandacht dient gegeven aan oude bomen , open plekken en geleidelijke bosranden, vooral nabij open waterpartijen.

    soort

Planten en dieren

De oevers van de plassen in het gebied herbergen vaak zeldzame plantjes. Wie goed zoekt, kan kleine, weinig opvallende groene plantjes zoals naaldwaterbies en oeverkruid vinden. Dankzij de rustige ligging bezoeken ook veel eenden, ganzen, zwanen en steltlopers de plassen. De poelen en vennen zijn belangrijk voor verschillende amfibieën, zoals de poelkikker, de heikikker en de kamsalamander. Op de heide kun je de nachtzwaluw en de boomleeuwerik zien rondvliegen, die er ook broeden.

Habitattypes

Openstaande taakstelling

Gebied Naam
Het Blak
/gebied/het-blak
Gebied Referentie
het_blak
ID
20
BE2100019