Mozaïekrijk weidevogelgebied met KLE’s en natte graslanden, - SBZ-V BE2101538

Grote delen van het vogelrichtlijngebied zijn in landbouwgebruik. Kleinschalige agrarische landschappen die aansluiten op heidegebieden vormen belangrijke foerageergebieden voor de kenmerkende heidevogels als blauwe kiekendief en korhoen. De tussenliggende graslandpercelen variëren sterk in trofie- en vochtigheidsgraad (van droog over vochtig tot zeer nat). In de graslandpercelen zijn er poelen, tijdelijke natte depressies en permanente wateren. Daarnaast verschillen ze van begraasd tot verruigd. Er is een rijk en gevarieerd prooiaanbod aan ongewervelden, visjes, amfibieën, kleine zoogdieren en zangvogels.

Naast soorten die in nat grasland broeden, vinden soorten die in natte graslanden foerageren zoals kemphaan, regenwulp, zwartkopmeeuw, grote zilverreiger, roerdomp, bruine kiekendief en doortrekkende en overwinterende eendensoorten zoals bergeend, krakeend, kuifeend, pijlstaart, slobeend, smient, tafeleend en wintertaling er ook een plaats. Om de verschillende ruimte-eisende soorten voldoende foerageermogelijkheden te bieden zijn één of meerdere graslandcomplexen met een gezamenlijke oppervlakte van 200 ha nodig, waarvan minstens 100 ha nat tot zeer nat is. Globaal hebben deze graslandcomplexen een open tot halfopen karakter.

Lokaal is er een dicht netwerk van KLE’s en structuurrijke overgangen naar aansluitende natuurcomplexen. Het netwerk van KLE’s vormt ook leefgebied voor vleermuizen spec. en kamsalamander. Binnen het mozaïekrijk weidevogelgebied liften ook verschillende rbb’s mee.