Natura2000

De specifieke natuurdelen van een soort worden uitgedrukt in termen van behouds- en verbeteropgaven betreffende de populatieomvang en de kwaliteit van het leefgebied:

• Populatiedoelstellingen: Dit wordt uitgedrukt in termen van behoud of uitbreiding van populatiegrootte. Deze grootte wordt uitgedrukt op de meest geschikte wijze voor de soort. Dit kan variëren van aantallen broedkoppels over aantallen zangposten tot aantallen kolonies. Ook hierbinnen kan worden gewerkt met ofwel vorken ofwel minimumdoelen.

  Wanneer nodig kan hier een situering met een toponiem worden gebruikt om aan te geven waar dit zal gebeuren.

• Kwaliteitseisen aan de leefgebieden: Dit wordt uitgedrukt in termen van behoud of verbetering van de kwaliteit, waarbij het grote verschil ten opzichte van habitattypes is dat hier de kwaliteitsdoelen oppervlaktes kunnen bevatten voor de verschillende gebruikte leefgebieden (bijvoorbeeld broedplaatsen of foerageergebieden).

  Voor de leefgebieden wordt aangegeven welke habitattypes, regionaal belangrijke biotopen of andere vegetaties hiervoor vereist zijn. Waar mogelijk wordt (in een vork) aangegeven welke oppervlaktes hiervan nodig zijn. Daarnaast worden eventuele eisen op vlak van ecologische processen, vegetatiestructuur en landschapsecologische relaties vermeld.

  Wanneer nodig kan er een situering met een toponiem worden gebruikt om aan te geven waar dit zal gebeuren.