Heesbossen

Algemene info

Natura 2000 gebied
BE2100020 - Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese Loop
Habitatrichtlijn gebieden Vogelrichtlijn gebieden Habitat- en vogelrichtlijn gebieden
Oppervlakte
678.00ha
Algemene Beschrijving
Deze rivieren vormen de ideale verbinding tussen verschillende uiteenlopende gebieden zoals loof- en valleibossen, graslanden, heide en overgangsveen. Je vindt er ook een van de laatste groeiplaatsen in Vlaanderen van glanshavergrasland met de zeldzame grote pimpernel.
Identificatie

De Vallei van de Mark ligt in de Noorderkempen, tegen de Nederlandse grens aan. Het gebied situeert zich in het noorden van de provincie Antwerpen en bestaat uit vijf deelgebieden verspreid over de gemeenten Hoogstraten, Rijkevorsel en Merksplas. Vier van de vijf deelgebieden staan met elkaar in verbinding via de rivier de Mark en de Heerlese en Strijbeekse Loop.

Landelijke Beschrijving
Het gebied wordt gekenmerkt door droge loofbossen, heide met vennen en overgangsveen en valleinatuur. De Strijbeekse Loop en het deel van de Mark voor de samenvloeiing met het Merkske volgen nog altijd hun oorspronkelijke, kronkelende loop. In de vallei vind je verschillende kleine broekbossen, populierenbosjes en graslanden.
Actief in Gebied

Het grootste deel van de gronden is in privé-eigendom, waaronder het kasteelpark van deelgebied De Hees en de Vallei van de Boven-Mark. Het Agentschap voor Natuur en Bos bezit iets meer dan een derde van de gronden. Landbouw neemt nog een belangrijke plaats in: er zijn 91 landbouwbedrijven actief op 162 hectare. Dat aandeel zal na realisatie van twee ruilverkavelingen gevoelig dalen. Ten slotte zijn er ook nog verschillende waterbeheerders actief: de Vlaamse Milieumaatschappij, de provinciale dienst waterlopen, watering Beneden-Mark en Nederlands waterschap Brabantse Delta.

Gemeenten

Hoogstraten (2320), Rijkevorsel (2310), Merksplas (2330)

Inspanningen

Voor bossen is een versterking, uitbreiding en betere verbinding noodzakelijk, met vooral aandacht voor de omvorming van naaldbos naar inheems loofbos en waardevol valleibos. De waterkwaliteit in het gebied moet sterk verbeteren. Een buffering van de waterlopen tegen bemesting en het gebruik van onkruidverdelgers kan daartoe bijdragen. Voor de zeldzame glanshavergraslanden met grote pimpernel wordt gestreefd naar een maximale kwaliteitsverbetering en uitbreiding. Daarvoor zal een stopzetting van de bemesting op de glanshavergraslanden noodzakelijk zijn.

Herstel van heide en vennen
Herstel van heide en vennen

In het domeinbos van de Elsakker en in Wortel-Kolonie worden twee grotere heidekernen hersteld door ANB, voornamelijk door omvorming van naaldbos. In Wortel-Kolonie gebeurt dit in kader van de ruilverkaveling Zondereigen. Daarnaast wordt herstel van de natuurlijke waterhuishouding en aangepast vennenbeheer voorzien. De realisatie hiervan gebeurt door ANB, conform het beheerplan voor de Elsakker en volgens de beheervisie voor de ANB-eigendommen in Wortel-Kolonie.

Daarnaast is een aangepast heidebeheer nodig. Dit gebeurt grotendeels door ANB. In het privé-bos van De Hees wordt 1 ha heidebeheer langs dreven voorzien. Deze inspanning kan gerealiseerd worden in combinatie met het bosbeheer.

Herstel van natuurlijk beekdallandschap
Herstel van natuurlijk beekdallandschap

In de vallei van de bovenloop van de Mark wordt in kader van de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel een aaneengesloten beekdallandschap van 120 ha hersteld. Dit vergt maatregelen voor herstel van de natuurlijke waterhuishouding en het instellen van een natuurgericht beheer waarbij men mikt op circa 40 ha halfnatuurlijke graslanden, 40 ha valleibos en 40 ha overige beek- en moerasbiotopen. Deze inspanning is in lijn met de doelstellingen van de relictzone ‘Vallei van de Boven-Mark’.

Herstelmaatregelen voor Poelkikker, Gevlekte witsnuitlibel en Kamsalamander
Herstelmaatregelen voor Poelkikker, Gevlekte witsnuitlibel en Kamsalamander

Herstel van de populaties van Gevlekte Witsnuitlibel en Poelkikker vraagt een waaier aan maatregelen, die grotendeels gedekt zijn door hoger genoemde inspanningen (herstel van heide en vennen en reddingsmaatregelen voor veenhabitats). Daarenboven is het noodzakelijk om deze vennen zoveel mogelijk visvrij te houden en zoveel mogelijk waterplantenvegetaties en verlandingsvegetaties te ontwikkelen.

De inspanningen voor Kamsalamander zijn eveneens reeds grotendeels gedekt door hoger genoemde inspanningen (herstel beekdallandschap met aanleg van poelcomplexen). Bijkomend is het aangewezen dat de migratieroutes tussen deelgebied 6 (Wortel-Kolonie) en deelgebied 7 (Vallei Boven-Mark) in stand gehouden en eventueel versterkt worden.

Inrichtingsmaatregelen voor glanshavergraslanden met grote pimpernel
Inrichtingsmaatregelen voor glanshavergraslanden met grote pimpernel

Een vergroting van de oppervlakte van dit habitattype met 15 ha binnen het habitatrichtlijngebied is noodzakelijk. De mogelijkheden voor herstel zijn het grootst op kwelrijke locaties die aansluiten bij bestaande graslandhabitats. Herstel van dit habitat vraagt stopzetting van bemesting op of in de onmiddellijke nabijheid van deze graslanden en opheffen van het herbicidengebruik. Een aangepast maairegime en voorkomen van bodemcompressie zijn nodig om deze graslanden te laten ontwikkelen. Deze inspanning kan gerealiseerd worden door ANB of in samenwerking met landbouwers of het gemeentebestuur van Hoogstraten.

Reddingsmaatregelen voor de veenhabitats
Reddingsmaatregelen voor de veenhabitats

Rondom elke kern oligotroof zuur overgangsveen dient de lokale hydrologie hersteld te worden. Dit vereist dempen of verondiepen van lokale greppels. Boomopslag op en rondom de veenhabitats wordt verwijderd waarbij een open moeraspartij van circa 1 ha ontstaat. Ook nabijgelegen naaldbossen worden omgevormd naar loofbos. Daarnaast dient men de veentjes te bufferen tegen het inwaaien van nutriënten en tegen aanvoer van nutriënten via grondwater.

Verbetering van de waterkwaliteit van de waterlopen
Verbetering van de waterkwaliteit van de waterlopen

Verbetering van de waterkwaliteit gebeurt door de combinatie van volgende inspanningen:

  • Optimalisatie en uitbreiding van de waterzuiveringinfrastructuur en aanleg van gescheiden rioleringstelsels;
  • Vermindering van de lozingen in oppervlaktewater en het saneren van overstorten;
  • Afbakenen van oeverstroken tussen waterlopen en de aanpalende landbouwgronden; volgens Van der Welle & Decleer 2001 hebben bufferzones met natuur als hoofdfunctie een minimum breedte van 10 m.
  • In zones met pimpernelgraslanden streeft men naar herstel van de lokale hydrologie door o.m. het verhogen van het gehalte aan kwelwater.
Versterking, uitbreiding en verbinding van de huidige boskernen
Versterking, uitbreiding en verbinding van de huidige boskernen

De realisatie van de extra oppervlakte boshabitats gebeurt grotendeels door omvorming van naaldhoutbestanden naar loofbos. Effectieve bosuitbreiding wordt vooral voorzien in de vallei van de Boven-Mark, waar in kader van de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel een aanzienlijke bosuitbreiding voorzien wordt van alluviaal bos. Het grootste deel van de omvormingen wordt gerealiseerd door ANB in de domeinbossen van Wortel-Kolonie en de Elsakker, waarbij men streeft naar 80% inheems loofhout.

Gezien de uitzonderlijke waarde van de Heesbossen streeft men hier naar een omvorming van naaldhoutbestanden naar loofbos en een aangepast bosbeheer, gericht op verhoging van de structuurrijkdom. Dit moet gebeuren in overleg met de privé-eigenaar.Voor de overige privé-bossen kunnen de doelstellingen gehaald worden via toepassing van de Criteria Duurzaam Bosbeheer.

Specifieke natuurdoelen

Een belangrijk actie is het het omvormen van bestaande bossen naar gevarieerde streekeigen bossen met meer dood hout, open plekken met heide, bosranden en variatie van oude en jonge bomen. Om de kwaliteit van de bossen te verbeteren moeten die met elkaar verbonden worden. De kwaliteit van de waterlopen is onvoldoende door de instroom van rioleringswater en de afspoeling van meststoffen van akkers langs de beken. Door een verbetering van de waterkwaliteit en de aanleg van overstromingszones kunnen er prachtige valleibossen ontstaan.

(Loof)Bossen zijn qua oppervlakte het belangrijkste landschapstype binnen dit habitatrichtlijngebied. Door de kleine oppervlakte van het habitatrichtlijngebied zijn ze op Vlaams niveau slechts als belangrijk aangeduid maar binnen het, overwegend agrarisch, gebied vormen het wel de belangrijkste natuurkernen. Ze vormen ook een buffer voor heide en veenrelicten (Bufferbossen en schermbossen). Deze bossen zijn belangrijk als habitat voor habitattypische soorten als Rosse vleermuis (Dg 6 en 7), Gewone grootoorvleermuis (Dg 6), Grijze grootoorvleermuis (Dg 6), Bont dikkopje (Dg 4 en 6), Zwarte specht (Dg 2, 4 en Dg 6), Wespendief (Dg 1), Boomleeuwerik (combinatie met 4030, Dg 4 en 6), Nachtzwaluw (combinatie met 4030, Dg 4), Vinpootsalamander (Dg 4 en Dg 7). Slechts 20% van de bossen binnen habitatrichtlijngebied (80 ha) is momenteel habitatwaardig.

Het boslandschap is belangrijk voor twee Europese habitattypes:

  • de oude Eiken-Berkenbossen op arme zandgrond (9190) [1] vormen de eerste climaxvegetatie bij bosontwikkeling op arme zandgronden.
  • de Eiken-beukenbossen op iets rijkere bodem (9120) [2] vormen een volgend stadium in de bosontwikkeling en komen hier voor op een oud boslocatie (De Hees).

Het belangrijkste knelpunt voor de aanwezige habitatvlekken is de kwaliteit (versnippering, exoten, structuur, hoog aandeel naaldhout…). Binnen dit gebied ligt de nadruk niet zo zeer op effectieve bosuitbreiding maar op een sterke kwaliteitsverbetering van de loofbossen, de realisatie via omvorming van naaldhout van enkele grotere loofboskernen die goed gebufferd zijn en duurzame populaties van typische bossoorten kunnen bewerkstelligen. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor realisatie van enkele geleidelijke overgangen (structuurrijke mantel-zoom) naar heide en venbiotopen. Dit landschapstype omvat eveneens de combinatie van (loof)bos en het bosrijk kleinschalig compartimentlandschap t.h.v. het beschermd landschap ‘Rijksweldadigheidskolonie Wortel’. Dit gebied is zeer belangrijk als jachthabitat voor de vleermuissoorten en als leefgebied voor Vinpootsalamander en Kamsalamander.

De bossen op alluviale gronden behoren in dit habitatrichtlijngebied eerder tot het beekdallandschap en worden in het betreffende hoofdstuk besproken.

[1] Het betreft voluit habitattype 9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
[2] Het betreft voluit 9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)

Dit halfnatuurlijk landschap bestaat uit een beek met een natuurlijke waterhuishouding en in de vallei een mozaïek van veldrusgraslanden, glanshavergraslanden [1] en dotterbloemgraslanden, afgewisseld met elzenbroekbossen [2], ruigtes en poelen. Dit landschap biedt kansen aan aanwezige bijlagesoorten [3] als Kamsalamander (Dg 6), Kleine modderkruiper (Merkske), IJsvogel (Dg 2) en Blauwborst (Dg 6), Rosse vleermuis (Dg 6 en Dg 7), Watervleermuis (Dg 6) en Ruige dwergvleermuis (Dg 4, Dg 6 en Dg 7) maar ook aan habitattypische soorten als Bosbeekjuffer (Dg 4 en Dg 6), Weidebeekjuffer (Dg 4 en 6), Zompsprinkhaan (Dg 2) en Moerassprinkhaan (Dg 2).

Om een goede staat van instandhouding van de aanwezige valleihabitattypes te bereiken is een sterke toename van de oppervlaktes noodzakelijk. Een essentiële randvoorwaarde voor de goede ontwikkeling van het beekdallandschap is een goede waterkwaliteit en een natuurlijke waterhuishouding. Hiervoor is het vermijden van directe inspoeling van nutriëntenrijk water in de waterloop van belang hetzij door lozingen hetzij door uitspoeling van nutriënten van landbouwgronden. Belangrijke randvoorwaarden voor een goede ontwikkeling van dit landschap zijn een goede waterkwaliteit, een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte drainage) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.

De vallei van de Boven-Mark is de enige plaats met ruimte voor de ontwikkeling van een halfnatuurlijk beekdallandschap met ruimte voor natuurlijke overstromingen en voldoende variatie in valleibiotopen. Er wordt gestreefd naar een mozaïek (120 ha) van ca. 1/3 elzenbroekbos (91E0) en ca. 1/3 halfnatuurlijke graslanden (6510_hus, 6410_ve, rbbhc), het resterende derde bestaat uit poelen, sloten, ruigtes (6430 en rbbhf), wilgenstruwelen (rbbsf), rietmoeras (rbbmr), … die overstromen vanuit een structuurrijke waterloop met een goede waterkwaliteit. Deze beekdalmozaïek sluit aan bij het de doelstellingen van de relictzone ‘Bovenloop van de Mark’ om het landschap gesloten en de percelen kleinschalig te houden. Dit creëert kansen voor amfibieën als Vinpootsalamander en Kamsalamander. Langs de Beneden-Mark is de ruimte eerder beperkt. Hier wordt ingezet op toename van de glanshavergraslanden met Grote pimpernel.

[1] Het betreft voluit 6510_hus Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba offficinalis)_ subtype Glanshaverhooiland met Grote pimpernel.
[2] Het betreft voluit 91E0 Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
[3] Habitatrichtlijn én vogelrichtlijn

Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van habitattypes, soorten en regionaal belangrijke biotopen waaronder:

  • droge heide (4030), vochtige heide (4010), overgangsvenen (7140_oli) en pioniergemeenschappen met snavelbies (7150)
  • Gevlekte witsnuitlibel, Poelkikker, Vinpootsalamander, Gerande oeverspin, Venglazenmaker, Noordse witsnuitlibel, Venwitsnuitlibel, Koraaljuffer, Tengere Pantserjuffer, Heidesabelsprinkhaan, Zompsprinkhaan en Groentje
  • In combinatie met het habitattype 9190 is het heidelandschap belangrijk voor soorten als Nachtzwaluw (Dg 4) en Boomleeuwerik (Dg 4 en 6)
  • Gagelstruwelen (Rbbsm), vochtig wilgenstruweel op venige of zure bodem (rbbso), (niet habitatwaardige) heidevennen

Ondanks de kleine oppervlakte komen in het gebied een aantal bijzonder waardevolle verlandingsvegetaties met veenflora voor en soortenrijke heiderelicten met sterk bedreigde sleutelsoorten. De belangrijkste herstelopgave is het lokaal uitbreiden en verbinden van de aanwezige biotopen om een duurzame instandhouding te verzekeren. Daarnaast is het noodzakelijk om spontane verbossing van heidehabitats tegen te gaan.

Kwaliteitsverbetering heeft vooral betrekking op buffering tegen externe invloeden en herstel van de lokale hydrologie. Voor de zeer waardevolle verlandingsvegetaties is verhoging van het aandeel kwelwater door lokale ontbossingen noodzakelijk, waardoor ook lokaal de oppervlakte natte heide of moeras kan uitbreiden.

(Droge) Loofbossen

details ...

(Loof)Bossen zijn qua oppervlakte het belangrijkste landschapstype binnen dit habitatrichtlijngebied. Door de kleine oppervlakte van het habitatrichtlijngebied zijn ze op Vlaams niveau slechts als belangrijk aangeduid maar binnen het, overwegend agrarisch, gebied vormen het wel de belangrijkste natuurkernen. Ze vormen ook een buffer voor heide en veenrelicten (Bufferbossen en schermbossen). Deze bossen zijn belangrijk als habitat voor habitattypische soorten als Rosse vleermuis (Dg 6 en 7), Gewone grootoorvleermuis (Dg 6), Grijze grootoorvleermuis (Dg 6), Bont dikkopje (Dg 4 en 6), Zwarte specht (Dg 2, 4 en Dg 6), Wespendief (Dg 1), Boomleeuwerik (combinatie met 4030, Dg 4 en 6), Nachtzwaluw (combinatie met 4030, Dg 4), Vinpootsalamander (Dg 4 en Dg 7). Slechts 20% van de bossen binnen habitatrichtlijngebied (80 ha) is momenteel habitatwaardig.

Het boslandschap is belangrijk voor twee Europese habitattypes:

  • de oude Eiken-Berkenbossen op arme zandgrond (9190) [1] vormen de eerste climaxvegetatie bij bosontwikkeling op arme zandgronden.
  • de Eiken-beukenbossen op iets rijkere bodem (9120) [2] vormen een volgend stadium in de bosontwikkeling en komen hier voor op een oud boslocatie (De Hees).

Het belangrijkste knelpunt voor de aanwezige habitatvlekken is de kwaliteit (versnippering, exoten, structuur, hoog aandeel naaldhout…). Binnen dit gebied ligt de nadruk niet zo zeer op effectieve bosuitbreiding maar op een sterke kwaliteitsverbetering van de loofbossen, de realisatie via omvorming van naaldhout van enkele grotere loofboskernen die goed gebufferd zijn en duurzame populaties van typische bossoorten kunnen bewerkstelligen. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor realisatie van enkele geleidelijke overgangen (structuurrijke mantel-zoom) naar heide en venbiotopen. Dit landschapstype omvat eveneens de combinatie van (loof)bos en het bosrijk kleinschalig compartimentlandschap t.h.v. het beschermd landschap ‘Rijksweldadigheidskolonie Wortel’. Dit gebied is zeer belangrijk als jachthabitat voor de vleermuissoorten en als leefgebied voor Vinpootsalamander en Kamsalamander.

De bossen op alluviale gronden behoren in dit habitatrichtlijngebied eerder tot het beekdallandschap en worden in het betreffende hoofdstuk besproken.

[1] Het betreft voluit habitattype 9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
[2] Het betreft voluit 9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)

Habitat - (Droge) Loofbossen
  • Eiken-Beukenbossen op zure bodems (9120)
    habitattype_naam
    Eiken-Beukenbossen op zure bodems (9120)
    (Droge) Loofbossen
    9120_9190 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) en Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel 66 ha
    Toename tot 170 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 16 ha. Deze toename wordt gerealiseerd in deelgebied 1 (De Hees), deelgebied 4 (Elsakker) en deelgebied 6 (Wortel-Kolonie). In deelgebieden 1 en 4 wordt gestreefd naar een aangesloten oppervlakte habitatwaardig bos van minstens 50 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede SVI nagestreefd. Belangrijkste doelen zijn:

    • vermindering van de bedekking met exoten tot maximum 10%;
    • voldoende aantal sleutelsoorten en voldoende bedekking van de sleutelsoorten;
    • voldoende hoeveelheid dood hout en oude bomen. Voorkomen van verruiging en vergrassing;
    • voldoende spontane verjonging van de naaldhoutbestanden.
    habitat
  • Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)
    habitattype_naam
    Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand (9190)
    (Droge) Loofbossen
    9190 - Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel 66 ha
    Toename tot 170 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 16 ha. Deze toename wordt gerealiseerd in deelgebied 1 (De Hees), deelgebied 4 (Elsakker) en deelgebied 6 (Wortel-Kolonie). In deelgebieden 1 en 4 wordt gestreefd naar een aangesloten oppervlakte habitatwaardig bos van minstens 50 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede SVI nagestreefd. Belangrijkste doelen zijn: vermindering van de bedekking met exoten (vooral Rododendron, Amerikaans vogelkers en Amerikaanse eik ) tot een bedekking maximum 10% door het bestrijden van exoten; voldoende spontane verjonging van de naaldhoutbestanden.

    habitat
Soorten - (Droge) Loofbossen
  • Gewone dwergvleermuis, Gewone/Grijze grootoorvleermuis, Laatvlieger
    (Droge) Loofbossen
    Gewone dwergvleermuis, Gewone/Grijze grootoorvleermuis, Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Instandhouding van aanwezige populaties.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Hoger aantal dode bomen als verblijfplaats voor vleermuizen in zowel zomer als winter zoals geformuleerd bij de doelstellingen voor habitattype 9190 en 9120. Instandhouding en versterking van het kleinschalige landschap.

    soort

Beekdallandschap

details ...

Dit halfnatuurlijk landschap bestaat uit een beek met een natuurlijke waterhuishouding en in de vallei een mozaïek van veldrusgraslanden, glanshavergraslanden [1] en dotterbloemgraslanden, afgewisseld met elzenbroekbossen [2], ruigtes en poelen. Dit landschap biedt kansen aan aanwezige bijlagesoorten [3] als Kamsalamander (Dg 6), Kleine modderkruiper (Merkske), IJsvogel (Dg 2) en Blauwborst (Dg 6), Rosse vleermuis (Dg 6 en Dg 7), Watervleermuis (Dg 6) en Ruige dwergvleermuis (Dg 4, Dg 6 en Dg 7) maar ook aan habitattypische soorten als Bosbeekjuffer (Dg 4 en Dg 6), Weidebeekjuffer (Dg 4 en 6), Zompsprinkhaan (Dg 2) en Moerassprinkhaan (Dg 2).

Om een goede staat van instandhouding van de aanwezige valleihabitattypes te bereiken is een sterke toename van de oppervlaktes noodzakelijk. Een essentiële randvoorwaarde voor de goede ontwikkeling van het beekdallandschap is een goede waterkwaliteit en een natuurlijke waterhuishouding. Hiervoor is het vermijden van directe inspoeling van nutriëntenrijk water in de waterloop van belang hetzij door lozingen hetzij door uitspoeling van nutriënten van landbouwgronden. Belangrijke randvoorwaarden voor een goede ontwikkeling van dit landschap zijn een goede waterkwaliteit, een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte drainage) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met natuurlijk overstromingsregime.

De vallei van de Boven-Mark is de enige plaats met ruimte voor de ontwikkeling van een halfnatuurlijk beekdallandschap met ruimte voor natuurlijke overstromingen en voldoende variatie in valleibiotopen. Er wordt gestreefd naar een mozaïek (120 ha) van ca. 1/3 elzenbroekbos (91E0) en ca. 1/3 halfnatuurlijke graslanden (6510_hus, 6410_ve, rbbhc), het resterende derde bestaat uit poelen, sloten, ruigtes (6430 en rbbhf), wilgenstruwelen (rbbsf), rietmoeras (rbbmr), … die overstromen vanuit een structuurrijke waterloop met een goede waterkwaliteit. Deze beekdalmozaïek sluit aan bij het de doelstellingen van de relictzone ‘Bovenloop van de Mark’ om het landschap gesloten en de percelen kleinschalig te houden. Dit creëert kansen voor amfibieën als Vinpootsalamander en Kamsalamander. Langs de Beneden-Mark is de ruimte eerder beperkt. Hier wordt ingezet op toename van de glanshavergraslanden met Grote pimpernel.

[1] Het betreft voluit 6510_hus Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba offficinalis)_ subtype Glanshaverhooiland met Grote pimpernel.
[2] Het betreft voluit 91E0 Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
[3] Habitatrichtlijn én vogelrichtlijn

Habitat - Beekdallandschap
  • Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
    habitattype_naam
    Ondiepe beken en rivieren met goede structuur en watervegetaties (3260)
    Beekdallandschap
    3260 - Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachion
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van het habitat van actueel 0,8 (3 km) ha naar 4,3 ha (14 km).  Dit omvat het volledige traject van de Strijbeekse Loop, de Mark en de Heerlese loop binnen habitatrichtlijngebied.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede SVI nagestreefd. Belangrijkste doelen zijn:

    • verhogen van het bodempeil voor de binnen habitatrichtlijngebied gelegen trajecten van de Strijbeekse Loop, de Boven-Mark en de Heerlese Loop;
    • verhogen van de structuurkwaliteit van de Beneden-Mark;
    • hooguit matig eutroof water met een lage stikstof- en fosforconcentratie ,lage concentratie bestrijdingsmiddelen en lage sedimentvracht. Natuurlijke beekstructuur (meandering, afwisseling sedimentfracties, …);
    • verhoging van de instroom van kwelwater in waterlopen met potenties voor verbetering of toename van het habitattype.
    habitat
  • Blauwgraslanden (6410)
    habitattype_naam
    Blauwgraslanden (6410)
    Beekdallandschap
    6410 - Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (EU-Molinion), subtype veldrusgrasland
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: amper 0,02 ha.
    Toename van de oppervlakte veldrusgraslanden tot 1 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verlaging van de voedselrijkdom van de aanwezige graslanden. Verzuring en verdroging tegengaan door herstellen of in stand houden van lokale kwel.

    habitat
  • Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    Beekdallandschap
    6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actuele oppervlakte is 1 ha.
    Beperkte toename van de oppervlakte door verbetering van de kwaliteit van de aanwezige moerasspirearuigtes (rbbhf).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbeteren van de waterkwaliteit. Periodieke overstroming van Moerasspirearuigtes (rrbhf) langs waterlopen. Behoud en verbinding van de oppervlaktes Moerasspirearuigtes (rbbhf).

    habitat
  • Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
    habitattype_naam
    Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
    Beekdallandschap
    6510 - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis), subtype 6510_hus – Glanshavergraslanden met Grote pimpernel
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel: 0,5 ha.
    Toename van de oppervlakte glanshavergraslanden met grote pimpernel in de vallei van de Mark met 15 ha. Ontwikkeling van ten minste één schraal graslandcomplex van 30 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Soortenrijke onbemeste graslanden met frequent voorkomen van Grote pimpernel. Herstellen of in stand houden van lokale kwel (GVG > of = 70 cm onder maaiveld, GLG > of = 80 cm onder maaiveld). Natuurlijk overstromingsregime met niet vervuild water.

    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    Beekdallandschap
    7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_meso - mineraalarm circumneutraal overgangsveen
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Doel gedekt door de doelstellingen voor habitats 3260, 6410, 6510, 6430, 91E0 in Landschap: Beekdallandschap.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =

    Doel gedekt door de doelstellingen voor habitats 3260, 6410, 6510, 6430, 91E0 in Landschap: Beekdallandschap.

    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Beekdallandschap
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel 16 ha + toename tot 61 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 27 ha. Ongeveer 3/4 van deze toename zal gerealiseerd worden in de vallei van de Boven-Mark (deelgebied 7).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede SVI nagestreefd. Belangrijkste doelen zijn:

    • verhogen van het aandeel dood hout en het aandeel sleutelsoorten;
    • herstellen of in stand houden van lokale kwel;
    • natuurlijk overstromingsregime met niet vervuild water;
    • tegengaan eutrofiëring.
    habitat
Soorten - Beekdallandschap
  • Kamsalamander
    Beekdallandschap
    Kamsalamander
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de soort op de actuele locaties. Ontwikkeling van een populatie van meer dan 50 adulte dieren in Wortel (Dg 6 en Dg 7).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Waterbiotoop: niet beschaduwde, visvrije waterpartij, rijk aan waterplanten; creatie van minstens twee, voor Kamsalamander geschikte, poelcomplexen (3-5 poelen, niet beschaduwd, visvrij, rijk aan waterplanten) in Wortel. Landbiotoop: instandhouding en uitbreiding van het kleinschalig landschap (ruigten, struwelen, houtwallen, ). Dit moet zo goed mogelijk aansluiten bij de voortplantingsbiotopen; instandhouding en versterking van rbbsf (Wilgenstruwelen).

    soort
  • Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
    Beekdallandschap
    Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Behoud van de bestaande populaties. Doelstellingen voor deze bijlagesoorten overlappen met de doelstellingen voor habitattypes 91E0, 6510 en kamsalamander.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud oude bomen (toekomstbomen), open plekken en geleidelijke bosranden, vooral nabij open waterpartijen. Verbetering kwaliteit waterpartijen. Verhoging van het aantal oude en dode bomen in de bossen zoals geformuleerd bij habitattype 91E0 en 9190.

    soort

Heide met vennen en (overgangs)venen

details ...

Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van habitattypes, soorten en regionaal belangrijke biotopen waaronder:

  • droge heide (4030), vochtige heide (4010), overgangsvenen (7140_oli) en pioniergemeenschappen met snavelbies (7150)
  • Gevlekte witsnuitlibel, Poelkikker, Vinpootsalamander, Gerande oeverspin, Venglazenmaker, Noordse witsnuitlibel, Venwitsnuitlibel, Koraaljuffer, Tengere Pantserjuffer, Heidesabelsprinkhaan, Zompsprinkhaan en Groentje
  • In combinatie met het habitattype 9190 is het heidelandschap belangrijk voor soorten als Nachtzwaluw (Dg 4) en Boomleeuwerik (Dg 4 en 6)
  • Gagelstruwelen (Rbbsm), vochtig wilgenstruweel op venige of zure bodem (rbbso), (niet habitatwaardige) heidevennen

Ondanks de kleine oppervlakte komen in het gebied een aantal bijzonder waardevolle verlandingsvegetaties met veenflora voor en soortenrijke heiderelicten met sterk bedreigde sleutelsoorten. De belangrijkste herstelopgave is het lokaal uitbreiden en verbinden van de aanwezige biotopen om een duurzame instandhouding te verzekeren. Daarnaast is het noodzakelijk om spontane verbossing van heidehabitats tegen te gaan.

Kwaliteitsverbetering heeft vooral betrekking op buffering tegen externe invloeden en herstel van de lokale hydrologie. Voor de zeer waardevolle verlandingsvegetaties is verhoging van het aandeel kwelwater door lokale ontbossingen noodzakelijk, waardoor ook lokaal de oppervlakte natte heide of moeras kan uitbreiden.

Habitat - Heide met vennen en (overgangs)venen
  • Vochtige heide met slenken en plagplekken (4010_7150)
    habitattype_naam
    Vochtige heide met slenken en plagplekken (4010_7150)
    Heide met vennen en (overgangs)venen
    4010_7150 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix en Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Toename van de bestaande oppervlakte (0,53 ha) met 22 ha door omvorming.
    In de Elsakker (Dg 4) en Wortel-Kolonie (Dg 6) wordt gestreefd naar minstens één aangesloten kern van 5 à 10 ha. Lokaal herstel in de randzones van het Ringven (Dg 2) en het Veen van Duprez (Dg 4). Ontwikkelingsmogelijkheden voor het habtitattype 7150 op plagplekken in de vochtige heide.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede SVI nagestreefd. Belangrijkste doelen zijn:

    • beperkte aanwezigheid van Pijpenstrootje;
    • beperkte aanwezigheid van boomopslag;
    • natuurlijke hydrologie.

    Behoud van voldoende plagplaatsen in natte heide.

    habitat
  • Droge heide (4030)
    habitattype_naam
    Droge heide (4030)
    Heide met vennen en (overgangs)venen
    4030 - Droge Europese heide
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Toename van de bestaande oppervlakte (16 ha) met 10 ha tot 26 ha via omvorming bestaande habitatfragmenten met als doel deze te verbinden.
    In de Elsakker (Dg 4) en Wortel-Kolonie (Dg 6) wordt gestreefd naar minstens één aangesloten kern van 5 à 10 ha. Instandhouding van de oppervlakte in De Hees (Dg 1).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede SVI nagestreefd. Belangrijkste doelen zijn:

    • beperkte aanwezigheid van Pijpenstrootje;
    • beperkte aanwezigheid van boomopslag;
    • aanwezigheid verschillende ouderdomsstadia.
    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme verlandingsvegetaties (7140)
    Heide met vennen en (overgangs)venen
    7140 - Overgangs- en trilveen, subtype 7140_oli - oligotroof en zuur overgangsveen
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte is 0,8 ha. Toename van de oppervlakte van elke kern oligotroof zuur overgangsveen (Ringven, Veen van Duprez en ven op de Elsakker) tot 0,5 ha. Dit betekent een totale toename van het habitat tot 2 ha. Elke kern is gelegen in een moeras met een minimum oppervlakte van 1ha. Instandhouding en verbetering van het netwerk van grensoverschrijdende kwaliteitsvolle overgangsvenen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Globaal wordt een voldoende tot goede SVI nagestreefd. Belangrijkste doelen zijn:

    • beperkte aanwezigheid van Pijpenstrootje;
    • beperkte aanwezigheid van boomopslag;
    • de grondwatertafel is vrijwel het gehele jaar rond het maaiveld en oligotroof.
    habitat
Soorten - Heide met vennen en (overgangs)venen
  • Gevlekte witsnuitlibel
    Heide met vennen en (overgangs)venen
    Gevlekte witsnuitlibel
    Populatiedoelstelling

    Satellietpopulatie in Wortel-Kolonie (Dg 6) met uitbreidingsmogelijkheden naar de Elsakker (Dg 4). Streven naar een cluster van gebieden met verlandingsvegetaties die fungeren als leefgebied.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied (vennen en verlandingsvegetaties) zoals vermeld bij Poelkikker en 7140_oli. Verbetering van de kwaliteit in de aanwezige cluster van verlandingsvegetaties (hydrologie, vergrassing,), zodat er gevarieerde verlandingsvegetaties ontstaan: 25-50% open waterzone, enkel door uitbreiding van habitatvlekken (niet door verwijderen veenmosbulten of ten koste van de ontwikkeling hiervan!); langzame verlanding.

    soort
  • Poelkikker
    Heide met vennen en (overgangs)venen
    Poelkikker
    Populatiedoelstelling

    Nastreven van een duurzame kernpopulatie (200 roepende mannetjes) in deelgebied 4 (Elsakker – Duprez) en deelgebied 6 (Wortel-Kolonie).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit van de aanwezige vennen in de heide en poelen als habitat voor deze soort. Nadruk op: bedekking met drijvende en ondergedoken waterplanten van 10-70%; lage, natuurlijke visstand voor bepaalde wateren; oligotroof of Mesotroof water.

    soort

Planten en dieren

De valleinatuur is een ideaal leefgebied voor de kamsalamander, de boomkikker en de bosbeekjuffer. In de loofbossen kun je nog dieren als de kale bosmier, de vinpootsalamander en de zwarte specht spotten. In dit gebied vind je ook dotterbloemgraslanden en glanshavergraslanden met de zeldzame grote pimpernel. Ondanks de kleine en versnipperde stukjes heide komen er nog heidesabelsprinkhanen, groentjes en boomleeuweriken voor. In de natte overgangsvenen met ronde zonnedauw en kleine veenbes leven de venglazenmaker en de noordse witsnuitlibel.

Habitattypes

Openstaande taakstelling

Gebied Naam
Heesbossen
/gebied/heesbossen
Gebied Referentie
heesbossen
ID
21
BE2100020