Zandig Vlaanderen Oost

Algemene info

Natura 2000 gebied
BE2300005 - Bossen en heiden van zandig Vlaanderen: oostelijk deel
Habitatrichtlijn gebieden Vogelrichtlijn gebieden Habitat- en vogelrichtlijn gebieden
Oppervlakte
3377.00ha
Algemene Beschrijving
Dit gebied situeert zich in de noordelijke helft van Oost-Vlaanderen. Het wordt enerzijds gekenmerkt door een aantal grotere bossen waarin het heidelandschap zich langzaam weer herstelt. Anderzijds zijn ook een aantal valleilandschappen zoals de grotere Moervaart- en kleinere Zeverenbeekvallei heel typisch.
Identificatie

Dit gebied ligt in de noordelijke helft van de provincie Oost-Vlaanderen en is onderverdeeld in 12 relatief ver van elkaar gelegen deelgebieden in de zandstreek.

Landelijke Beschrijving
Dit prachtige natuurgebied is relatief vlak, maar bezit naast veel bos en heide ook enkele valleigebieden. De heide komt altijd voor in bestaande bossen, zoals in het Drongengoed of het Heide- en Stropersbos. In de valleien zoals de Moervaart- en Zeverenbeekvallei komen vooral broekbos, moeras en natte graslanden voor. Kenmerkend voor dit gebied is dat de deelgebieden ver verspreid liggen.
Actief in Gebied

Het grootste deel van het gebied, ongeveer 60%, is momenteel bos. Daarvan wordt de helft beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos, de provincie of de terreinbeherende vereniging. De andere helft is in handen van privéboseigenaars. Ook landbouw heeft nog een groot aandeel in het gebied: ongeveer 730 ha met maar liefst 264 betrokken bedrijven. Waterwinning voor drinkwater is belangrijk ter hoogte van het Heidebos. Daarnaast worden de terreinen ook gebruikt door jagers en recreanten.

Gemeenten

Aalter (9880), Deinze (9800), Eeklo (9900), Gent (9000), Kaprijke (9970), Knesselare (9910), Lochristi (9080), Lokeren (9160), Lovendegem (9920), Maldegem (9990), Moerbeke-Waas (9180), Sint-Gillis-Waas (9170), Sint-Niklaas (9100), Stekene (9190), Waarschoot (9950), Wachtebeke (9185), Zomergem (9930)

Inspanningen

Een belangrijk deel van de inspanningen zijn omvormingen van bestaande naaldhoutaanplanten naar zowel heide als inheemse boshabitats zoals zure beukenbossen. Ook op de omvorming van populierenaanplanten naar alluviale bossen zal worden ingezet. Bosuitbreidingen zullen ook nodig zijn om bestaande boscomplexen verder te versterken. Daarnaast is voor een aantal gebieden de optimalisatie van de hydrologische kenmerken zoals in de Moervaartvallei en Kraenepoel cruciaal.

Bosuitbreidingen
Bosuitbreidingen

Voor de realisatie van een goede staat van instandhouding, zowel op gewestelijk niveau als voor de SBZ zijn nog bijkomende bosuitbreidingen (‘nieuw’ bos) noodzakelijk met een richtwaarde van 346 ha (totaal van alle boshabitats). Het combineren van de eerder genoemde inspanningen (kwaliteitsverbetering van de aanwezige habitats en de omvormingsmaatregelen) met bosuitbreiding moet uiteindelijk resulteren in volgende globale doelstellingen:

  • Realisatie van grote boskern in de droge sfeer: een totale bosoppervlakte in deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld wordt nagestreefd met een richtwaarde van 525 ha (circa 25% van de voorziene bosuitbreidingen situeert zich in dit deelgebied);
  • Realisatie van grote boskern in de natte sfeer: een totale bosoppervlakte in deelgebieden 8&9 Vallei van de Moervaart-Zuidlede wordt nagestreefd van circa met een richtwaarde van 444 ha (circa 20% van de voorziene bosuitbreidingen situeren zich in deze deelgebieden);
  • Bosuitbreiding in functie van realisatie van minder uitgestrekte boskernen (minimum 150 ha) in deelgebied 3 Het Leen, 5 Burkel, 6 Stropersbos en 7 Heidebos (circa 40% van de voorziene bosuitbreidingen situeren zich in deze deelgebieden);
  • Bosuitbreiding in functie van de creatie van een ‘bos’netwerk in de andere deelgebieden, waarbij gestreefd wordt naar het bufferen van kleinere boskernen en/of het onderling verbinden van bos tot één netwerk (binnen deelgebieden). Dit is voornamelijk belangrijk in deelgebieden 10 Zeverenbeekvallei en 12 Vinderhoutse bossen.
Ecologisch herstel Kraenepoel
Ecologisch herstel Kraenepoel

In het westen van Vlaanderen is de Kraenepoel vrijwel de enige goed ontwikkelde vertegenwoordiger van het habitattype 3130 (oligotrofe-mesotrofe plas). Het behoud en ecologisch herstel is dan ook essentieel. Volgende maatregelen zijn essentieel voor het behoud van de Kraenepoel:

  • Streven naar een peilbeheer in functie van de vegetaties van de Oeverkruidklasse (laag zomerpeil, hoger winterpeil);
  • Actief peilbeheer, waarbij het peilbeheer geregeld wordt door het inlaten van nutriëntenarm oppervlaktewater en het uitlaten via een uitlaatconstructie. Dergelijk actief peilbeheer kan maar wanneer het oppervlaktewater voldoet aan deze van zwak gebufferde wateren. Dit is op dit moment echter niet het geval, zodat op dit ogenblik enkel passiel peilbeheer, aangevuld met aflaten van het water (in de zomer) mogelijk is;
  • De kwaliteit van het instromend oppervlaktewater dient in functie van actief peilbeheer verbeterd te worden (aanpakken van het afwateringsgebied met afkoppeling regenwater, bufferstroken,…);

  • Opstuwen en saneren van de ringgracht voor het versterken van de invloed van kwelwater;
  • Beheer van oeverzone en dreefbeheer (zie ook prioritaire inspanning 1).
Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes
Kwaliteitsverbetering van aanwezige bos- en andere habitattypes

De aangemelde habitattypes in de SBZ bezitten allen een actueel gedegradeerde staat van instandhouding. Enkele aangemelde habitattypes (2330 en 3150) komen zelfs niet meer voor (enkel nog als relictvegetaties terug te vinden). Er dient dan ook een kwaliteitsverbetering van de voorkomende habitattypes gerealiseerd te worden door verbeteringen van de habitatstructuur en het verlagen van verstoringsindicatoren. Een ecologisch beheer, afgestemd op de habitats, is hierbij essentieel. Voor de boshabitats wordt een betere structuurkwaliteit nagestreefd met voldoende dikke (dode) bomen, een goed ontwikkelde struik- en kruidlaag, bosranden en open plekken. Door het toepassen van natuurgericht bosbeheer in natuurreservaten, bosreservaten en domeinbossen wordt hieraan tegemoet gekomen. Het zijn maatregelen die reeds in veel beheerplannen voorzien zijn voor domeinen in eigendom van het ANB of de erkende terreinbeherende verenigingen. Bij andere openbare besturen en privébossen in het VEN (of op vrijwillige basis) kan door het toepassen van de Criteria Duurzaam Bosbeheer (CDB) de kwaliteit eveneens verbeterd worden. Bij de heide-, grasland- en moerasvegetaties gaat het vaak om een combinatie van inleidende inrichtingsmaatregelen en optimale beheervormen, afgestemd op het beoogde habitattype (zie ook verdere prioritaire inspanningen). Het niet behalen van een minimale aaneengesloten oppervlakte van het habitattype (minimum structuur areaal) is voor vele habitattypes echter een blijvend knelpunt (zie ook verdere prioritaire inspanningen).

Omvorming van naaldhout naar zuurminnende eikenbossen en heidehabitats
Omvorming van naaldhout naar zuurminnende eikenbossen en heidehabitats

De naaldbossen, voornamelijk in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 6 Stropersbos en 7 Heidebos, zullen door een gericht beheer worden omgevormd naar de nagestreefde zuurminnende eikenbossen (habitattypes 9120 en 9190). Voor de bossen, beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos en natuurbeherende verenigingen, wordt er van uitgegaan dat op termijn minimaal 80% (maar waarbij gestreefd wordt naar 100 %) van de bosoppervlakte zal evolueren naar het gewenste habitattype door de toepassing van de bestaande beheervisie van het Agentschap en uitvoering van beheerplannen. In de private bossen, gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk kan door omvorming bijkomend habitat gerealiseerd worden via de toepassing van de Criteria Duurzaam Bosbeheer. Plaatselijk zullen naaldbossen omgevormd worden naar heidehabitats (4010, 4030 en 6230), zodat kernen gecreëerd worden van zo’n 5 à 15 ha. Deze heidekernen worden via een intern netwerk met kleinere stapstenen en corridors verbonden, zodat steeds uitwisseling tussen kern- en satellietpopulaties mogelijk is.

Omvormingen voor herstel van heidehabitats situeren zich voornamelijk in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos. Deze omvormingen worden voorzien op gronden in eigendom van het ANB of natuurverenigingen en momenteel zijn verschillende herstelprojecten voor heidehabitats in uitvoering [*].

[*] DANAH-project (o.a. in militair domein Ursel, deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld), Life-project Atlantische heide (o.a. in erkend natuurreservaat Maldegemveld, deelgebied 1 en erkend natuurreservaat Heidebos in deelgebied 7 Heidebos) en Life-project Stropers (uitvoering van natuurinrichtingsproject in deelgebied 6 Stropersbos)].

Omvorming van populierenbos naar alluviale bossen
Omvorming van populierenbos naar alluviale bossen

De populierenbossen, voornamelijk in deelgebieden 8&9 vallei van de Moervaart-Zuidlede, dienen door een gericht beheer worden omgevormd naar de nagestreefde alluviale bossen (habitattypes 91E0). Voor de bossen kan door omvorming eveneens bijkomend habitat gerealiseerd worden via bestaande beheervisie, uitvoering van beheerplannen en de toepassing van de Criteria Duurzaam Bosbeheer (zie eerder). Bemerk dat een deel van deze eveneens gerealiseerd worden door omvorming van naaldhout in deelgebied 6 Stropersbos (waar een menging ontstaat van habitattype 9120 en 91E0, afhankelijk van de abiotische uitgangssituatie).

Plaatselijk herstel van de hydrologie
Plaatselijk herstel van de hydrologie

Herstel van een meer natuurlijke hydrologie, zodat herstel en uitbreiding van (grond)waterafhankelijke habitattypes (3150, 4010, 6230, 6410, 6430, 6510, 9160 en 91E0) duurzaam kan gerealiseerd worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden dat een zodanige oppervlakte van deze habitattypes dient gecreëerd te worden, zodat een duurzame ontwikkeling, herstel en behoud mogelijk is.

Verder onderzoek is noodzakelijk naar de technische mogelijkheden en concrete afstemming van het peilbeheer, rekening houdend met andere aanwezige functies (waaronder landbouw, grondwaterwinning en drinkwatervoorziening) in en buiten de SBZ. Te onderzoeken maatregelen, welke kaderen in een algemener integraal waterbeheer zijn onder meer aanpassing drainage, verhoging van zomer- en winterpeilbeheer, hydrologische isolatie, inschakeling overstromingsgebieden en verhoging van bergingscapaciteit, vertraagde oppervlaktewaterafvoer,… Dit dient op maat van de lokale ecologische noden en maatschappelijke randvoorwaarden te worden ingevuld.

Dit geldt voornamelijk in de deelgebieden 3 Het Leen, 4 Bellebargiebos, 6 Stropersbos, 8&9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeek en 12 Vinderhoutse bossen. In diverse gebieden worden reeds afspraken gemaakt naar herstel van een meer natuurlijke hydrologie.

Realisatie van aaneengesloten moeras- en natte graslandencomplex
Realisatie van aaneengesloten moeras- en natte graslandencomplex

De realisatie in deelgebied 8 Vallei Moervaart-Zuidlede van aaneengesloten moeras- en natte graslandenlandschap voor de types 6510 en 6430, met plaatselijk 6410 van bijkomend 76 ha en regionaal belangrijke biotopen [*], waar een satellietpopulatie van Kwartelkoning kan gerealiseerd worden. Dit complex bezit diverse overgangen naar het bostype 91E0. Bijkomende realisaties (richtwaarde 82 ha van habitattypes 6410, 6430 en 6510) situeren zich voornamelijk in deelgebieden 1 Drongengoed—Maldegemveld, 10 Zeverenbeek en 12 Vinderhoutse bossen, waarbij telkens kleinere kernen van moeras- en natte graslanden van circa 10 – 25 ha nagestreefd worden.

[*] Er wordt een complex van 30 – 45 ha soortenrijke graslanden tot doel gesteld, waarvan 10 ha tot het habitattype 6410 behoort. De resterende oppervlakte bestaat uit vegetatiekundig sterk aanleunende, maar regionaal belangrijke biotopen (RBB’s), zoals dotterbloemhooilanden en grote zeggenvegetaties. Deze oppervlaktedoelstellingen zijn deels ook in funcite van de satellietpopulatie van Kwartelkoning.

Specifieke natuurdoelen

In dit gebied kun je grofweg drie soorten natuur onderscheiden: het boslandschap, het heidelandschap en het grasland- en moeraslandschap. De kwaliteitsverbetering en uitbreiding hiervan is belangrijk. Om de doelstelling voor 2020 te halen moet de kwaliteit in de voedselarme plas de Kraenepoel verder verbeterd worden en het peilbeheer geoptimaliseerd worden.

Het boslandschap wordt in deze SBZ beschouwd als bestaande uit de habitattypes 9120, 9160, 9190 en 91E0. Deze komen voor in samenhangende complexen met diverse overgangen tussen diverse types, waarbij in enkele gebieden de droge types domineren (9120 en 9190) en in andere de natte (91E0).
Voor de habitattypes 9120 en 91E0 wordt de SBZ als zeer belangrijk beschouwd. Er wordt gestreefd naar de realisatie van een robuust netwerk van enkele grote boskernen die op lange termijn garanties bieden voor de instandhouding van leefbare populaties van de typische soorten van deze kernen en hun boshabitats. Hierdoor kunnen knelpunten als sterke versnippering, slecht gebufferde bossen die onderhevig zijn aan eutrofiëring / nutriëntenaanrijking gemilderd worden. De twee andere bostypes 9160 en 9190 die nagenoeg steeds aansluiten op vorige types, liften mee op deze globale aanpak.Concreet kunnen enkele grote categorieën op vlak van doelstellingen onderscheiden worden voor de bossen:

  • 1. Kwaliteitsverbetering op vlak van structuur
    De boshabitats binnen dit SBZ hebben op dit ogenblik in heel veel deelgebieden een onvoldoende gevarieerde structuur.
    Door het toepassen van een natuurgericht bosbeheer in bossen zal het aandeel aan dikke bomen, dood hout, gevarieerde randen en open plekken op termijn toenemen. Dit zijn maatregelen die veel van de habitattypische soorten en bijlagesoorten ten goede zullen komen. Een dergelijk natuurgericht beheer wordt voorzien in veel beheerplannen, voor bossen in eigendom van/beheerd door het ANB of de erkende terreinbeherende verenigingen. Bij andere openbare besturen en privé-bossen gelegen in VEN zal door toepassen van de CDB (Criteria Duurzaam Bosbeheer), ook de structuurdiversiteit op termijn nog toenemen.
    Op de droge zandgronden is het van belang om gevarieerde randen met overgangen naar heide en heischrale vegetaties te voorzien om kleine populaties van de bijlagesoorten Boomleeuwerik en Nachtzwaluw te voorzien (vnl. in noordelijke delen van het SBZ: deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos) evenals habitattypische soorten als Levendbare hagedis, Hazelworm, etc…. Op de natte zandgronden zijn dergelijke kleinschalige habitats van belang voor diverse habitattypische soorten van natte heide en overgangssituaties (o.a. Groentje, Aarbeivinder, …). 1 Drongengoed-Maldegemveld en 6 Stropersbos zijn de belangrijkste deelgebieden voor dergelijke overganssituaties. Op de rijkere natte bodemtypes zijn dergelijke randen en zomen van belang om optimale condities te creëren voor leefbare populaties van habitattypische soorten van natte ruigtes en graslanden (Sprinkhaanzanger, Blauwborst, …) – evenals meer habitattypische soorten van lichtrijke natte bossen (Goudvink, Nachtegaal, Kleine Ijsvogelvlinder). Het voorzien van dergelijke overgangsituaties is voornamelijk van belang in deelgebieden 3 Het Leen, 8 Vallei Moervaart-Zuidlede, maar ook plaatselijk in 6 Stropersbos en 10 Zeverenbeekvallei.

  • 2. De realisatie van kwalitatief degelijke grote boshabitatkernen voornamelijk voor de types 9120 & 91E0
    De realisatie van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen dit SBZ voor de boshabitats.
    Er wordt één grote boskern in de droge sfeer met richtwaarde 525 ha beoogd in deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld (belangrijke kern van 9120, lokaal ook 9160 en 91E0), waardoor lange termijngaranties kunnen gegarandeerd worden voor een stabiele populatie van onder meer de bijlagesoorten Zwarte Specht, Middelste Bonte Specht en Wespendief, maar evenzeer voor tal van andere habitattypische bossoorten (indicatoren van stuctuurrijke bossen Bosuil, Boomklever, Havik, en Rode Lijst-soorten gebonden aan randen en open plekken zoals Zomertortel). Daarnaast vormen 3 Het Leen, 5 Burkel, 6 Stropersbos en 7 Heidebos ook belangrijke gebieden voor de realisatie van kwalitatieve grote boskernen (vnl. 9120 / 9190, maar ook 91E0 in Stropersbos).
    Voor de realisatie van één grote boskern in de alluviale sfeer (91E0) is er slechts één mogelijkheid, namelijk in deelgebieden 8&9 Vallei Moervaart-Zuidlede. Een dergelijk kern, met een richtwaarde van 444 ha is van belang voor een belangrijke populatie van de bijlage soort Wespendief, maar evenzeer voor tal van andere habitattypische soorten en Rode Lijstsoorten van natte bossen, zoals Wielewaal, Matkop, Nachtegaal, Goudvink, Kleine IJsvogelvlinder, etc… Volgende methoden kunnen de realisatie van deze boskernen bewerkstelligen:
    • A. Omvorming van bestaande ‘niet habitatwaardige’ bossen voorzien (2a). In de door de Vlaamse overheid beheerde bossen en bossen in beheer van de erkende terreinbeherende verenigingen en in het kader van herstelprojecten worden maatregelen voorzien welke tot bijkomend habitat zullen leiden. De deelgebieden met een aanzienlijke bosoppervlakte in beheer van het ANB/provincie/erkende terreinbeherende verenigingen zijn 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 4 Bellebargiebos (Kwadebossen), 6 Stropersbos, 7 Heidebos en 8&9 vallei van Moervaart-Zuidlede. 20-80% van de niet inheemse bestanden zal hier op termijn tot bijkomend habitat leiden. Via stimulerende maatregelen, kunnen ook privé-eigenaars ingezet worden om bijkomend habitat te realiseren. Zij kunnen een uitgebreid bosbeheerplan opstellen, waarbij ook de CDB dienen gevolgd te worden. Een voorbeeld hiervan is deelgebied 2 Kraenepoel en Markettebossen.
    • B. Bosuitbreiding. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen bosuitbreiding ten behoeve van de realisatie van hoofdzakelijk het type 9120 en 9190 (drogere bossen, al dan niet aangevuld met plaatselijk andere bostypes ) en bosuitbreiding voor de realisatie van het type 91E0 (natte en alluviale bossen, al dan niet aangevuld met plaatselijk andere bostypes).
      Voor de realisatie van een grote aaneengesloten oppervlakte bos dat een groot aandeel van het type 9120 en 9190 (en plaatselijk 9160) bezit, komen deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 5 Burkel, 6 Stropersbos en 7 Heidebos het best in aanmerking. Aanvullend zijn kleinere uitbreidingen wenselijk in onder meer deelgebied 3 Het Leen. Dit gaat om een richtwaarde van 171 ha bosuitbreiding.
      Voor de realisatie van een grote aaneengesloten oppervlakte bos in de alluviale sfeer (vnl. type 91E0, plaatselijk 9160), komen de deelgebieden 8&9 Vallei van de Moervaart-Zuidlede het best in aanmerking. Hierbij wordt de realisatie van voldoende grote kernen aan alluviaal bos beoogd. Kleinere oppervlaktes aan bosuitbreiding zijn daarbovenop noodzakelijk in deelgebieden 10 Zeverenbeekvallei, 3 Het Leen, 5 Burkel, 9 Vallei Moervaart-Zuidlede (Puyenbroeck) en 12 Vinderhoutse Bossen (ook zie hieronder bij verbinden en versterken van de kernen). Dit gaat in het totaal om een richtwaarde van 175 ha bosuitbreiding, waarbij deelgebied 8 Moervaartvallei voor de realisatie van een grote aaneengesloten kern moet zorgen.

  • 3. Het degelijk bufferen van kleinere boskernen en/of verbinden van kleinere boskernen
    Dit is een algemene doelstelling die voor de kleinere boskernen binnen de verschillende deelgebieden voorgesteld wordt. Veel kleine boskernen in de deelgebieden voldoen niet aan het MSA en zijn bovendien vaak in een erg intensief agrarisch gebied gelegen, waardoor ze slecht gebufferd zijn. Hierdoor is het verdwijnen van typische bossoorten in deze kernen een reëel gevaar. Door deze kernen, die vaak kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten bevatten, te bufferen en uit te breiden of ze te verbinden met de grotere bossen, kan de kans op het lokaal uitsterven sterk worden gereduceerd. Dit gaat om verbindingen via kleinschalige bosuitbreiding tot kleinschalige landschappelijke elementen zoals hagen en houtkanten. Kleinschalige bosuitbreidingen worden voorgesteld in de hierboven vernoemde deelgebieden zoals 2 Kraenepoel en Markettebossen, 3 Het Leen, 5 Burkel, 7 Heidebos, 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeekvallei en 12 Vinderhoutse Bossen.
    Daarnaast hebben ook bossen met een geïsoleerde ligging, zoals 4 Bellebargiebos (Kwadebossen) en 11 Bos van Ooidonkkasteel, ook nood aan buffering om lange termijn garanties voor het overleven van de habitattypische soorten te kunnen garanderen.

  • 4. Plaatselijk de hydrologie herstellen
    Deze doelstelling geldt in hoofdzaak voor herstel en realisatie van (grond)waterafhankelijke bostypes (91E0, plaatselijk 9160), waarbij ook mogelijkheden voor herstel en realisatie gecreëerd worden voor habitattypes uit het grasland- en moeraslandschap (6410, 6430 en 6510). Om een gunstige staat van instandhouding te kunnen bereiken is het van belang dat de natuurlijke hydrologie voor dit type hersteld wordt. De voornaamste deelgebieden waar plaatselijk hydrologie dient hersteld te worden ten voordele van het type 91E0 zijn deelgebieden 3 Het Leen, 4 Bellebargiebos, 6 Stropersbos en 8&9 vallei Moervaart-Zuidlede. Uiteraard dient dit bekeken te worden vanuit de principes van goed nabuurschap en het omliggende grondgebruik.
    In 6 Stropersbos is men reeds gestart met deze maatregelen via een Life-dossier. Potentieverkenning voor herstel van hydrologie gebeurde reeds in de Ecohydrologische studie van de Moervaartvallei en wordt o.a. verder uitgewerkt in onderzoek naar de haalbaarheid van een Natuurinrichtingsproject in de Fondatie-Heirnisse. Uit deze studies blijken voldoende potenties te bestaan voor de beoogde habitattypes. In het ecohydrologisch onderzoek voor natuurinrichtingsproject Fondatie-Heirnisse werden de scenario’s verfijnd om binnen het afgebakende studiegebied maximale natuurwinst te realiseren en de effecten erbuiten minimaal te behouden (streven naar hydrologische isolatie).

Het heidelandschap bevat in deze SBZ de habitattypes 2330, 3130, 4010, 4030 en 6230. Deze habitattypes zijn in deze SBZ onlosmakelijk met elkaar verbonden en komen in mozaïeken voor. Bemerk dat in het deelgebied Drongengoed-Maldegemveld eveneens glanshaverhooiland voorkomt (habitattype 6510), in overgang naar vochtig heischraal grasland (type 6230_hmo). Ook de bermen van de startbaan (in oorsprong heischrale vegetaties, maar jarenlang overbemest) kunnen voor ongeveer 50 % als glanshavergrasland beschouwd worden. Deze mozaïek zal (met mogelijke verschuiving naar heischraal grasland) ook in de toekomst behouden blijven (voor de doelen van het habitattype 6510 verwijzen we naar het grasland- en moeraslandschap). Volgens de G-IHD is deze SBZ zeer belangrijk voor habitattype 6230 heischraal grasland, terwijl voor de natte en droge heide (4010, 4030) de SBZ als belangrijk werd aangeduid. Binnen het huidige versnipperde heidelandschap wordt voor de habitattypes 2330, 4010, 4030 en 6230 naar een voldoende staat van instandhouding gestreefd. Kwaliteit in deze complexen betekent voldoende grote oppervlakten zodat ook het voorkomen van eraan gebonden fauna zoals de bijlagesoorten Nachtzaluw en Boomleeuwerik, maar ook diverse Rode Lijst-soorten zoals Aarbeivlinder, Kleine ijsvogelvlinder, Groentje, Veldkrekel, Levendbarende hagedis wordt verzekerd. Momenteel zijn duurzame populaties van deze soorten niet gegarandeerd.

Gesommeerd over de verschillende heidehabitats (2330, 4010, 4030, 6230) is het doel een extra oppervlakte van 144 ha. De doelstellingen voor herstel van heidevegetaties situeren zich vooral in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos. Binnen deze deelgebieden worden kernen nagestreefd van 5 à 15 ha grootte, binnen de gestelde ecologische potenties (vb. geen potenties voor natte heide in Heidebos). Deze kernen worden omgeven door kleinere satellietpopulaties (die minstens tijdelijk populaties kunnen herbergen van de habitattypische soorten) en met elkaar verweven. Doordat uitwisseling tussen kern- en satellietpopulaties mogelijk is, wordt de kans op lokaal uitsterven tot een minimum beperkt.

Binnen de deelgebieden dient in eerste instantie zorg besteed te worden aan de kwaliteitsverbetering van de aanwezige heidehabitats. Verder is uitbreiding noodzakelijk om een landschappelijke en ecologische verbinding van deze heidekernen te realiseren, zodat migratie van soorten tussen de verschillende kernen mogelijk wordt. Dit heidelandschap is een dynamisch landschap en is in dit SBZ aanwezig in een complex met het boslandschap (vooral habitattype 9120 en 9190). Structuurrijkdom vormt het streefdoel, met oude heidestruiken afgewisseld met jonge heide en open plekjes, naast boom- en struikopslag (tot maximum 30%). Overgangen naar het bos zijn geen scherpe randen (ontwikkelen van bosranden, bosschages,…). Het ecologisch functioneren van heidehabitats in overgang naar boslandschap biedt een betere buffering tegen externe invloeden en biedt een grotere structuurrijkdom voor de aanwezige fauna zoals Boomleeuwerik en Nachtzwaluw. Daarnaast maken ook oligotrofe plassen deel van het heidelandschap (habitattype 3130, essentieel). Het type komt voor in deelgebied 2 Kraenepoel en Markettebossen. Het heidelandschap zal grotendeels gerealiseerd worden door omzetting van naaldhoutaanplanten (in eigendom van het ANB of natuurvereniging) in het kader van heideherstelprojecten in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos, zoals in uitgevoerde en lopende projecten al mogelijk bleek, en aangepast opvolgingsbeheer.

Het nat grasland- en moeraslandschap wordt beschouwd als een samenhangend complex van structuurrijke hooilanden (6510), schralere graslandtypes (6410) en natte ruigtes (6430). Tevens worden eutrofe plassen (3150) toegevoegd. Deze SBZ is zeer belangrijk voor het habitattype 6410 (blauwgrasland-veldrusassosciatie), de overige types worden, met uitzondering van het type 3150, als belangrijk aangeduid in de G-IHD. Momenteel komen deze habitattypes sterk versnipperd voor. De aanwezigheid van minstens één groot complex is noodzakelijk voor de instandhouding van habitattypische soorten gebonden aan deze bloemenrijke graslanden, waarbij voor zowel insectenfauna als vogelsoorten een belangrijk leefgebied gecreëerd wordt.

Binnen de deelgebieden dient in eerste instantie zorg besteed te worden aan de kwaliteitsverbetering van de aanwezige grasland- en moerashabitats. Als doel voor oppervlaktetoename van de habitattypes 6410, 6430 en 6510 tot een structuurrijk grasland- en moeraslandschap wordt een totale extra oppervlakte van 161 ha vooropgesteld. De doelstellingen voor herstel van de habitattypes 6410, 6430 en 6510 situeren zich gedeeltelijk in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos, 8 & 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeek en 12 Vinderhoutse bossen.

De kern van de realisaties voor de uitbreidingen worden echter voorzien in het deelgebied 8 Vallei Moervaart-Zuidlede met een oppervlakte van bijkomend 76 ha . Door de kwalitatieve invulling van het valleigebied kan bijkomend de realisatie van leefgebied voor een satellietpopulatie (5 à 8 koppels) van de bijlagesoort Kwartelkoning [*] beoogd worden, waarbij de kernpopulatie voorkomt in de SBZ Schelde- en Durmeëstuarium (G-IHD). Ook andere bijlage en habitattypische faunasoorten zoals Blauwborst, Rietzanger en Sprinkhaanzanger en de Europees beschermde vleermuizen kunnen hier hun leefgebied versterken. Overgangen naar natte bostypes 91E0 worden voorzien. Om een goede staat van instandhouding en de realisatie van de doelstellingen mogelijk te maken, zal een meer natuurlijke hydrologie (natuurlijker beheer van het (grond)waterpeil) in een aantal deelgebieden hersteld dienen te worden. Potentieverkenning hiervoor gebeurde reeds in de Ecohydrologische studie van de Moervaartvallei en zal o.a. verder uitgewerkt worden in onderzoek naar de haalbaarheid van een Natuurinrichtingsproject in de Fondatie-Heirnisse (zie ook boslandschap: Plaatselijk de hydrologie herstellen).

Daarnaast zijn in de SBZ potenties voor ontwikkeling van het habitattype 3150 (eutrofe plassen). In deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 8 Vallei Moervaart-Zuidlede komen nog enkele plassen / putten voor met potentie tot ontwikkeling van habitattype 3150. In het deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld is de bescherming van het leefgebied voor Kamsalamander essentieel.

De doelstellingen kunnen deels op terreinen van erkende terreinbeherende natuurverenigingen en ANB-domein bereikt worden (o.a. Fondatie-Heirnisse), maar uitbreiding in privé-terreinen is noodzakelijk in deelgebied 8 vallei Moervaart-Zuidlede.

[*] In de G-IHD wordt een totale doelstelling voor Kwartelkoning opgesteld van 100 paren verdeeld over 4 kernpopulaties, gelegen in de valleien van de Schelde, IJzer, Demer en Maas. In de toelichting bij de kwantificatie van de vooropgestelde doelen, is naast de mogelijkheden binnen de vier vermelde gebieden, sprake van een tekort van 18 tot 23 broedparen om het doel van 100 paren te realiseren. Dit tekort wordt dan best over kleinere satellietpopulaties in Vlaanderen verdeeld. Het aantal mogelijke locaties voor kleine satellietpopulaties is erg beperkt: enkel voldoende open valleigebieden, waar de realisatie 50 tot 100 ha aan geschikt habitat tot de mogelijkheden behoort, komen hiervoor in aanmerking. De Moervaartvallei is één van de schaarse locaties waar dit nog mogelijk is en waarin al heel wat habitatrelicten voorkomen. Daarom worden in de Moervaartvallei gezamenlijke doelen voor Kwartelkoning en de natte graslanden en ruigtes voorzien.
Door realisatie van geschikt habitat voor een satellietpopulatie van Kwartelkoning, wordt een robuuste kern van de verschillende graslandtypes, ruigtes en moeras gerealiseerd, waar kernpopulaties kunnen voorkomen van andere habitattypische soorten, die geringere oppervlaktebehoeftes hebben. Op die manier wordt ruimtebesparend gewerkt en kan zowel een voldoende grote kern van moeras- en graslandhabitats gerealiseerd worden, zodat het behalen van een gunstige staat van instandhouding voor deze habitats binnen het SBZ mogelijk is, maar wordt eveneens voor een deel invulling gegeven aan de G-IHD doelstellingen voor de Kwartelkoning.

Boslandschap

details ...

Het boslandschap wordt in deze SBZ beschouwd als bestaande uit de habitattypes 9120, 9160, 9190 en 91E0. Deze komen voor in samenhangende complexen met diverse overgangen tussen diverse types, waarbij in enkele gebieden de droge types domineren (9120 en 9190) en in andere de natte (91E0).
Voor de habitattypes 9120 en 91E0 wordt de SBZ als zeer belangrijk beschouwd. Er wordt gestreefd naar de realisatie van een robuust netwerk van enkele grote boskernen die op lange termijn garanties bieden voor de instandhouding van leefbare populaties van de typische soorten van deze kernen en hun boshabitats. Hierdoor kunnen knelpunten als sterke versnippering, slecht gebufferde bossen die onderhevig zijn aan eutrofiëring / nutriëntenaanrijking gemilderd worden. De twee andere bostypes 9160 en 9190 die nagenoeg steeds aansluiten op vorige types, liften mee op deze globale aanpak.Concreet kunnen enkele grote categorieën op vlak van doelstellingen onderscheiden worden voor de bossen:

  • 1. Kwaliteitsverbetering op vlak van structuur
    De boshabitats binnen dit SBZ hebben op dit ogenblik in heel veel deelgebieden een onvoldoende gevarieerde structuur.
    Door het toepassen van een natuurgericht bosbeheer in bossen zal het aandeel aan dikke bomen, dood hout, gevarieerde randen en open plekken op termijn toenemen. Dit zijn maatregelen die veel van de habitattypische soorten en bijlagesoorten ten goede zullen komen. Een dergelijk natuurgericht beheer wordt voorzien in veel beheerplannen, voor bossen in eigendom van/beheerd door het ANB of de erkende terreinbeherende verenigingen. Bij andere openbare besturen en privé-bossen gelegen in VEN zal door toepassen van de CDB (Criteria Duurzaam Bosbeheer), ook de structuurdiversiteit op termijn nog toenemen.
    Op de droge zandgronden is het van belang om gevarieerde randen met overgangen naar heide en heischrale vegetaties te voorzien om kleine populaties van de bijlagesoorten Boomleeuwerik en Nachtzwaluw te voorzien (vnl. in noordelijke delen van het SBZ: deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos) evenals habitattypische soorten als Levendbare hagedis, Hazelworm, etc…. Op de natte zandgronden zijn dergelijke kleinschalige habitats van belang voor diverse habitattypische soorten van natte heide en overgangssituaties (o.a. Groentje, Aarbeivinder, …). 1 Drongengoed-Maldegemveld en 6 Stropersbos zijn de belangrijkste deelgebieden voor dergelijke overganssituaties. Op de rijkere natte bodemtypes zijn dergelijke randen en zomen van belang om optimale condities te creëren voor leefbare populaties van habitattypische soorten van natte ruigtes en graslanden (Sprinkhaanzanger, Blauwborst, …) – evenals meer habitattypische soorten van lichtrijke natte bossen (Goudvink, Nachtegaal, Kleine Ijsvogelvlinder). Het voorzien van dergelijke overgangsituaties is voornamelijk van belang in deelgebieden 3 Het Leen, 8 Vallei Moervaart-Zuidlede, maar ook plaatselijk in 6 Stropersbos en 10 Zeverenbeekvallei.

  • 2. De realisatie van kwalitatief degelijke grote boshabitatkernen voornamelijk voor de types 9120 & 91E0
    De realisatie van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen dit SBZ voor de boshabitats.
    Er wordt één grote boskern in de droge sfeer met richtwaarde 525 ha beoogd in deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld (belangrijke kern van 9120, lokaal ook 9160 en 91E0), waardoor lange termijngaranties kunnen gegarandeerd worden voor een stabiele populatie van onder meer de bijlagesoorten Zwarte Specht, Middelste Bonte Specht en Wespendief, maar evenzeer voor tal van andere habitattypische bossoorten (indicatoren van stuctuurrijke bossen Bosuil, Boomklever, Havik, en Rode Lijst-soorten gebonden aan randen en open plekken zoals Zomertortel). Daarnaast vormen 3 Het Leen, 5 Burkel, 6 Stropersbos en 7 Heidebos ook belangrijke gebieden voor de realisatie van kwalitatieve grote boskernen (vnl. 9120 / 9190, maar ook 91E0 in Stropersbos).
    Voor de realisatie van één grote boskern in de alluviale sfeer (91E0) is er slechts één mogelijkheid, namelijk in deelgebieden 8&9 Vallei Moervaart-Zuidlede. Een dergelijk kern, met een richtwaarde van 444 ha is van belang voor een belangrijke populatie van de bijlage soort Wespendief, maar evenzeer voor tal van andere habitattypische soorten en Rode Lijstsoorten van natte bossen, zoals Wielewaal, Matkop, Nachtegaal, Goudvink, Kleine IJsvogelvlinder, etc… Volgende methoden kunnen de realisatie van deze boskernen bewerkstelligen:
    • A. Omvorming van bestaande ‘niet habitatwaardige’ bossen voorzien (2a). In de door de Vlaamse overheid beheerde bossen en bossen in beheer van de erkende terreinbeherende verenigingen en in het kader van herstelprojecten worden maatregelen voorzien welke tot bijkomend habitat zullen leiden. De deelgebieden met een aanzienlijke bosoppervlakte in beheer van het ANB/provincie/erkende terreinbeherende verenigingen zijn 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 4 Bellebargiebos (Kwadebossen), 6 Stropersbos, 7 Heidebos en 8&9 vallei van Moervaart-Zuidlede. 20-80% van de niet inheemse bestanden zal hier op termijn tot bijkomend habitat leiden. Via stimulerende maatregelen, kunnen ook privé-eigenaars ingezet worden om bijkomend habitat te realiseren. Zij kunnen een uitgebreid bosbeheerplan opstellen, waarbij ook de CDB dienen gevolgd te worden. Een voorbeeld hiervan is deelgebied 2 Kraenepoel en Markettebossen.
    • B. Bosuitbreiding. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen bosuitbreiding ten behoeve van de realisatie van hoofdzakelijk het type 9120 en 9190 (drogere bossen, al dan niet aangevuld met plaatselijk andere bostypes ) en bosuitbreiding voor de realisatie van het type 91E0 (natte en alluviale bossen, al dan niet aangevuld met plaatselijk andere bostypes).
      Voor de realisatie van een grote aaneengesloten oppervlakte bos dat een groot aandeel van het type 9120 en 9190 (en plaatselijk 9160) bezit, komen deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 5 Burkel, 6 Stropersbos en 7 Heidebos het best in aanmerking. Aanvullend zijn kleinere uitbreidingen wenselijk in onder meer deelgebied 3 Het Leen. Dit gaat om een richtwaarde van 171 ha bosuitbreiding.
      Voor de realisatie van een grote aaneengesloten oppervlakte bos in de alluviale sfeer (vnl. type 91E0, plaatselijk 9160), komen de deelgebieden 8&9 Vallei van de Moervaart-Zuidlede het best in aanmerking. Hierbij wordt de realisatie van voldoende grote kernen aan alluviaal bos beoogd. Kleinere oppervlaktes aan bosuitbreiding zijn daarbovenop noodzakelijk in deelgebieden 10 Zeverenbeekvallei, 3 Het Leen, 5 Burkel, 9 Vallei Moervaart-Zuidlede (Puyenbroeck) en 12 Vinderhoutse Bossen (ook zie hieronder bij verbinden en versterken van de kernen). Dit gaat in het totaal om een richtwaarde van 175 ha bosuitbreiding, waarbij deelgebied 8 Moervaartvallei voor de realisatie van een grote aaneengesloten kern moet zorgen.

  • 3. Het degelijk bufferen van kleinere boskernen en/of verbinden van kleinere boskernen
    Dit is een algemene doelstelling die voor de kleinere boskernen binnen de verschillende deelgebieden voorgesteld wordt. Veel kleine boskernen in de deelgebieden voldoen niet aan het MSA en zijn bovendien vaak in een erg intensief agrarisch gebied gelegen, waardoor ze slecht gebufferd zijn. Hierdoor is het verdwijnen van typische bossoorten in deze kernen een reëel gevaar. Door deze kernen, die vaak kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten bevatten, te bufferen en uit te breiden of ze te verbinden met de grotere bossen, kan de kans op het lokaal uitsterven sterk worden gereduceerd. Dit gaat om verbindingen via kleinschalige bosuitbreiding tot kleinschalige landschappelijke elementen zoals hagen en houtkanten. Kleinschalige bosuitbreidingen worden voorgesteld in de hierboven vernoemde deelgebieden zoals 2 Kraenepoel en Markettebossen, 3 Het Leen, 5 Burkel, 7 Heidebos, 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeekvallei en 12 Vinderhoutse Bossen.
    Daarnaast hebben ook bossen met een geïsoleerde ligging, zoals 4 Bellebargiebos (Kwadebossen) en 11 Bos van Ooidonkkasteel, ook nood aan buffering om lange termijn garanties voor het overleven van de habitattypische soorten te kunnen garanderen.

  • 4. Plaatselijk de hydrologie herstellen
    Deze doelstelling geldt in hoofdzaak voor herstel en realisatie van (grond)waterafhankelijke bostypes (91E0, plaatselijk 9160), waarbij ook mogelijkheden voor herstel en realisatie gecreëerd worden voor habitattypes uit het grasland- en moeraslandschap (6410, 6430 en 6510). Om een gunstige staat van instandhouding te kunnen bereiken is het van belang dat de natuurlijke hydrologie voor dit type hersteld wordt. De voornaamste deelgebieden waar plaatselijk hydrologie dient hersteld te worden ten voordele van het type 91E0 zijn deelgebieden 3 Het Leen, 4 Bellebargiebos, 6 Stropersbos en 8&9 vallei Moervaart-Zuidlede. Uiteraard dient dit bekeken te worden vanuit de principes van goed nabuurschap en het omliggende grondgebruik.
    In 6 Stropersbos is men reeds gestart met deze maatregelen via een Life-dossier. Potentieverkenning voor herstel van hydrologie gebeurde reeds in de Ecohydrologische studie van de Moervaartvallei en wordt o.a. verder uitgewerkt in onderzoek naar de haalbaarheid van een Natuurinrichtingsproject in de Fondatie-Heirnisse. Uit deze studies blijken voldoende potenties te bestaan voor de beoogde habitattypes. In het ecohydrologisch onderzoek voor natuurinrichtingsproject Fondatie-Heirnisse werden de scenario’s verfijnd om binnen het afgebakende studiegebied maximale natuurwinst te realiseren en de effecten erbuiten minimaal te behouden (streven naar hydrologische isolatie).
Habitat - Boslandschap
  • Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    Boslandschap
    6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones, subtype boszoom
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    1/3 van bosranden ontwikkelen als goed ontwikkelde boszomen, voornamelijk van de vochtige bossen (habitats 9160 en 91E0).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voldoende tot goede staat van instandhouding, met mantelzoomvegetaties van meer dan 5 meter breedte.

    habitat
  • Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
    habitattype_naam
    Eiken-Beukenbossen en Eiken-Berkenbossen op zure bodems (9120_9190)
    Boslandschap
    9120_9190 - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) en Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 789 ha
    Doel : + 632 ha tot 1421 ha met een richtwaarde van 166 ha voor bosuitbreiding Het bostype 9190 zal vnl. gerealiseerd worden in de deelgebieden 6 Stropersbos (noordelijk deel) en 7 Heidebos

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding, met goede staat met betrekking tot de habitatstructuur en verstoring.

    habitat
  • Essen-Eikenbossen zonder Wilde hyacint (9160)
    habitattype_naam
    Essen-Eikenbossen zonder Wilde hyacint (9160)
    Boslandschap
    9160 - Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 10 ha
    Doel : + 29 ha naar 39 ha waarvan een richtwaarde van 5 ha door bosuitbreiding, met realisatie van 1 boskern van habitattype met MSA van min. 15 ha in deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld. Beperktere uitbreidingen in deelgebieden 5 Burkel (Kapelleboscomplex) en op iets rijkere gronden in deelgebieden 8 Moervaart-Zuidlede & 10 Zeverenbeek

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voldoende staat van instandhouding, met voldoende tot goede staat met betrekking tot de habitatstructuur en verstoring.

    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Boslandschap
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), alle subtypes
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : (alle subtypes) : 341 ha
    Doel : (alle subtypes) + 314 ha naar 655 ha met een richtwaarde van 175 ha door bosuitbreiding

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Doel: zie specifieke subtypes.

    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Boslandschap
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_veb - Vogelkers-essenbos
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 73 ha
    Doel : zie bij 91E0 – Alle subtypes: Realiseren van 1 boskern in natte sfeer met goede staat van instandhouding voor faunakarakteristieken.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding in deelgebied 8&9 vallei Moervaart-Zuidlede. Voldoende staat in deelgebieden 5 Burkel (Kapelleboscomplex) en 10 Zeverenbeekvallei.

    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Boslandschap
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_vn - eutroof elzenbos
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 184 ha
    Doel : zie bij 91E0 – Alle subtypes: Realiseren van 1 boskern in natte sfeer met goede staat van instandhouding voor faunakarakteristieken.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding in deelgebied 8 & 9 vallei Moervaart-Zuidlede. Voldoende staat in deelgebieden 5 Burkel (Kapelleboscomplex), 10 Zeverenbeekvallei en 12 Vinderhoutse bossen.

    habitat
  • Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    habitattype_naam
    Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0)
    Boslandschap
    91E0 - Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae), subtype 91E0_vo_vm - oligotroof en mesotroof elzenbroek
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Actueel : 84 ha
    Doel : Behoud huidige oppervlakte.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voldoende staat van instandhouding.

    habitat
Soorten - Boslandschap
  • Gewone/Grijze grootoorvleermuis, Brandts vleermuis/Gewone baardvleermuis
    Boslandschap
    Gewone/Grijze grootoorvleermuis, Brandts vleermuis/Gewone baardvleermuis
    Populatiedoelstelling

    Aanwezigheid van zomerkolonies van de soorten met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 4 Bellebargie (Kwadebossen), 5 Burkel (Kapelleboscomplex), 6 Stropersbos, 7 Heidebos, 8 en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeekvallei, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Doel zomer:

    • Verhoging van habitatkwaliteit in de bossen.
    • Creatie geleidelijke bosranden, in het bijzonder nabij open waterpartijen.
    • Behoud en verbetering kwaliteit waterpartijen.

    De doelen worden gerealiseerd in het kader van doelen habitats 3130, 3150, 9120, 9160, 9190 en 91E0. Bijkomend aandacht voor behoud van bestaande verbindingen, en waar nodig uitbreiding van en verbinding tussen bossen en foerageergebieden, bv. verbinding tussen 1 Drongengoed-Maldegemveld / 3 Het Leen en Schipdonkkanaal.

    Doel winter:

    • Behoud, inrichten en verbeteren van winterverblijven (ijskelders, tunnels, bunkers, oud munitiedepot,…) in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 6 Stropersbos, 8 en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.
    • Behoud kolonieplaats in de kerk van Overslag (Wachtebeke) buiten SBZ.
    soort
  • Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger
    Boslandschap
    Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Behoud en uitbreiding van de bestaande populatie

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van de bestaande kwaliteit, behoud en uitbreiding van connectiviteit tussen de gebieden.

    soort
  • Mopsvleermuis
    Boslandschap
    Mopsvleermuis
    Populatiedoelstelling

    Voor de Mopsvleermuis wordt geen populatiedoelstelling vooropgesteld

    Kwaliteitsdoelstelling

    Doel zomer:

    • Verhoging van habitatkwaliteit in de bossen.
    • Creatie geleidelijke bosranden, in het bijzonder nabij open waterpartijen.
    • Behoud en verbetering kwaliteit waterpartijen.

    De doelen worden gerealiseerd in het kader van doelen habitats 3130, 3150, 9120, 9160, 9190 en 91E0. Bijkomend aandacht voor behoud van bestaande verbindingen, en waar nodig uitbreiding van en verbinding tussen bossen en foerageergebieden, bv. verbinding tussen 1 Drongengoed-Maldegemveld / 3 Het Leen en Schipdonkkanaal.

    Doel winter:

    • Behoud, inrichten en verbeteren van winterverblijven (ijskelders, tunnels, bunkers, oud munitiedepot,…) in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 6 Stropersbos, 8 en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.

    Specifiek voor de Mopsvleermuis is de aanwezigheid van voldoende dood staand hout en holle bomen noodzakelijk. De soort overwintert in eerste instantie in spleten en scheuren van holle loofbomen, in tweede instantie (zeer koude winters) overwintert de soort ook in forten, bunkers en ijskelders.

    soort
  • Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Boslandschap
    Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Aanwezigheid van zomerkolonies van de soorten, met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 4 Bellebargie (Kwadebossen), 6 Stropersbos, 7 Heidebos, 8en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeekvallei, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Doel zomer:

    • Verhoging van habitatkwaliteit in de bossen.
    • Creatie geleidelijke bosranden, in het bijzonder nabij open waterpartijen.
    • Behoud en verbetering kwaliteit waterpartijen.

    De doelen worden gerealiseerd in het kader van doelen habitats 3130, 3150, 9120, 9160, 9190 en 91E0. Bijkomend aandacht voor behoud van bestaande verbindingen, en waar nodig uitbreiding van en verbinding tussen bossen en foerageergebieden, bv. verbinding tussen 1 Drongengoed-Maldegemveld / 3 Het Leen en Schipdonkkanaal.

    Doel winter:

    • Behoud, inrichten en verbeteren van winterverblijven (ijskelders, tunnels, bunkers, oud munitiedepot,…) in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 6 Stropersbos, 8 en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.
    soort

Heidelandschap

details ...

Het heidelandschap bevat in deze SBZ de habitattypes 2330, 3130, 4010, 4030 en 6230. Deze habitattypes zijn in deze SBZ onlosmakelijk met elkaar verbonden en komen in mozaïeken voor. Bemerk dat in het deelgebied Drongengoed-Maldegemveld eveneens glanshaverhooiland voorkomt (habitattype 6510), in overgang naar vochtig heischraal grasland (type 6230_hmo). Ook de bermen van de startbaan (in oorsprong heischrale vegetaties, maar jarenlang overbemest) kunnen voor ongeveer 50 % als glanshavergrasland beschouwd worden. Deze mozaïek zal (met mogelijke verschuiving naar heischraal grasland) ook in de toekomst behouden blijven (voor de doelen van het habitattype 6510 verwijzen we naar het grasland- en moeraslandschap). Volgens de G-IHD is deze SBZ zeer belangrijk voor habitattype 6230 heischraal grasland, terwijl voor de natte en droge heide (4010, 4030) de SBZ als belangrijk werd aangeduid. Binnen het huidige versnipperde heidelandschap wordt voor de habitattypes 2330, 4010, 4030 en 6230 naar een voldoende staat van instandhouding gestreefd. Kwaliteit in deze complexen betekent voldoende grote oppervlakten zodat ook het voorkomen van eraan gebonden fauna zoals de bijlagesoorten Nachtzaluw en Boomleeuwerik, maar ook diverse Rode Lijst-soorten zoals Aarbeivlinder, Kleine ijsvogelvlinder, Groentje, Veldkrekel, Levendbarende hagedis wordt verzekerd. Momenteel zijn duurzame populaties van deze soorten niet gegarandeerd.

Gesommeerd over de verschillende heidehabitats (2330, 4010, 4030, 6230) is het doel een extra oppervlakte van 144 ha. De doelstellingen voor herstel van heidevegetaties situeren zich vooral in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos. Binnen deze deelgebieden worden kernen nagestreefd van 5 à 15 ha grootte, binnen de gestelde ecologische potenties (vb. geen potenties voor natte heide in Heidebos). Deze kernen worden omgeven door kleinere satellietpopulaties (die minstens tijdelijk populaties kunnen herbergen van de habitattypische soorten) en met elkaar verweven. Doordat uitwisseling tussen kern- en satellietpopulaties mogelijk is, wordt de kans op lokaal uitsterven tot een minimum beperkt.

Binnen de deelgebieden dient in eerste instantie zorg besteed te worden aan de kwaliteitsverbetering van de aanwezige heidehabitats. Verder is uitbreiding noodzakelijk om een landschappelijke en ecologische verbinding van deze heidekernen te realiseren, zodat migratie van soorten tussen de verschillende kernen mogelijk wordt. Dit heidelandschap is een dynamisch landschap en is in dit SBZ aanwezig in een complex met het boslandschap (vooral habitattype 9120 en 9190). Structuurrijkdom vormt het streefdoel, met oude heidestruiken afgewisseld met jonge heide en open plekjes, naast boom- en struikopslag (tot maximum 30%). Overgangen naar het bos zijn geen scherpe randen (ontwikkelen van bosranden, bosschages,…). Het ecologisch functioneren van heidehabitats in overgang naar boslandschap biedt een betere buffering tegen externe invloeden en biedt een grotere structuurrijkdom voor de aanwezige fauna zoals Boomleeuwerik en Nachtzwaluw. Daarnaast maken ook oligotrofe plassen deel van het heidelandschap (habitattype 3130, essentieel). Het type komt voor in deelgebied 2 Kraenepoel en Markettebossen. Het heidelandschap zal grotendeels gerealiseerd worden door omzetting van naaldhoutaanplanten (in eigendom van het ANB of natuurvereniging) in het kader van heideherstelprojecten in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos, zoals in uitgevoerde en lopende projecten al mogelijk bleek, en aangepast opvolgingsbeheer.

Habitat - Heidelandschap
  • Open graslanden op landduinen (2330)
    habitattype_naam
    Open graslanden op landduinen (2330)
    Heidelandschap
    2330 - Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : relict
    Doel : + 1 ha in deelgebied 7 Heidebos, met als richtwaarde voor uitbreiding 1 ha

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voldoende tot goede staat van instandhouding, waarbij vergrassing tot maximum 30% beperkt wordt. Een afwisseling van open zand, buntgras- en korstmosvegetaties en mostapijtjes.

    habitat
  • Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
    habitattype_naam
    Voedselarme tot matig voedselarme wateren met droogvallende oevers (3130)
    Heidelandschap
    3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojunctea
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 21 ha
    Doel : + 4 ha verder herstellen / uitbreiden van de typerende oeverzones in de Kraenepoel (deelgebied 2). Mogelijkheid voor uitbreiding van 3,5 ha (Blauwe put in deelgebied 2) dient onderzocht te worden. Richtwaarde voor uitbreiding is 3 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding. Indien Drijvende waterweegbree terug verschijnt dient specifieke aandacht besteed te worden aan de soort (instandhouding dynamisch milieu).

    habitat
  • Vochtige tot natte heide (4010)
    habitattype_naam
    Vochtige tot natte heide (4010)
    Heidelandschap
    4010 - Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 17 ha
    Doel : + 19 ha, voornamelijk in deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld, plaatselijk in deelgebied 6 Stropersbos. Versterking van bestaande kernen van natte heide en/of kernen van andere habitats in de heidesfeer. Richtwaarde voor uitbreiding is 5 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voldoende tot goede staat van instandhouding. De vergrassing met Pijpenstrootje bedraagt maximum 50%.

    habitat
  • Droge heide (4030)
    habitattype_naam
    Droge heide (4030)
    Heidelandschap
    4030 - Droge Europese heide
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 40 ha
    Doel : + 54 ha , voornamelijk in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos. Versterking van bestaande kernen van droge heide en/of kernen van andere habitats in de heidesfeer.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voldoende tot goede staat van instandhouding. De vergrassing / verruiging (Pijpenstrootje, Struisgras, Adelaarsvaren) bedraagt maximum 50%. De verbossing maximum 30%.

    habitat
  • Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
    habitattype_naam
    Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)
    Heidelandschap
    6230 - Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 8 ha
    Doel : + 70 ha, met richtwaarde voor uitbreiding 10 ha; voor alle voorkomende types, voornamelijk in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos. Versterking van bestaande kernen van heischrale graslanden en/of kernen van andere habitats in de heidesfeer.
    + 35 ha vochtige heischrale graslanden (6230_hmo) door versterking van bestaande kernen in overgang naar natte heide.
    + 35 ha droge heischrale graslanden / grasland van struisgrasverbond (6230_hn/ha) in overgang naar droge heide.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voldoende tot goede staat van instandhouding. De verruiging / verbossing / verstruweling bedraagt maximum 10%.

    habitat
Soorten - Heidelandschap
  • Drijvende waterweegbree
    Heidelandschap
    Drijvende waterweegbree
    Populatiedoelstelling

    Geen doelstellingen

    Kwaliteitsdoelstelling

    Indien de soort spontaan terugkeert, zijn de kwaliteitsdoelstellingen dezelfde als voor habitattype 3130: goede staat van instandhouding.

    soort
  • Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Heidelandschap
    Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Aanwezigheid van zomerkolonies van de soorten, met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 4 Bellebargie (Kwadebossen), 6 Stropersbos, 7 Heidebos, 8en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeekvallei, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Doel zomer:

    • Verhoging van habitatkwaliteit in de bossen.
    • Creatie geleidelijke bosranden, in het bijzonder nabij open waterpartijen.
    • Behoud en verbetering kwaliteit waterpartijen.

    De doelen worden gerealiseerd in het kader van doelen habitats 3130, 3150, 9120, 9160, 9190 en 91E0. Bijkomend aandacht voor behoud van bestaande verbindingen, en waar nodig uitbreiding van en verbinding tussen bossen en foerageergebieden, bv. verbinding tussen 1 Drongengoed-Maldegemveld / 3 Het Leen en Schipdonkkanaal.

    Doel winter:

    • Behoud, inrichten en verbeteren van winterverblijven (ijskelders, tunnels, bunkers, oud munitiedepot,…) in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 6 Stropersbos, 8 en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.
    soort

Nat grasland- en moeraslandschap

details ...

Het nat grasland- en moeraslandschap wordt beschouwd als een samenhangend complex van structuurrijke hooilanden (6510), schralere graslandtypes (6410) en natte ruigtes (6430). Tevens worden eutrofe plassen (3150) toegevoegd. Deze SBZ is zeer belangrijk voor het habitattype 6410 (blauwgrasland-veldrusassosciatie), de overige types worden, met uitzondering van het type 3150, als belangrijk aangeduid in de G-IHD. Momenteel komen deze habitattypes sterk versnipperd voor. De aanwezigheid van minstens één groot complex is noodzakelijk voor de instandhouding van habitattypische soorten gebonden aan deze bloemenrijke graslanden, waarbij voor zowel insectenfauna als vogelsoorten een belangrijk leefgebied gecreëerd wordt.

Binnen de deelgebieden dient in eerste instantie zorg besteed te worden aan de kwaliteitsverbetering van de aanwezige grasland- en moerashabitats. Als doel voor oppervlaktetoename van de habitattypes 6410, 6430 en 6510 tot een structuurrijk grasland- en moeraslandschap wordt een totale extra oppervlakte van 161 ha vooropgesteld. De doelstellingen voor herstel van de habitattypes 6410, 6430 en 6510 situeren zich gedeeltelijk in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos, 8 & 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeek en 12 Vinderhoutse bossen.

De kern van de realisaties voor de uitbreidingen worden echter voorzien in het deelgebied 8 Vallei Moervaart-Zuidlede met een oppervlakte van bijkomend 76 ha . Door de kwalitatieve invulling van het valleigebied kan bijkomend de realisatie van leefgebied voor een satellietpopulatie (5 à 8 koppels) van de bijlagesoort Kwartelkoning [*] beoogd worden, waarbij de kernpopulatie voorkomt in de SBZ Schelde- en Durmeëstuarium (G-IHD). Ook andere bijlage en habitattypische faunasoorten zoals Blauwborst, Rietzanger en Sprinkhaanzanger en de Europees beschermde vleermuizen kunnen hier hun leefgebied versterken. Overgangen naar natte bostypes 91E0 worden voorzien. Om een goede staat van instandhouding en de realisatie van de doelstellingen mogelijk te maken, zal een meer natuurlijke hydrologie (natuurlijker beheer van het (grond)waterpeil) in een aantal deelgebieden hersteld dienen te worden. Potentieverkenning hiervoor gebeurde reeds in de Ecohydrologische studie van de Moervaartvallei en zal o.a. verder uitgewerkt worden in onderzoek naar de haalbaarheid van een Natuurinrichtingsproject in de Fondatie-Heirnisse (zie ook boslandschap: Plaatselijk de hydrologie herstellen).

Daarnaast zijn in de SBZ potenties voor ontwikkeling van het habitattype 3150 (eutrofe plassen). In deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 8 Vallei Moervaart-Zuidlede komen nog enkele plassen / putten voor met potentie tot ontwikkeling van habitattype 3150. In het deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld is de bescherming van het leefgebied voor Kamsalamander essentieel.

De doelstellingen kunnen deels op terreinen van erkende terreinbeherende natuurverenigingen en ANB-domein bereikt worden (o.a. Fondatie-Heirnisse), maar uitbreiding in privé-terreinen is noodzakelijk in deelgebied 8 vallei Moervaart-Zuidlede.

[*] In de G-IHD wordt een totale doelstelling voor Kwartelkoning opgesteld van 100 paren verdeeld over 4 kernpopulaties, gelegen in de valleien van de Schelde, IJzer, Demer en Maas. In de toelichting bij de kwantificatie van de vooropgestelde doelen, is naast de mogelijkheden binnen de vier vermelde gebieden, sprake van een tekort van 18 tot 23 broedparen om het doel van 100 paren te realiseren. Dit tekort wordt dan best over kleinere satellietpopulaties in Vlaanderen verdeeld. Het aantal mogelijke locaties voor kleine satellietpopulaties is erg beperkt: enkel voldoende open valleigebieden, waar de realisatie 50 tot 100 ha aan geschikt habitat tot de mogelijkheden behoort, komen hiervoor in aanmerking. De Moervaartvallei is één van de schaarse locaties waar dit nog mogelijk is en waarin al heel wat habitatrelicten voorkomen. Daarom worden in de Moervaartvallei gezamenlijke doelen voor Kwartelkoning en de natte graslanden en ruigtes voorzien.
Door realisatie van geschikt habitat voor een satellietpopulatie van Kwartelkoning, wordt een robuuste kern van de verschillende graslandtypes, ruigtes en moeras gerealiseerd, waar kernpopulaties kunnen voorkomen van andere habitattypische soorten, die geringere oppervlaktebehoeftes hebben. Op die manier wordt ruimtebesparend gewerkt en kan zowel een voldoende grote kern van moeras- en graslandhabitats gerealiseerd worden, zodat het behalen van een gunstige staat van instandhouding voor deze habitats binnen het SBZ mogelijk is, maar wordt eveneens voor een deel invulling gegeven aan de G-IHD doelstellingen voor de Kwartelkoning.

Habitat - Nat grasland- en moeraslandschap
  • Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150)
    Nat grasland- en moeraslandschap
    3150 - Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : relicten
    Doel : Geen oppervlaktedoelstelling. Het terug voorkomen van het habitattype wordt nagestreefd.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud begeleidende soorten / streven naar sleutelsoorten van habitattype, zodat habitattype terug voorkomt in SBZ.

    habitat
  • Blauwgraslanden (6410)
    habitattype_naam
    Blauwgraslanden (6410)
    Nat grasland- en moeraslandschap
    6410 - Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (EU-Molinion), subtype veldrusgrasland
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 1 ha
    Doel : + 10 ha [*] , met als richtwaarde voor uitbreiding 4 ha.

    [*] Er wordt een complex van 30 – 45 ha soortenrijke graslanden tot doel gesteld, waarvan 10 ha tot het habitattype 6410 behoort. De resterende oppervlakte bestaat uit vegetatiekundig sterk aanleunende, maar regionaal belangrijke biotopen (RBB’s), zoals dotterbloemhooilanden en grote zeggenvegetaties. Deze oppervlaktedoelstellingen zijn deels ook in functie van de satellietpopulatie van Kwartelkoning.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede tot voldoende staat van instandhouding van subtype veldrusassociatie, waarbij de storingsindicatoren minstens in voldoende staat verkeren.

    habitat
  • Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    habitattype_naam
    Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
    Nat grasland- en moeraslandschap
    6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones, subtype natte ruigte
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 24 ha
    Doel : + 60 ha, met als richtwaarde voor uitbreiding 36 ha; voornamelijk in deelgebieden 6 Stropersbos, 8 vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeek en 12 Vinderhoutsebossen. Herstel van samenhangende hooiland- en moerascomplexen met hoge faunawaarde.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Een goede staat van instandhouding gekoppeld aan fauna-elementen (min. 30 ha per deelgebied) wordt nagestreefd in deelgebieden 8 Vallei Moervaart-Zuidlede. Voor de andere deelgebieden wordt een voldoende staat vooropgesteld.

    habitat
  • Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
    habitattype_naam
    Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
    Nat grasland- en moeraslandschap
    6510 - Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis), subtype Glanshavergraslanden (Arrhenaterion)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actueel : 35 ha
    Doel : + 91 ha , met als richtwaarde voor uitbreiding 35 ha; voornamelijk in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 8 vallei Moervaart-Zuidlede en 10 Zeverenbeekvallei. Versterking van hooiland- & moeraslandschap.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Een goede staat van instandhouding gekoppeld aan fauna-elementen (min. 30 ha per deelgebied) wordt nagestreefd in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld en 8 Vallei Moervaart-Zuidlede. Voor deelgebied 10 Zeverenbeekvallei wordt een voldoende staat vooropgesteld.

    habitat
Soorten - Nat grasland- en moeraslandschap
  • Kamsalamander
    Nat grasland- en moeraslandschap
    Kamsalamander
    Populatiedoelstelling

    Uitbouw duurzame populatie in goede staat van instandhouding ter hoogte van deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld (>50 adulte dieren, voortplanting van >50 larven of eieren). De doelstelling dient deels buiten de SBZ gerealiseerd te worden.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Goede staat van instandhouding met betrekking tot water- en landhabitat: uitbouw van minimum 2 complexen van meer dan 5 permanente kleine poelen (habitattype 3150), ingebed in een kleinschalig landschap met o.a. bos, ruigte en houtwallen binnen 300 m rond geschikte waterbiotopen.

    soort
  • Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger
    Nat grasland- en moeraslandschap
    Kleine dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger
    Populatiedoelstelling

    Behoud en uitbreiding van de bestaande populatie

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van de bestaande kwaliteit, behoud en uitbreiding van connectiviteit tussen de gebieden.

    soort
  • Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Nat grasland- en moeraslandschap
    Ruige dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Franjestaart, Watervleermuis
    Populatiedoelstelling

    Aanwezigheid van zomerkolonies van de soorten, met jaarlijks zwangere wijfjes en/of juvenielen in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 4 Bellebargie (Kwadebossen), 6 Stropersbos, 7 Heidebos, 8en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeekvallei, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Doel zomer:

    • Verhoging van habitatkwaliteit in de bossen.
    • Creatie geleidelijke bosranden, in het bijzonder nabij open waterpartijen.
    • Behoud en verbetering kwaliteit waterpartijen.

    De doelen worden gerealiseerd in het kader van doelen habitats 3130, 3150, 9120, 9160, 9190 en 91E0. Bijkomend aandacht voor behoud van bestaande verbindingen, en waar nodig uitbreiding van en verbinding tussen bossen en foerageergebieden, bv. verbinding tussen 1 Drongengoed-Maldegemveld / 3 Het Leen en Schipdonkkanaal.

    Doel winter:

    • Behoud, inrichten en verbeteren van winterverblijven (ijskelders, tunnels, bunkers, oud munitiedepot,…) in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 6 Stropersbos, 8 en 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 11 Bos van Ooidonkkasteel en 12 Vinderhoutse bossen.
    soort

Planten en dieren

Vooral op de heide in de bossen vind je nog zeldzame vogels zoals de nachtzwaluw en de boomleeuwerik, en ook vlinders zoals de aardbeivlinder en het groentje. Heel wat geschikte leefgebieden voor zeldzame dieren zijn in de loop van de twintigste eeuw verdwenen. Toch is het gebied Europees nog belangrijk voor soorten zoals de zwarte specht, de wespendief en verschillende vleermuizen. De kamsalamander komt enkel voor in Drongengoed. Typische dieren die voorkomen in de valleien zijn de blauwborst en de ijsvogel.

Habitattypes

Openstaande taakstelling

Gebied Naam
Zandig Vlaanderen Oost
/gebied/zandig-vlaanderen-oost
Gebied Referentie
zandig_vlaanderen_oost
ID
16
BE2300005